Bijl. no. 28. Bijlage no. 28. Id 4 I I Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. WIJZIGING van verordeningen betreffende het onderwijs aan de gemeentelijke bewaar scholen. Aan den Gemeenteraad. Den 20en December 1921 werd door Uwe Vergadering besloten tot het opheffen van de bewaarscholen als standenscholen en de invoering van een evenredig schoolgeld voor die scholen. Als gevolg hiervan moeten de betrekkelijke verorde ningen eene wijziging ondergaan, welke noodzakelijk heid bij de verordening op de schoolgeldheffing heeft moeten leiden tot den opzet van een geheel nieuw ont werp. Nu de verordeningen toch gewijzigd moeten worden, zijn daarin tevens nog andere, in de practijk wenschelijk gebleken, veranderingen aangebracht, welke hieronder mede de noodige toelichting vinden. ONTWERP I. Art. 2. Nu de scholen niet meer in klassen zijn ver deeld, dient de aanduiding daarvan op eene andere wijze te geschieden, hetwelk gevoegelijk aan Burgemeester en Wethouders zou kunnen worden overgelaten. Art. 5. De wijziging van het tweede lid is een ge volg van den in het leven geroepen gemeentelijken cursus tot opleiding van bewaarschoolonderwijzeressen. In het derde lid zijn de woorden „eerste onderwijzeres" vervangen door „plaatsvervangend hoofdonderwijzeres", omdat zulks meer in overeenstemming met de werke lijkheid is. Art. 6. De woorden „op de voor ieder geval door hen te bepalen belooning" in het laatste lid van artikel 6 moeten vervallen in verband met het voorgestelde nieuw artikel 12. Art. 7. De woorden „die haar zeventiende levensjaar hebben voleindigd" in het laatste lid van dit artikel kunnen vervallen, omdat de leerlingen uit het hoogste leerjaar van den daarbij bedoelden cursus dien leeftijd steeds bereikt hebben. Zie verder de toelichtingen bij artikel 5. Art. 8. De woorden „Haar wordt, naar gelang van de behoefte, door Burgemeester en Wethouders de school aangewezen, waar zij werkzaam zullen zijn" in het tweede lid van dit artikel kunnen, als overbodig, vervallen. Art. 10. In de laatste jaren zijn meermalen verzoeken ingekomen van onderwijzend personeel om bij huwelijk in hare betrekking te worden gehandhaafd. Wat vroeger waarschijnlijk als eene uitzondering werd beschouwd, is in den laatsten tijd meer algemeen regel geworden, eene omstandigheid, waaraan de betere salarieering van den laatsten tijd waarschijnlijk niet vreemd is. Wij achten dezen toestand minder gewenscht, waarom de schrapping van het 4e lid is voorgesteld. Art. 11 (oud). Dit artikel kan vervallen in verband met het bepaalde bij het le lid van artikel 2 der veror dening, houdende bepalingen omtrent de orde en tucht op de gemeentelijke bewaarscholen (gemeenteblad no. 21 van 1922). Bedoeld lid luidt als volgt: „De onderwijzeressen, kweekelingen en oppasters zijn gehouden de door de hoofdonderwijzeressen in het be lang van het onderwijs gegeven voorschriften na te leven." Art. 12 (nieuw). Tot dusver is het bepalen van de belooning van tijdelijk personeel ingevolge het laatste lid van artikel 6 (oud) aan ons. Wij vinden het evenwel beter deze belooning thans in de verordening vast te leggen en stellen U daarom voor deze, overeenkomstig den steeds door ons gevolgden regel, te bepalen op de in artikel 116 (nieuw) vermelde minimum-jaarwedde. Art. 13 (oud 12bis). De woorden „hoofdonderwij zeres of" in dit artikel moeten vervallen, omdat in artikel 7 geëischt wordt dat een hoofdonderwijzeres bij benoe ming den leeftijd van tenminste drie en twintig jaar moet hebben bereikt, terwijl de toegevoegde woorden „en de in artikel 12 bedoelde belooningen" een gevolg zijn van het opgenomen nieuw artikel 12. Art. 14 (oud 13). Overeenkomstig den steeds door ons gevolgden regel, waartoe het laatste lid van artikel 6 (oud) ons de bevoegdheid gaf, stellen wij voor eene bepaling op te nemen (laatste lid van artikel 14) dat de in dat artikel bedoelde toelagen niet worden genoten door het tijdelijk personeel. Art. 15 (oud 14). De voorgestelde wijzigingen in het eerste lid van dit artikel behoeven geen nadere toe lichting. Het derde en vierde lid zijn in overeenstemming ge bracht met de daarvoor geldende bepalingen aan andere inrichtingen van onderwijs. Art. 16 (oud 15). Tot dusver bevat de verordening geen voorschriften voor het verleenen van verlof tot af wezigheid wegens bevalling. In die gevallen werd door ons verlof toegestaan overeenkomstig de daarvoor gel dende regelen voor het onderwijzend personeel bij het openbaar lager onderwijs (rijks-regeling). Het komt ons daarom wenschelijk voor in de verordening vast te leg gen dat de betrekkelijke rijksregeling, ook wat de ziekte verloven betreft, op dit personeel van toepassing wordt verklaard. Art. 17 (oud 16). Het derde lid is in overeen stemming gebracht met artikel 50 der verordening op het openbaar lager onderwijs (gemeenteblad no. 22 van 1923). Door de Commissie voor de gemeentelijke bewaar scholen wordt nog in overweging gegeven de wijziging van dit lid in dien zin aan te vullen, dat bij overlijden van een kostwinster de jaarwedde tot en met de loopende maand wordt uitbetaald, dit ter beoordeeling van Bur gemeester en Wethouders. Wij merken evenwel op dat bij Uw besluit van 25 Mei 1920 no. 255r/126 werd be sloten de bepalingen van artikel 42 van het Werklieden reglement en in voorkomende gevallen ook andere daar voor in aanmerking komende bepalingen van dat regle ment, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders van toepassing te verklaren op de ambtenaren in dienst der gemeente Leeuwarden, totdat hunne rechtspositie definitief zal zijn geregeld. Bedoeld artikel 42 luidt als volgt: „Bij besluit van Burgemeester en Wethouders wordt aan de weduwe van een overleden werkman of aan zijn minderjarige ouderlooze kinderen of aan zijn ouders, in dien hij hun eenige kostwinner was, na het overlijden een bedrag ineens gelijk aan drie maanden loon of ziekengeld van de week van overlijden toegekend, ver minderd met de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 23, le lid 2° der Ongevallenwet 1901". De Commissie zal dit nog altijd geldend besluit waar schijnlijk ontgaan zijn. In verband hiermede stellen wij U voor in artikel 17 als laatste lid een soortgelijke bepaling op te nemen die eveneens wordt aangetroffen in artikel 60 der voren- aangehaalde verordening op het openbaar lager onder wijs. 393

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 192