Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. Art. 8. Ongewijzigd. Art. 9. Zij dient Burgemeester en Wethouders van bericht en raad, na de hoofdonderwijzeres der betrokken school te hebben gehoord, omtrent: de aanwijzing als eerste onderwijzeres; het getal aan de bewaarscholen te verbinden onder wijzeressen; de benoeming van onderwijzeressen en de aanwijzing van de scholen, waar dezen zullen werkzaam zijn; de aanstelling van tijdelijk personeel; de benoeming van oppassters. Art. 10. Zij beslist over de toelating, de verplaatsing en de intrekking der toelating van kweekelingen. Art. 11. Zij kan aan het onderwijzend personeel en aan de kweekelingen verlof tot afwezigheid geven voor ten hoogste vier dagen. Art. 12. De voorstellen, bedoeld bij het tweede lid van art. 17 der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen, worden aan haar gericht en worden op haar voorstel afgedaan. Art. 13. Voor de toelating van kinderen tot de gemeentelijke bewaarscholen dient zij een schriftelijk voorstel in bij Burgemeester en Wethouders. Art. 14. Op haar voordracht geschiedt de bepaling van: 1°. het tijdstip van de jaarlijksche openbare lessen; 2°. den duur der vacantiën. Deze voordracht wordt ten minste veertien dagen te voren schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders in gediend. Art. 15. Zij wordt door Burgemeester en Wethouders gehoord in de gevallen, bedoeld bij artikel 9, artikel 10, artikel 14, 2e lid, en omtrent de regeling, bedoeld bij artikel 23 en de bepalingen, bedoeld bij artikel 24 der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen, en voorts zoo dik wijls Burgemeester en Wethouders dit noodig oordeelen. De toepassing van artikel 7, laatste lid, en van art. 14, le lid, dier verordening geschiedt op haar voorstel. In de gevallen, bedoeld bij artikel 14, le en 2e lid, der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen, dient zij Burgemeester en Wethouders, wanneer het eene onderwijzeres betreft, niet van bericht en raad dan na de hoofdonderwijzeres der betrokken school te heb ben gehoord. Harerzijds is zij bevoegd aan Burgemeester en Wet houders voorstellen te doen betreffende de in het eerste Art. 8. Zij is belast met het onderzoek van de candidaten, bedoeld bij het derde lid van artikel 6 der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen, indien dit onderzoek wordt voorgeschreven. Zij kan zich daarbij door een of meer deskundigen doen bijstaan. Zij dient, hetzij dit onderzoek al dan niet wordt in gesteld, Burgemeester en Wethouders van advies om trent de door hen krachtens genoemd artikel aan den Raad in te dienen voordrachten. Art. 9. Zij dient Burgemeester en Wethouders van bericht en raad, na de hoofdonderwijzeres der betrokken school te hebben gehoord, omtrent: de aanwijzing als plaatsvervangend hoofdonderwij zeres; het getal aan de bewaarscholen te verbinden onder wijzeressen; de benoeming van onderwijzeressen en de aanwijzing van de scholen, waar dezen zullen werkzaam zijn; de benoeming van de oppassters. Art. 10. Op haar voordracht geschiedt de bepaling van het tijdstip van de jaarlijksche openbare lessen. Deze voordracht wordt ten minste veertien dagen te voren schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders in gediend. Art. 11. Zij wordt door Burgemeester en Wethouders gehoord in de gevallen bedoeld bij artikel 9, artikel 10, artikel 15, 2e lid, en omtrent de bepalingen, bedoeld bij artikel 24 der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen en voorts zoo dikwijls Burgemeester en Wethouders dit noodig oordeelen. In de gevallen, bedoeld bij artikel 15, 2e lid, der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen, dient zij Burgemeester en Wethouders, wanneer het eene on derwijzeres betreft, niet van bericht en raad dan na de hoofdonderwijzeres der betrokken school te hebben gehoord. Harerzijds is zij bevoegd aan Burgemeester en Wet houders voorstellen te doen betreffende de in het eerste lid van dit artikel genoemde punten en geeft zij aan dat college schriftelijk kennis van alles, wat haar in het 402 H 4H >.j>cr7rr' wrv lid van dit artikel genoemde punten en geeft zij aan dat college schriftelijk kennis van alles, wat haar in het be lang van het voorbereidend onderwijs op de gemeen telijke bewaarscholen noodig of wenschelijk voorkomt. Art. 16. Jaarlijks vóór den 15en Juli zendt zij aan Burge meester en Wethouders eene begrooting van de uitga ven, in het volgende jaar voor de gemeentelijke bewaar scholen vereischt, hieronder niet begrepen de kosten van onderhoud der gebouwen, van onderhoud en ver nieuwing van schoolmeubelen en van brandstoffen. Zij voegt hieraan toe eene opgave der haar bekende gebreken aan gebouwen en schoolmeubelen, die in het volgende jaar voorziening eischen. Art. 17. Vorderen de bedoelde gebreken onmiddellijk voor ziening met het oog op de reinheid der lokalen, dan geeft zij hiervan schriftelijk kennis aan den directeur der gemeentewerken. Art. 18. Zij houdt een nauwkeurig toezicht op het gebruik van de gebouwen, schoolmeubelen en brandstoffen. De leermiddelen worden alléén verstrekt op een be wijs van den betrokken schoolcommissaris. Art. 19. Zij houdt een nauwkeurig toezicht op de hoedanigheid en het gebruik der geleverde leermiddelen. Art. 20. Zij zendt na afloop van ieder halfjaar de rekeningen der leermiddelen, voorzien van de goedkeuring van den secretaris, aan Burgemeester en Wethouders. Art. 21. Zij kan door Burgemeester en Wethouders worden gemachtigd om te voorzien in de aanschaffing of het onderhoud der schoolmeubelen. In dat geval geldt voor de rekeningen het voorschrift van het vorige artikel. Op gelijke wijze wordt gehandeld met alle andere verstrekkingen, waarvoor de zorg door Burgemeester en Wethouders aan de commissie mocht worden opge dragen. Zij bezoekt de gemeentelijke bewaarscholen ten minste twee malen 's jaars, hetzij gezamenlijk, hetzij door de in artikel 5 bedoelde leden; ziet toe, dat de verordeningen op deze scholen stipt worden nageleefd; houdt aanteekening van het onderwijzende personeel, van het getal leerlingen en van den toestand van het onderwijs en doet jaarlijks vóór den len Maart aan Burgemeester en Wethouders een beredeneerd verslag van dien toestand. belang van het onderwijs op de gemeentelijke bewaar scholen noodig of wenschelijk voorkomt. Art. 12. Zij houdt een nauwkeurig toezicht op het gebruik van de gebouwen, schoolmeubelen en brandstoffen. Art. 13. Zij bezoekt de gemeentelijke bewaarscholen ten minste twee malen 's jaars, hetzij gezamenlijk, hetzij door de in artikel 5 bedoelde leden; ziet toe, dat de verordeningen op deze scholen stipt worden nageleefd; houdt aanteekening van het onderwijzende personeel, van het getal leerlingen en van den toestand van het onderwijs en doet jaarlijks vóór den len Maart aan Burgemeester en Wethouders een beredeneerd verslag van dien toestand. Art. 14. Deze verordening wordt geacht met den lsten Sep tember 1924 in werking te zijn getreden. Met dat tijdstip vervalt de verordening, regelende den werkkring van 'de vaste raadscommissie voor de ge meentelijke bewaarscholen, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 December 1902 (gemeenteblad no. 22), zooals die nader is gewijzigd bij raadsbesluit van 25 April 1916 (gemeenteblad no. 19). Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 403

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 197