Bijl. no. 18. Bijlage no. 18. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. ARTIKEL 16. Geschillen. 1. Alle geschillen tusschen de gemeente en de con- cessionarisse, uit deze concessie voortspruitende, als mede alle geschillen, aangaande het onderwerp dezer concessie, waarin zij niet voorziet, zullen in hoogste ressort worden beslist door drie deskundigen, die naar billijkheid zullen rechtspreken en zelf de regelen der procedure vaststellen. 2. De gemeenteraad en de concessionarisse zullen ieder één der deskundigen benoemen, terwijl de benoe ming van den derde zal worden verzocht aan den Kan tonrechter te Leeuwarden of aan de rechterlijke autori teit die voor dezen in de plaats zal zijn getreden. 3. Binnen vier weken, nadat één der partijen de benoeming van een deskundige wenscht, zal de andere partij tot de benoeming moeten zijn overgegaan. Is dit niet geschied, dan zal ook van dezen deskundige de benoeming door de meest gereede partij worden ver zocht aan den Kantonrechter te Leeuwarden of aan de rechterlijke autoriteit die voor dezen in de plaats zal zijn getreden. 4. De deskundigen zijn bevoegd inzage te nemen van alle op den aanleg en de exploitatie betrekking heb bende boeken en bescheiden. 5. Het gemeentebestuur en de concessionarisse zijn verplicht aan de deskundigen alle in verband met het geschil gewenschte inlichtingen te verschaffen. 6. De kosten dezer arbitrage komen, zoo een der partijen uitdrukkelijk in het ongelijk wordt gesteld, ten laste van deze en worden anders door ieder der partijen voor de helft gedragen. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd 322 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. VASTSTELLING van onderscheidene verordeningen terzake van het openbaar slachthuis. Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. Nu het openbaar slachthuis eerlang zal worden ge opend, moeten de verordening op den keuringsdienst van vee en vleesch in de gemeente Leeuwarden (ge meenteblad 1922 no. 22 en 1923 no. 7) en de veror deningen tot heffing en op de invordering van keurloon in de gemeente Leeuwarden (gemeenteblad 1922 no. 27) zoodanige ingrijpende wijzigingen ondergaan, dat het wenschelijk is deze te doen vervallen en geheel nieuwe verordeningen vast te stellen. Tevens moet worden vastgesteld een verordening op het gebruik van het slachthuis zelf. Bovendien stellen wij U voor om gebruik te maken van de bevoegdheid welke wordt ver leend in artikel 4, eerste lid, sub 3, der Hinderwet om het oprichten, hebben of gebruiken van slachterijen en vilderijen van vee in deze gemeente te verbieden. Deze bedrijven zullen dan uit de gemeente verdwijnen en geconcentreerd worden in het slachthuis, overeenkom stig de bedoeling die bij de oprichting daarvan heeft voorgezeten. Voor de verduidelijking van de nieuwe bepalingen volgen hier enkele toelichtingen. ONTWERP-VERORDENING (I) op den keurings dienst van vee en vleesch. Art. 4. Dit artikel geeft aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid een overeenkomst met aangrenzende ge meenten aan te gaan, waarbij wordt toegestaan, dat aldaar gestorven of in nood gedoode dieren naar het slachthuis worden vervoerd ter verdere afslachting, keuring en, eventueel, vernietiging. Art. 8, le lid. a. In art. 9 der wet is bepaald, dat vleesch, dat ge keurd is volgens de bepalingen van deze wet of van de Veewet, bij een hoeveelheid van ten hoogste 5 K.G. zonder nader onderzoek in een andere gemeente mag worden ingevoerd, mits het niet bestemd is voor vleesch- verkoopers. g. Verschillende slagers buiten de gemeente woon achtig leveren vleesch aan inwoners der stad. Om nu te bevorderen, dat deze slagers op het slachthuis zullen komen slachten, is deze bepaling gemaakt, waardoor hun dan de moeite bespaard blijft met iedere hoeveel heid bestellingen boven de 5 K.G. naar het abattoir te moeten gaan om het aldaar eerst te laten keuren. Art. 10. Voor een goede controle is het noodig, dat ingevoerd vleesch, c. q. vleeschwaren, van een apart