Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924.
Art. 13.
Boven de jaarwedden in het vorige artikel bepaald
wordt een jaarlijksche toelage toegekend:
I. aan de hoofdonderwijzeressen van 50.voor
het bezit van een der diploma's A of B voor handenar
beid, afgegeven door de vereeniging voor handenarbeid;
II. aan de onderwijzeressen:
a. van 200.voor het bezit van de akte als be-
waarschoolhouderes (akte B);
b. van 50.- voor het bezit van een der diploma's
A of B voor handenarbeid, afgegeven door de vereeni
ging voor handenarbeid;
c. van 50.bij aanwijzing als eerste onder
wijzeres.
Art. 14.
De verhoogingen van jaarwedden, ingevolge artikel
12, en de toekenning der toelagen, ingevolge artikel 13,
geschieden door Burgemeester en Wethouders.
Dit college is bevoegd eene periodieke verhooging
niet toe te kennen, indien de hoofdonderwijzeres of de
onderwijzeres, die voor verhooging in aanmerking
komt, geen voldoende blijken van geschiktheid, ijver en
toewijding mocht hebben gegeven. Van het niet toe
kennen der verhooging wordt aan de belanghebbende
mededeeling gedaan. Deze kan binnen een maand na
dat de beslissing van Burgemeester en Wethouders te
harer kennis is gebracht, bij den Raad beroep instellen.
Behoudens toepassing van het tweede lid, gaat elke
verhooging van jaarwedde in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is
Verkregen.
De toelagen, bedoeld in artikel 13, onder I en II a en b
gaan in met den eersten dag der maand, volgende op
die, waarin daarop aanspraak is verkregen; de toelage
bedoeld onder II c van dat artikel, met den dag, waarop
de belanghebbende als eerste onderwijzeres optreedt.
Art. 15.
Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders om
verlof tot afwezigheid wegens ziekte door een hoofd
onderwijzeres, een onderwijzeres of een oppasster wordt
tevens eene geneeskundige verklaring overgelegd, waar
uit blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid ver
hinderd is hare betrekking waar te nemen.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie
maanden of wanneer het overigens door Burgemeester
en Wethouders wordt gevorderd, hervat de betrokkene
hare werkzaamheden niet eerder dan na inzending aan
Burgemeester en Wethouders van eene geneeskundige
verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting kan worden
toegelaten met het oog op de belangen zoowel van het
onderwijs als van de betrokkene zelve en van de leer
lingen.
Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte worden
gedurende het eerste jaar na den datum, welke in het
besluit, waarbij verlof is verleend, als aanvang daarvan
is vastgesteld, de jaarwedde en de toelagen geheel uit
betaald; gedurende het tweede jaar wordt op de jaar
wedde en de toelagen ingehouden hetgeen in dien tijd
besteed is aan de waarneming van den dienst; over den
verderen duur van het verlof worden de jaarwedden en
de toelagen geheel ingehouden.
De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te hebben
vooitgeduurd, indien binnen twee maanden, nadat de
Art. 14.
Boven de jaarwedden in artikel 11 bepaald wordt
eene jaarlijksche toelage toegekend:
I. aan de hoofdonderwijzeressen van 50.-voor
het bezit van een der diploma's A of B voor handen
arbeid, afgegeven door de vereeniging voor handenar
beid;
II. aan de onderwijzeressen:
a. van 200.-voor het bezit van de akte als be-
waarschoolhouderes (akte B);
b. van 50.voor het bezit van een der diploma's
A of B voor handenarbeid, afgegeven door de veree
niging voor handenarbeid;
c. van 50.bij aanwijzing als plaatsvervangend
hoofdonderwijzeres.
Dit artikel is niet van toepassing op het bij het laatste
lid van artikel 6 bedoeld tijdelijk personeel.
Art. 15.
De verhoogingen en verminderingen van jaarwedden,
ingevolge de artikelen 11 en 13 en de toekenning der
toelagen ingevolge artikel 14, geschieden door Burge
meester en Wethouders.
Dit college is bevoegd eene periodieke verhooging
niet toe te kennen, indien de hoofdonderwijzeres of de
onderwijzeres, die voor verhooging in aanmerking komt,
geen voldoende blijken van geschiktheid, ijver en toe
wijding mocht hebben gegeven. Van het niet toekennen
der verhooging wordt aan de belanghebbende mede
deeling gedaan. Deze kan binnen een maand nadat de
beslissing van Burgemeester en Wethouders te harer
kennis is gebracht, bij den Raad beroep instellen.
Behoudens toepassing van het tweede lid, gaat elke
verhooging van jaarwedde in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin de diensttijd is vol
bracht, tenzij de diensttijd op den eersten dag der maand
volbracht zij; in dat geval gaan zij op dien datum in.
De toelagen, bedoeld in artikel 14, onder I en II a en b
gaan in met den eersten dag der maand, volgende op
die, waarin daarop aanspraak is verkregen, tenzij de
akte of het diploma op den eersten dag der maand ver
kregen zij; in 'dat geval gaan de toelagen op dien dag
in; de toelage, bedoeld onder IIc van dat artikel, met
den dag, waarop de belanghebbende als plaatsvervan
gend hoofdonderwijzeres optreedt.
Art. 16.
Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders om
verlof tol afwezigheid wegens ziekte door een hoofd
onderwijzeres, een onderwijzeres of een oppasster wordt
tevens eene geneeskundige verklaring overgelegd, waar
uit blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid ver
hinderd is hare betrekking waar te nemen.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie
maanden of wanneer het overigens door Burgemeester
en Wethouders wordt gevorderd, hervat de betrokkene
hare werkzaamheden niet eerder dan na inzending aan
Burgemeester en Wethouders van eene geneeskundige
verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting kan wor
den toegelaten met het oog op de belangen zoowel van
het onderwijs als van de betrokkene zelve en van de
leerlingen.
Aan
a. het onderwijzend personeel zal bij verlof tot af
wezigheid wegens ziekte eene jaarwedde of belooning
worden uitgekeerd;
b. de gehuwde vast aangestelde hoofdonderwijzeres
of onderwijzeres, die hare bevalling tegemoet ziet, wordt
een verlof tot afwezigheid verleend en eene jaarwedde
toegekend,
overeenkomstig de regelen, welke daarvoor van rijks
wege zijn of worden getroffen voor het onderwijzend
personeel bij het openbaar lager onderwijs.
398
Vu
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. Bijl. no. 28.
werkzaamheden hervat zijn, opnieuw wegens ziekte
verlof wordt verleend.
De termijn van twee maanden wordt door de vacanties
opgeschort.
Art. 16.
De uitbetaling van de jaarwedden en de toelagen ge
schiedt per maand, telkens voor een twaalfde gedeelte.
Bij ontslag geschiedt de uitbetaling tot en met den
dag van aftreding.
Bij overlijden wordt de loopende maand voluit be
taald.
Art. 17.
De uitbetaling van de jaarwedden en de toelagen ge
schiedt per maand, telkens voor een twaalfde gedeelte.
Bij ontslag geschiedt de uitbetaling tot en met den dag
van aftreding.
Bij overlijden wordt de jaarwedde tot en met den dag
van overlijden uitbetaald.
Aan de minderjarige ouderlooze kinderen van een
overleden onderwijzeres, aan hare ouders en aan den
weduwnaar wordt, in de beide laatste gevallen slechts
indien zij eenige kostwinster was, na het overlijden eene
gratificatie ineens uitbetaald, gelijk aan de op het tijd
stip van overlijden genoten jaarwedde over het tijdvak
van drie maanden.
Art. 17.
De toelating der kinderen geschiedt met den lsten
Januari, den lsten April, den lsten Juli en den lsten
October.
Om bijzondere redenen kan hierop door Burgemeester
en Wethouders, de betrokken hoofdonderwijzeres ge
hoord, uitzondering worden toegelaten.
Art. 18.
Zij, die voor hunne kinderen of pupillen toelating tot
de gemeentelijke bewaarscholen verlangen doen daartoe
ten minste acht dagen te voren aangifte bij de hoofd
onderwijzeres der school, waar zij plaatsing zouden
wenschen.
Art. 18.
De toelating der kinderen geschiedt op den dag, vol
gende op dien waarop de zomervacantie is geëindigd.
Tusschentijds kunnen kinderen worden toegelaten in
dien de ruimte zulks toelaat.
Art. 19.
Zij, die kinderen verlangen toegelaten te hebben, doen
daartoe aangifte ter secretarie in de maand Juni, op door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen en door
middel van een of meer dagbladen tijdig bekend te
maken dagen en uren.
Bij de aangifte kan worden opgegeven de school waar
men de kinderen bij voorkeur ziet geplaatst.
Na afloop van den termijn van aangifte wordt met in
achtneming voor zooveel mogelijk van het te kennen
gegeven verlangen de plaatsing der kinderen op de
onderscheidene scholen door Burgemeester en Wet
houders geregeld, waarbij de regel zal worden gevolgd
dat de dichtst bij een school wonende kinderen zullen
voorgaan bij hen die verderaf of in een ander stadsdeel
wonen.
Tusschentijds kunnen de kinderen van de eene school
naar de andere worden overgeplaatst, met dien ver
stande, dat kinderen, die verderaf of in een ander
stadsdeel wonen en die om een bijzondere reden niet
op de dichtstbij gelegen school zijn geplaatst, het recht
behouden de school waarop zij zijn toegelaten ge
durende den geheelen leertijd te blijven bezoeken.
Art. 19.
De toelating geschiedt door Burgemeester en Wet
houders.
Bij toelating tot de scholen der tweede en derde klasse
wordt zooveel mogelijk gelet op de woonplaats der
ouders, voogden of verzorgers der kinderen en op de
beschikbare ruimte.
Ten blijke der toelating wordt aan hen, die haar ge
vraagd hebben, een schriftelijk bewijs verstrekt.
Ongewijzigd.
Art. 20.
Art. 21.
Met uitzondering van den Zondag, den tweeden
Paasch-, den tweeden Pinksterdag, den Hemelvaartsdag,
de beide Kerstdagen en den Nieuwjaarsdag, wordt iede-
ren dag school gehouden van 's voormiddags 9 tot 11 y2
en van 's namiddags 2 tot 4 uur. 's Woensdags- en
Zaterdagsmiddags wordt geen school gehouden.
Art. 20.
De leermiddelen worden door de gemeente verstrekt.
Art. 21.
Buiten de vacantiën wordt eiken werkdag school ge
houden:
a. des voormiddags van 9 tot 111/2 uur;
b. des namiddags van 2 tot 4 uur, met uitzondering
van het tijdvak van 15 November tot 1 Februari, ge-
399