Bijl. no. 8.
Bijlage no. 8.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
en Wethouders, de gebruikte boeken in eigendom be
houden.
III.
In de artikelen 22, 23 en 24 worden de woorden
„Binnenlandsche Zaken" vervangen door „Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen".
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd
320
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
WIJZIGING van de verordening
a. regelende de jaarwedden der leeraren,
enz. aan de gemeentelijke hoogere burger
en hoogere handelsschool (gemeenteblad
no. 8 van 1922);
b. regelende de jaarwedden der docenten
aan de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes (gemeentebladen 1918 no. 8,
1919 no. 27, 1920 no. 39, 1921 no. 49 en
1923 no. 21).
Aan den Gemeenteraad.
Het laatste lid van artikel 5 der boven onder a aan
gehaalde verordening luidt als volgt:
„Ingeval een leeraar belast is met het onderwijs aan
verschillende scholen, wordt voor de berekening van de
bezoldiging, in verband met het aantal lesuren, de jaar-
weddenregeling voor die inrichting, welke voor den
leeraar het gunstigste is, tot grondslag genomen."
Een soortgelijke bepaling, hoewel van minder posi
tieve strekking, behelst het voorlaatste lid van artikel 2
der hiervoren onder b vermelde verordening. Dit lid
zegt het volgende:
„Bij benoeming van docenten, bedoeld onder b van
artikel 1, wordt, wanneer zij gelijktijdig aan een andere
inrichting van onderwijs werkzaam zijn, voor de bere
kening van de bezoldiging eene der jaarweddenrege-
lingen voor die inrichtingen tot grondslag genomen."
De salarisregelingen voor beide genoemde inrichtingen
van onderwijs luiden vrijwel gelijk. Artikel 15 van de
bovenbedoelde verordening voor de gemeentelijke hoo
gere burgerschool en hoogere handelsschool bepaalt
evenwel dat de jaarwedden, genoemd in de voorafgaande
artikelen van die verordening, met 10 ten honderd wor
den verhoogd. Deze verhooging werd, zooals uit de
bijlage, bevattende de ontwerp-verordeningen voor die
inrichting van onderwijs blijkt (bijlage no. 9 tot het
verslag van 's Raads handelingen over 1922), be
schouwd als een compensatie voor het niet toekennen
van eene kindertoelage aan het onderwijzend personeel.
Indien derhalve een docent aan de middelbare meis
jesschool zeg 20 uur per week les geeft en aan de
hoogere burgerschool en hoogere handelsschool 1 uur
per week, moet een salaris volgens de voor laatstge
noemde inrichting geldende regeling worden toegekend.
waardoor deze leeraar dus voor één uur les per week
aan de hoogere burgerschool en hoogere handelsschool
10 verhooging van de totaal genoten jaarwedde ont
vangt. Het wil ons voorkomen dat bij den opzet van de
verordening deze bedoeling niet heeft voorgezeten.
Wij hebben hierover, althans wat de verordening voor
de hoogere burgerschool en hoogere handelsschool be
treft, advies ingewonnen van de Commissie van toezicht
op het middelbaar onderwijs en van den Inspecteur van
dat onderwijs, welke onze meening deelen dat deze
toestand niet langer onveranderd gehandhaafd dient te
blijven. Het kan de goedkeuring van de Commissie en
van den Inspecteur wegdragen dat eene verandering in
dien zin plaats heeft dat ingeval een leeraar aan ver
schillende scholen werkzaam is, zijne wedde wordt be
rekend naar het bedrag dat hij zou genieten, indien hij
alle lessen aan één dier inrichtingen gaf en dat de be
doelde verhooging van jaarwedde met 10 alleen
wordt genoten voor die lesuren, welke aan de hoogere
burgerschool en hoogere handelsschool worden ge
geven. Hoewel de Commissie voorstelt het laatste lid
van artikel 5 der verordening bedoeld in ontwerp 1 in
dier voege te lezen dat bij werkzaamheid aan meer dan
eene inrichting voor de berekening van de bezoldiging
de jaarweddenregeling voor de inrichting, aan welke de
leeraar de meeste lesuren geeft, tot grondslag wordt
genomen, hebben wij gemeend daarvoor een iets andere
redactie te moeten kiezen, omdat de jaarweddenrege-
lingen, zooals wij hierboven reeds mededeelden, vrijwel
gelijk luiden, zoodat het geen verschil maakt aan welke
inrichting de meeste lesuren worden gegeven. Wij vin
den het echter, met het oog op mogelijke latere veran
deringen, wel wenschelijk daaraan toe te voegen dat,
bij verschil in die regelingen, de voor den leeraar meest
gunstige zal worden gevolgd.
Op grond van het bovenvermelde hebben wij, onder
overlegging van de stukken, de eer U voor te stellen om
te besluiten volgens de hierna volgende ontwerpen
I en II.
Leeuwarden, 15 Januari 1925.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
I. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS. Secretaris.
ONTWERP 1.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;
besluit:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING tot wijziging van de verordening,
regelende de jaarwedden der leeraren enz.
aan de gemeentelijke hoogere burgerschool
met driejarigen cursus en daarop aanslui
tende hoogere handelsschool met tweejari
gen cursus (gemeenteblad no. 8 van 1922).
1.
Het laatste lid van artikel 5 wordt gelezen:
Ingeval een leeraar is belast met het onderwijs aan
twee of meer gemeentelijke inrichtingen van middelbaar
of voorbereidend hooger onderwijs wordt, voorbehou
dens het bepaalde in artikel 15, zijne wedde berekend
naar het bedrag dat hij zou genieten indien hij alle lessen
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 5, laatste lid.
Ingeval een leeraar belast is met het onderwijs aan
verschillende scholen, wordt voor de berekening van de
bezoldiging, in verband met het aantal lesuren, de jaar
weddenregeling voor die inrichting, welke voor den
leeraar het gunstigste is, tot grondslag genomen.
321