stempelmerk worden voorzien. Het bestaande stempelmerk is in vele gevallen te groot b.v. voor het stempelen van worsten. Art. 14. Bekend is dat het vleesch van gestorven of in nood gedoode dieren steeds het meeste gevaar oplevert voor de consumenten. Vandaar de eisch, dat al deze dieren naar het abattoir moeten worden vervoerd, al waar ze aan een nauwgezet onderzoek kunnen worden onderworpen. Door nu te bepalen, dat bij afkeuring terugbetaling der verschuldigde rechten plaats vindt (art. 8 ontwerp 111/?), wordt de schade voor den eigenaar niet opnieuw vergroot, wat minder fraude tot gevolg zal hebben. De in het tweede lid bedoelde dieren zijn niet aan keuring onderworpen, maar moeten zonder onderzoek worden vernietigd. Om deze vernietiging op de juiste wijze te doen plaats hebben, wordt ook van deze cate gorie dieren overbrenging naar het abattoir geëischt. De hier bedoelde dieren zijn: doodgeboren dieren, onge boren vruchten, gestorven eenhoevige dieren en run deren, welke jonger zijn dan zeven dagen, en gestorven schapen, geiten en varkens, welke jonger zijn dan dertig dagen. Art. 16. Om meer zekerheid te geven aan den aanvrager der herkeuring, dat zijn slachtdier op de juiste wijze wordt beoordeeld, zijn thans twee deskundigen daarmee belast, waarvan één wordt benoemd door den aanvrager zelf. Art. 26. De in art. 19 der wet bedoelde inrichtingen zijn: Slachterijen, vleeschwinkels, bewaarplaatsen van vleesch, vleeschwarenfabrieken, vilderijen, penserijen, drogerijen, rookerijen, zouterijen van dierlijke stoffen, vetsmelterijen en inrichtingen bestemd tot bewaring of verwerking van bloed en dierlijken afval. Art. 34. Van het hier aan Burgemeester en Wethouders ge geven recht zal natuurlijk niet dan na herhaalde over treding (en) gebruik worden gemaakt. Toch is het een uitstekende rem voor velen, die het met de hygiëne anders niet zoo nauw nemen. ONTWERP-VERORDENING (IIIu) op het heffen der rechten. Art. 3. II. Dit tarief is bestemd om te worden geheven van grossiers in levend slachtvee, die dus dit vee op het terrein van het slachthuis te koop aanbieden en daar voor geen gebruik maken van de stallen. Het slachthuis terrein fungeert dan als markt. Als vergoeding daarvoor is dit recht bedoeld. III. In de slachtrechten zijn direct begrepen de rech ten voor het gebruik van voorkoelhuis en koelhuis. Deze wijze van heffen biedt de meeste zekerheid, dat het bedrijf kan rendeeren, daar bekend zijn de totale uitgaven en het aantal slachtingen, zoodat door een een voudige berekening blijkt hoeveel per stuk vee geheven moet worden om een sluitende exploitatierekening te verkrijgen. Bovendien is deze methode billijker dan de andere, waarbij de koelcellen worden verhuurd. In dit laatste geval bedragen n.l. de huren steeds veel minder dan de kosten aan het koelen verbonden. Hier zou b.v. de vierkante meter koelceloppervlakte 124.moeten opbrengen aan huur om de kosten van het koelhuis c.a. te kunnen dekken. Tegen een dergelijken prijs kan men echter geen enkele cel verhuren. De huren varieeren bij de verschillende slachtplaatsen van 25.tot 80. per Al2. per koelperiode. Bij een gemiddelde huur van 60.per M-'. en rekening gehouden met het bekende feit, dat vrijwel steeds, speciaal in den aanvang, indien de grootc voordeelen van het bewaren van het vleesch in het koelhuis nog niet voldoende tot de slagers zijn doorgedrongen, een gedeelte onverhuurd blijft, blijkt dus, dat ongeveer i/3 van de kosten van het koelhuis zal worden ontvangen uit de celhuur; 2/3 moet dus wor den verhaald op de slachtrechten, zoodat de verhooging daarvan dan inplaats van 2.50 ongeveer 1.75, of beter nog, om meer zekerheid te krijgen voor een slui tende exploitatierekening, 2.zou moeten bedragen. Voor een verschil van ruim 0.50 heeft dus thans de slager het vrije gebruik van een cel en betaalt niet hij, die geen cel huurt, een groot gedeelte mee voor hetgeen een huurder aan huur te weinig opbrengt. 323

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 158