Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
ONTWERP.
Nieuw.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders;
besluit
vast te stellen de volgende
VERORDENING, regelende het getal en de be
zoldiging van het onderwijzend personeel
aan de middelbare avondhandelsschool.
Art. 1.
Waar in deze verordening gesproken wordt van leer
aren, worden leeraressen daaronder begrepen, tenzij het
tegendeel uitdrukkelijk bepaald is.
Art. 2.
Oud art.
Nieuw.
Oud art. 2, 3e lid.
Nieuw.
Aan de middelbare avondhandelsschool zijn, behalve
een directeur, ten minste verbonden
één leeraar voor het stellen en de Nederlandsche
handelscorrespondentie;
één leeraar voor het boekhouden, het handelsrekenen,
algemeene handelskennis en handelsrecht;
leeraren voor handelsaardrijkskunde, Fransch, Hoog-
duitsch, Engelsch, stenografie en machineschrijven.
De directeur wordt tevens tot leeraar benoemd.
De leeraren kunnen voor één schooljaar worden be
noemd.
In bijzondere gevallen kunnen zij ook voor korter
tijdvak worden benoemd.
Art. 3.
De bezoldiging van den directeur en de leeraren wordt
geregeld overeenkomstig de bepalingen, vervat in den
bij schrijven van den Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, d.cl. 3 Januari 1925, toegezonden
leiddraad voor de bezoldiging van directeuren van en
onderwijzend en bedienend personeel aan van Rijkswege
gesubsidieerde dag- en avondscholen of cursussen voor
handelsonderwijs 1925, zooals die leiddraad eventueel
nader is of zal worden gewijzigd.
De berekening van de bezoldiging der leeraren ge
schiedt naar het aantal lesuren voor ieder hunner of
voor den leeraar, wiens plaats zij tijdelijk krachtens
aanstelling innemen, bepaald bij den jaarlijks, krachtens
art. 6 van het reglement voor de middelbare avondhan
delsschool, vast te stellen rooster der lesuren voor het
volgend schooljaar.
Tijdelijke leeraren worden op gelijke wijze bezoldigd
als leeraren in vasten dienst.
Art. 4.
Nieuw. Het vaststellen van de bezoldiging voor het in deze
verordening genoemde personeel, het bepalen van den
dag, waarop hunne benoeming ingaat en de verhoo
gingen van jaarwedden geschieden door Burgemeester
en Wethouders.
Dit college is bevoegd, behoudens beroep van den
betrokkene op den Raad, eene verhooging wegens
diensttijd niet toe te kennen, hetzij ambtshalve, na in
gewonnen advies van de commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs, hetzij op voorstel van genoemde
commissie. Deze hoort in beide gevallen den betrokkene
en, waar het een leeraar geldt, den directeur.
De verhoogingen gaan in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin de diensttijd is vol
bracht, tenzij de diensttijd op den eersten dag der maand
volbracht zij; in dat geval gaan zij op dien datum in.
De verhoogingen wegens het verkrijgen van eer.e vol
ledige bevoegdheid in een der door de leeraren onder-
450
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925. Bijl. no. 33.
wezen vakken gaan in met den eersten dag der maand
volgende op die, waarin die bevoegdheid is verkregen,
tenzij de bevoegdheid op den eersten der maand ver
kregen zij; in dat geval wordt de bezoldiging verhoogd
met ingang van dien datum.
Art. 5.
Oud art. 4. Tenzij door Burgemeester en Wethouders voor elk
bijzonder geval anders wordt bepaald, wordt geen be
zoldiging uitgekeerd voor de vervulling van lessen ten
gevolge van de afwezigheid, ziekte of ontstentenis van
een leeraar.
Art. 6.
Oud art. 5. Bij aanvraag aan Burgemeester en Wethouders om
verlof tot afwezigheid wegens ziekte door den directeur
of een leeraar wordt tevens eene geneeskundige ver
klaring overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokkene
wegens ongesteldheid verhinderd is zijne betrekking
waar te nemen, benevens de vermoedelijke duur der
verhindering.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie achter
eenvolgende maanden, dan hervat de directeur of de
leeraar zijne werkzaamheden niet eerder dan na inzen
ding aan Burgemeester en Wethouders van eene genees
kundige verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting
kan worden toegelaten met het oog op de belangen
zoowel van het onderwijs als van den betrokkene zelf
en van de leerlingen.
Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte wordt
aan den directeur of den leeraar gedurende het eerste
jaar na den datum, die in het besluit, waarbij hem het
verlof verleend is, als aanvang daarvan is vastgesteld,
de jaarwedde of de bezoldiging, welke op dien datum
werd genoten, geheel uitgekeerd; gedurende het tweede
jaar wordt, zoo de betrokkene vast is aangesteld, op de
jaarwedde of de bezoldiging ingehouden hetgeen in dien
tijd besteed is aan de waarneming van den dienst; over
den verderen duur van het verlof wordt de jaarwedde
of de bezoldiging geheel ingehouden. Aan een tijde-
lijken, voor één schooljaar, benoemden leeraar wordt
de bezoldiging slechts uitgekeerd tot het einde van het
schooljaar, waarvoor hij is aangesteld. De overige tijde
lijke leeraren ontvangen bij afwezigheid wegens ziekte
of anderszins geen bezoldiging.
De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te hebben
voortgeduurd, indien binnen twee maanden, nadat de
werkzaamheden zijn hervat, opnieuw wegens ziekte
verlof wordt verleend.
De termijn van twee maanden wordt opgeschort door
de tijdvakken, waarin geen onderwijs wordt gegeven,
en door de Paaschvacantie.
Art. 8.
Oud art. 6. Ingeval van verlof wegens afwezigheid om andere
redenen dan ziekte kan bij het besluit, waarbij verlof
wordt verleend, worden bepaald dat gedurende die af
wezigheid geheel of ten deele geen jaarwedde of bezol
diging wordt uitgekeerd.
Art. 8.
Deze verordening treedt den 1 Januari 1926 in
werking.
Op dat tijdstip vervalt de verordening regelende het
getal en de bezoldiging van het onderwijzend personeel
aan de middelbare avondhandelsschool (gemeentebladen
no. 16 van 1915, no. 43 van 1917 en no. 9 van 1919).
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
451