I H i;( ii; Bijl. no. IS. derbuikstreek, de navelstreek, het midden van de rug, het midden van de achterste rib, het midden van de buitenribwand, de naborst, de schoft, de schouder, het middenribstuk, de boegstreek, de voorborst, de voor schenkel, de nek, twee plaatsen van de hals, twee plaat sen van de reuzel, twee plaatsen van de binnenribwand; d. voor wat betreft veulens, kalveren, schapen, bok ken, geiten, biggen en lammeren: Op elke lichaamshelft op: de achterschenkel, de platte bil, de lenden, het staart stuk, de bovenbil, de navelstreek, het midden van de achterste rib, het midden van de rug, het midden van de buitenribwand, de borst, de schoft, de schouder, de hals, de voorschenkel, de twee ondervoeten, een plaats van de binnenbuikwand, een plaats van de binnenrib wand; e. bij alle dieren op: de beide kophelften, de tong, het hart, de longen, de lever, de milt, de nieren, de krans, het net, de nier bedden, de maag (magen). 2. Ingevoerd vleesch wordt op de in het le lid aan gegeven plaatsen van het stempelmerk voorzien, of, zoo dit niet mogelijk is, op door den Directeur te bepalen plaatsen. 3. Op de in de gemeente ingevoerde vleeschwaren worden tenminste twee merken aangebracht aan een of meer der zijwanden, en wel zoodanig dat, wanneer deze vleeschwaren naar het plaatselijk gebruik worden aan gesneden, ook op de zijwand van het laatste derde deel nog een merk aanwezig is. Artikel 25. Onverminderd het bepaalde bij art. 219 van het Wet boek van Strafrecht is het verboden de op vleesch en vleeschwaren aangebrachte stempelmerken of kentee- kenen na te maken, te vervalschen, onkenbaar te maken, te verwijderen of op vleesch en vleeschwaren stempel merken of kenteekenen aan te brengen zonder daartoe gerechtigd te zijn. Artikel 26. 1. Het is den vleeschverkooper verboden vleesch te bewaren, te bewerken, te doen bewerken, te verkoopen of te doen verkoopen op een plaats, niet zijnde een in richting als bedoeld in art. 19 der wet. 2. Dit verbod geldt niet voorzoover door hem aan nemelijk wordt gemaakt dat het vleesch bestemd was voor gebruik door hem of zijn gezin. Artikel 27. Het is aan vleeschverkoopers verboden vleesch of vleeschwaren uit te stallen, te koop te stellen, neer te leggen of op te hangen buiten of voor hunne winkels of woningen of op den openbaren weg. Artikel 28. Het is verboden gesteriliseerd vleesch en vleesch be stemd voor den „verkoop in het klein onder toezicht" onderscheidenlijk bedoeld in artt. 56 en 59 van het Ko ninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285. elders te verkoopen dan in het daarvoor bestemde lokaal van het slachthuis en op andere dan de door den Di recteur daarvoor aan te geven tijdstippen. Artikel 29. 1. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 19 en 47 der wet is hij, die op den dag van het in werking treden dezer verordening het bedrijf van vleeschverkooper uitoefent, verplicht binnen een maand 330 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. na dien dag daarvan schriftelijk aangifte te doen bij den Directeur. 2. Hij, die in de gemeente het bedrijf van vleesch verkooper aanvangt, verplaatst of uitbreidt, is verplicht daarvan ten minste 2 dagen tevoren schriftelijk aangifte te doen bij den Directeur. 3. De in het le en 2e lid genoemde aangifte moet bevatten den naam en de woonplaats van den vleesch verkooper, alsmede eene duidelijke aanduiding van het perceel of de perceelen en van het lokaal of de lokalen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend, of voorzooveel het 2e lid betreft waarin het zal worden uitgeoefend, een en ander ongeacht den duur dier uitoefening. 4. Van elke gedane kennisgeving wordt door of na mens den Directeur een schriftelijk bewijs verstrekt. Artikel 30. 1. Het is verboden vleesch buiten het slachthuis te vervoeren anders dan: a. in geheel gesloten, zindelijke vervoer- of draag- middelen; b. in open zindelijke vervoer- of draagmidclelen, doch dan geheel bedekt met zindelijke lichtgekleurde kennelijk uitsluitend voor dit doel bestemde bedekkings middelen. 2. Onverminderd het bepaalde in het le lid is het verboden onverpakt vleesch te dragen, tenzij de drager gekleed is in zindelijke kleeding en zindelijke handen heeft. 3. Onverminderd het bepaalde in het le en 2e lid is het verboden onverpakt vleesch op schouder of rug te dragen, tenzij het hoofd van den drager zoodanig met een zindelijke doek of kap is bedekt, dat het vleesch niet met het hoofd of hals in aanraking kan komen en het vervoer geschiedt: a. rechtstreeks naar de plaats van bestemming van een zich vlak daarvoor bevindend vervoermiddel; b. binnen het slachthuis of bij vleeschverkoopers in gebruik zijnde lokalen. 4. Het is verboden bloed te vervoeren anders dan in geheel gesloten reine bussen, flesschen of vaten. Artikel 31. Onverminderd het bepaalde bij artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden de in art. 32 bedoelde ambtenaren in het uitoefenen van hunne werk zaamheden of plichten ter uitvoering van deze veror dening te hinderen of te bemoeilijken. Artikel 32. Met het opsporen van overtredingen, bij deze veror dening strafbaar gesteld, zijn belast de ambtenaren, be doeld in artikel 44 der wet. Artikel 33. Overtreding van een der bepalingen van de artt. 3, 4, 5, 2e lid, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 20, 25, 26, 27, 28. 29, 30 en 31 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Bovendien kan de rechter de verbeurdverklaring uit spreken van de voorwerpen, waarmede de overtreding is gepleegd, voorzoover zij den veroordeelde toebe- hooren. Artikel 34. Bij eene veroordeeling wegens overtreding van een der bepalingen der artt. 11, 26, 27 en 30 kunnen Burgemeester en Wethouders, nadat de veroordeeling onherroepelijk is geworden, of de opgelegde boete is 331

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 162