Bijl. no33.
Bijlage no. 33.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
VERORDENING, regelende het getal en de be
zoldiging van het onderwijzend personeel
aan de middelbare avondhandeissehool,
Aan den Gemeenteraad.
Voor de middelbare avondhandelsschool werd bij be
schikking van den Minister van Staat, Minister van
Binnenlandsche Zaken, d.d. 21 April 1917, voor het
dienstjaar 1917 als tegemoetkoming in de exploitatie
kosten een subsidie van 1500.toegekend. De even-
tueele toekenning van dit subsidie werd o. m. afhankelijk
gesteld van de uitdrukkelijke aanvaarding door de ge
meente van de in die beschikking opgenomen voor
waarden. Een dier voorwaarden was dat aan de goed
keuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken
moest worden onderworpen de regeling van de bezol
diging van het onderwijzend personeel. Deze voor
waarde, alsmede de andere, zijn in de betrekkelijke ver
ordeningen voor die school vastgelegd en worden dan
ook steeds nageleefd. Bovendien wordt, ingevolge aan
schrijving van den Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, sinds 1 Januari 1923 op het personeel
verhaal van pensioensbijdragen uitgeoefend.
Het subsidie uit 's Rijks kas wordt ook na 1917 steeds
tot dat bedrag van 1500.'s jaars toegekend.
Bij schrijven van 22 November 1924 deelt laatstge
noemde Minister ons mede dat het in zijn voornemen
ligt een nieuwen leiddraad vast te stellen, welke intus-
schen is verschenen, voor de bezoldiging van het per
soneel der handelsscholen met ingang van 1 Januari
1925 en noodigt hij ons uit, tijdig die maatregelen te
treffen, die voor de invoering op dien datum vereischt
worden.
Een overzicht van de salarissen volgens de gemeen
telijke- en eventueel in te voeren rijksregeling volgt
hieronder.
gemeentelijke regeling rijksregeling
Deinema (directeur) 1160.740.
Andriesse 880.715.
Steegstra 660.535.—
van der Woude 660.640.
van der Heide 660.— 535.
Röben 440.285.
Opgemerkt wordt, dat behalve het hierboven voor
den directeur vermelde salaris van 740.aan hem,
indien het noodzakelijk is dat hij ook buiten de door
hem gegeven lessen in de school aanwezig is, voor
eenige extra uren eene bezoldiging kan worden toege
kend.
Wij hebben hierop den Minister verzocht te willen
goedvinden dat de bestaande toestand blijft gelden,
waardoor dus salarissen volgens de gemeentelijke, door
hem goedgekeurde, verordening zouden worden uitge
keerd en op een rijkssubsidie van 1500.per jaar kon
blijven worden gerekend. In het betrekkelijk schrijven
wezen wij er nog op dat, niettegenstaande het Rijk
handelsscholen met 50 van de netto-kosten subsi
dieert, voor de middelbare avondhandelsschool alhier
nimmer meer dan 1500.wordt aangevraagd. Laat
ons hier, te Uwer inlichting, direct aan toevoegen, dat
zulks opzettelijk niet gebeurde, omdat gevoeld werd, dat
bij toekenning van een subsidie van 50 der kosten,
dat een bedrag van ongeveer 2500.per jaar zal uit
maken, allicht andere subsidie-voorwaarden zouden
worden gesteld dan die, welke destijds voor het subsidie
van 1500.waren overeengekomen.
Uit het antwoord van den Minister, d.d. 26 Januari
j.L, blijkt dat de voorschriften omtrent salarieering van
onderwijzend personeel aan gesubsidieerde handels
scholen behooren te worden nageleefd, ook in gevallen,
waarin het volledig subsidie van 50 der netto-kosten
niet wordt genoten. De Minister voegt daar evenwel aan
toe, dat hij bereid is te bevorderen dat ook aan deze
gemeente het bedoelde subsidie van 50 wordt toe
gekend.
De rijksvoorschriften omtrent de salarieering van het
aan deze inrichtingen van onderwijs verbonden perso
neel moeten derhalve zoowel bij een rijkssubsidie van
1500.als van 2500.(50 der netto-kosten)
worden opgevolgd.
Hier doet zich dus hetzelfde feit voor als bij het
gymnasium en de hoogere burger- en hoogere handels
school, n.l., kort gezegd, overneming van de door den
Minister vastgestelde salarisregeling en anders geen
subsidie.
Wij hebben, ter beantwoording van de vraag of dit
onder de gestelde voorwaarden moet blijven aanvaard,
gemeend niet verantwoord te zijn, zoo wij niet over
deze aangelegenheid het advies van de commissie van
toezicht op het middelbaar onderwijs inwonnen.
Als wij ten slotte de vraag toestemmend beantwoor
den, dan doen wij dat in hoofdzaak hierom, omdat,
zooals ook uit de adviezen van de commissie blijkt, niet
te vreezen valt dat het onderwijs aan deze school daar
van direct schade zal ondervinden. Mochten zich evenwel
in de toekomst symptomen voordoen, die er op wijzen
dat het „genot" van het rijkssubsidie moet leiden tot
verslechtering van het onderwijs, eene mogelijkheid
welke ook de commissie in haar adviezen laat door
schemeren, dan kan altijd nog worden besloten het
subsidie te laten varen al is het dan, wanneer men let
op hetgeen heeft plaats gehad met het gymnasium en
de hoogere burger- en hoogere handelsschool, niet
buitengesloten dat Gedeputeerde Staten, die op grond
van hun goedkeuringsrecht, in den laatsten tijd plegen
te regelen hetgeen des Raads is, zich andermaal zouden
geroepen voelen te decreteeren dat het subsidie aan
gevraagd moet worden.
In verband met het bovenstaande hebben wij alzoo de
eer U voor te stellen te besluiten tot vaststelling van de
hieronder opgenomen ontwerp-verordening, regelende
het getal en de bezoldiging van het onderwijzend per
soneel aan de middelbare avondhandelsschool.
Leeuwarden, 12 November 1925.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
449