Bijl. no. 9.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
wat de lasten betreft:
a. de salarissen en loonen;
b. de aankoop van materialen, magazijngoederen en
verdere benoodigdheden;
c. het onderhoud der gebouwen;
d. het onderhoud der machinerieën en onderhoud
en aankoop van gereedschappen en werktuigen;
e. de rente van het aan de gemeente ten behoeve
van de inrichting, verbetering of uitbreiding verschul
digde kapitaal;
de rente van opgenomen kasgeld;
g. eene eventueele winstuitkeering aan de gemeente.
wat de kapitaalsinkomsten betreft:
a. de in rekening-courant opgenomen gelden;
b. alle gelden, door de gemeente aan het bedrijf te
verstrekken, ten behoeve van de verbetering en uitbrei
ding van het bedrijf.
wat de kapitaalsuitgaven betreft:
a. de in rekening-courant gestorte gelden;
b. de verplichte schuldaflossing aan de gemeente;
c. alle uitgaven ten behoeve van de verbetering en
uitbreiding van het bedrijf, voor zoover niet vallende
onder c en d van de lasten.
2. De in de begrooting opgenomen posten worden
steeds in dezelfde volgorde en met dezelfde benaming
daarin opgenomen. Indien van een eenmaal aangenomen
volgorde en benaming wordt afgeweken, wordt daarvan
toelichting gegeven.
3. Bij eiken post wordt aangegeven het bedrag, dat
voor dat doel op de laatst afgesloten rekening voorkomt,
alsmede het bedrag dat te dier zake op de vorige be
grooting is geraamd.
4. Bij de begrooting wordt overgelegd een memorie
van toelichting, waaruit de samenstelling van elk der
geraamde bedragen en de grondslagen der berekening
duidelijk blijken.
5. Voorts wordt daarbij overgelegd een staat der
schulden, vermeldende de jaren waarin de schulden
telkens zijn ontstaan, de oorspronkelijke bedragen der
schulden, de schulden per 1 Januari van het jaar, waar
voor de begrooting dient, de percentages, waartegen de
gelden zijn opgenomen en de bedragen der verplichte
aflossingen.
Art. 15.
Burgemeester en Wethouders kunnen op de posten
der begrooting af- en overschrijven, voorzoover de Raad
zich niet het verleenen van machtiging daartoe bij de
begrooting heeft voorbehouden.
Art. 16.
1. Buiten de begrooting om kan geen uitgaaf ge
schieden dan met afzonderlijke voorafgaande machtiging
van den Raad.
2. In buitengewone gevallen echter van dringenden
aard kunnen Burgemeester en Wethouders tot het doen
van zoodanige uitgaaf besluiten, mits zij hun daartoe
genomen, met redenen omkleed besluit, terstond aan
den Raad inzenden.
3. De uitgaaf, door den Raad goedgekeurd, wordt
aan de begrooting toegevoegd.
4. Bij weigering van den Raad zijn de leden van het
college van Burgemeester en Wethouders, die tot het
besluit hebben medegewerkt, persoonlijk voor de uitgaaf
aansprakelijk.
Van de rekening en verantwoording.
Art. 17.
1. Jaarlijks wordt door den directeur vóór 15 April
aan Burgemeester en Wethouders aangeboden
a. een balans van de bezittingen en schulden van het
bedrijf op 31 December van het afgeloopen jaar;
b. eene rekening over het afgeloopen jaar, waarvan
de indeeling overeenstemt met de door den Raad vast
gestelde bedrijfsbegrooting, mede dienende als toelich-
326
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
ting van de tevens aan te bieden verlies- en winstre
kening;
c. tot toelichting van de balans een kapitaalstaat,
aangevende de vermeerderingen en de verminderingen,
welke de verschillende deelen van het oorspronkelijk
door de gemeente in het bedrijf gestoken kapitaal door
uitbreiding en verbetering eenerzijds en door afschrijving
op de waarde en vervreemding van bezittingen ander
zijds hebben ondergaan;
d. een staat, aangevende:
1°. het kapitaal volgens de vorige balans;
2°. de vermeerdering welke dit kapitaal door op
nemingen heeft ondergaan, en
3°. de vermindering welke door aflossing heeft
plaats gehad.
e. een volledigen inventaris der aanwezige goederen,
alsmede een lijst van debiteuren en crediteuren op 31
December van het afgeloopen jaar;
een verslag van den toestand van het bedrijf over
het afgeloopen jaar.
2. Bij eiken post in de bedrijfsrekening wordt tevens
het bedrag van den desbetreffenden begrootingspost
vermeld.
Op de balans bedoeld onder 1 a worden van jaar tot
jaar de bezittingen en schulden steeds in dezelfde volg
orde en met dezelfde benaming opgenomen. Indien van
een eenmaal aangenomen volgorde en/of benaming
wordt afgeweken, moet daarvan toelichting worden
gegeven.
3. Burgemeester en Wethouders onderzoeken de
balans, de verlies- en winstrekening en de daarbij over
gelegde bescheiden zoo spoedig mogelijk en dienen deze,
al of niet gewijzigd en met vermelding van hetgeen zij
te hunner verantwoording dienstig achten, vóór 15 Mei
bij den Raad in.
4. Bovengenoemde stukken worden daarna gedu
rende tenminste veertien dagen op de secretarie der ge
meente voor een ieder ter inzage nedergelegd en, hetzij
in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten
algemeen verkrijgbaar gesteld, terwijl van de neder-
legging en verkrijgbaarstelling openbare kennisgeving
geschiedt.
5. De balans en verlies- en winstrekening wordt
door den gemeenteraad vóór 15 Juni voorloopig vast
gesteld. Het besluit van Gedeputeerde Staten, bedoeld
in artikel 222 der Gemeentewet, houdende vaststelling
der ontvangsten en uitgaven van de gemeenterekening,
waartoe de bedrijfsrekening geacht wordt te behooren,
strekt aan Burgemeester en Wethouders en aan de be
trokken ambtenaren tot ontlasting, behoudens later in
rechten gebleken onregelmatigheden.
6. Burgemeester en Wethouders zijn bij de beraad
slagingen over de in het vorige lid bedoelde voor-
loopige vaststelling tegenwoordig, doch onthouden zich
van medestemmen.
Art. 18.
1. De directeur wordt wegens uitgaven door hem be
volen, behalve voorzoover blijkt dat zij met voorkennis
van den betrokken wethouder of van Burgemeester en
Wethouders zijn geschied, persoonlijk aansprakelijk ge
steld jegens de gemeente, indien die uitgaven door den
Raad niet onder de uitgaven van het bedrijf worden op
genomen.
2. Burgemeester en Wethouders worden wegens met
hunne voorkennis geschiede uitgaven persoonlijk aan
sprakelijk jegens de gemeente, indien die uitgaven door
den Raad niet onder de uitgaven van het bedrijf worden
opgenomen.
3. De Raad benoemt, zoo noodig, iemand uit zijn
midden met de rechtsvordering tot schadevergoeding
belast.
Art. 19.
1. Op de bezittingen van het bedrijf zal jaarlijks van
de aanschafwaarde worden afgeschreven op