'iffl
Opdat de betrokken wethouder voortdurend met den
algemeenen gezondheidstoestand van leerlingen en
onderwijzend personeel op de hoogte zij, is het ge-
wenscht de daartoe betrekkelijke bepaling (nieuw 3e
lid) in de verordening op te nemen.
Art. 4. De cijfers 3 en 8 in het le lid van dit artikel
zouden wij vervangen willen zien door onderscheidenlijk
„12" en „zoodra mogelijk". Het is practisch onmogelijk,
vooral nu er maar één schoolarts is, het opgedragen
onderzoek binnen de daar genoemde tijdvakken te ver
richten. Omdat het vooral voor de ouders van belang
is dat hunne kinderen, die dezelfde school bezoeken,
tegelijk worden onderzocht, wijl dan met één bezoek
van de ouders aan die school voor het bijwonen van
het onderzoek kan worden volstaan, eene regeling,
welke eveneens het met die ouders gewenschte overleg
bevordert, is het mede van belang deze wijziging aan
te brengen.
Bij het voorkomen van eene besmettelijke ziekte op
eene school mag als vanzelfsprekend worden aangeno
men, dat de schoolarts onverwijld een onderzoek instelt,
zoodat het voorschrijven van een termijn voor dat onder
zoek overbodig is te achten.
Het is in de praktijk ondoenlijk gebleken het onder
zoek steeds in tegenwoordigheid van het hoofd der
school of van eene andere leerkracht te doen gebeuren.
Bovendien mag het onnoodig worden geacht, nu bijna
steeds een van de ouders daarbij aanwezig is.
Voorgeschreven wordt thans het opnieuw onder
zoeken van de leerlingen in het 3e, 5e en 7e leerjaar,
wat in de praktijk dan ook reeds gebeurde.
Art. 5, le lid. In verband met de uitbreiding van
het aantal scholen wordt het wenschelijk geacht het
voorschrift, dat de schoolarts iedere school tenminste
éénmaal per maand moet bezoeken, te laten vervallen.
Het gevolg zou kunnen zijn dat hij daardoor te veel
wordt belemmerd in de uitoefening van zijn andere,
meer belangrijke, werkzaamheden.
Het 2e, 3e en 4e lid van dit artikel kunnen gevoeglijk
vervallen.
Art. 6. Het wordt in het belang van de mede-leer
lingen noodig geacht in dit artikel eene bepaling op te
nemen dat de schoolarts bij enkele ziekten een onder
zoek kan instellen zonder toestemming van de ouders.
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 1.
In de gemeente Leeuwarden worden een of meer
schoolartsen aangesteld belast met het toezicht op den
gezondheidstoestand der leerlingen en van het onder
wijzend personeel aan de gemeentescholen voor open
baar lager onderwijs en de gemeentelijke bewaarscholen.
Voor zoover de besturen dier inrichtingen daartoe tot
Burgemeester en Wethouders het verzoek hebben ge
richt, strekt dit toezicht zich ook uit over bijzondere
scholen van lager en voorbereidend onderwijs.
Artt. 7, 8, 9, 11 en 14. De in deze artikelen aange
brachte veranderingen zijn uit een practisch oogpunt
van belang.
Art. 15. Op advies van den schoolarts worden aan
de in artikel genoemde besmettelijke ziekten nog een
paar andere ziekten toegevoegd, terwijl ingevolge het
advies van de Gezondheidscommissie één ziekte is ver
vallen.
Art. 16. Als gevolg van de vaste aanstelling van
den schoolarts zal dit artikel daarmede in overeenstem
ming moeten worden gebracht, terwijl, waar hij is be
noemd onder gehoudenheid, dat door hem geene prak
tijk wordt uitgeoefend, het vijfde lid van dit artikel dien
overeenkomstig dient te worden gewijzigd.
Art. 18. Het hierbij geregelde verlof tot afwezigheid
hebben wij gemeend beter en nauwkeuriger te moeten
omschrijven.
Art. 21. Deze bepaling is nieuw. Het komt ons voor
dat het nut daarvan niet nader behoeft te worden be
pleit.
Wij hebben de eer U, onder terugneming van onze
in de bijlagen nos. 15 van 1920 en 18 van 1922 tot het
verslag van 's Raads handelingen opgenomen voor
stellen en onder bijvoeging van het door ons ingevolge
artikel 6 der Gezondheidswet ingewonnen advies van
de Gezondheidscommissie, voor te stellen te besluiten:
de verordening voor den schoolarts vast te stellen
overeenkomstig het hieronder aangeboden ontwerp.
Leeuwarden, 18 Maart 1926.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
T. BAKKER, L.-Secretaris.
360
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl 710. 8,
Art. 2.
Ongewijzigd.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
alsmede het advies der Gezondheidscommissie, ge
geven bij schrijven van 13 Maart 1926;
besluit:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING, regelende de aanstelling en den
werkkring van den schoolarts bij het lager
onderwijs en het bewaarschoolonderwijs te
Leeuwarden.
Art. 1.
In de gemeente Leeuwarden wordt een schoolarts
aangesteld, belast met het toezicht op den gezondheids
toestand der leerlingen op de gemeentescholen voor
openbaar lager onderwijs, de school voor buitengewoon
lager onderwijs en de gemeentelijke bewaarscholen, met
het toezicht op den gezondheidstoestand van het onder
wijzend personeel aan deze scholen en met het genees
kundig onderzoek naar den gezondheidstoestand van
sollicitanten naar betrekkingen bij het
onderwijs.
Art. 3.
Onverminderd zijne verplichting tot naleving van de
bepalingen dezer verordening, is de schoolarts gehouden
de voorschriften na te komen, welke hem, in verband
met de hem opgedragen werkzaamheden, nader door
Burgemeester en Wethouders mochten worden gegeven.
gemeentelijk
Art. 4.
De schoolarts is verplicht te onderzoeken alle voor
bet eerst ter school gekomen leerlingen:
1. binnen 3 maanden na hunne toelating tot de
school
2. binnen 8 dagen, uitsluitend met het oog op be
smetting door huidziekten of ongedierte.
Het onderzoek heeft plaats in een afzonderlijk vertrek,
althans niet in een lokaal, waarin tegelijkertijd onderwijs
Hij is tevens verplicht, indien het verzoek hem daartoe
bereikt, tot het eventueel afgeven van geneeskundige
verklaringen aan het voormeld onderwijzend personeel,
waaruit moet blijken, dat de betrokkene wegens onge
steldheid verhinderd is zijne betrekking waar te nemen.
Voor de controle moet hij, waar mogelijk, die patiënten
geregeld bezoeken.
Voor zoover de besturen dier inrichtingen daartoe tot
Burgemeester en Wethouders het verzoek hebben ge
richt, strekt het in het eerste lid bedoelde toezicht op
de leerlingen zich ook uit over bijzondere scholen van
lager en voorbereidend onderwijs, met dien verstande,
dat het toezicht van den schoolarts zich uitstrekt tot
het onderwijzend personeel voor zoover het besmette
lijke ziekten betreft.
Art. 2.
Ter uitvoering der in het vorig artikel omschreven
taak is de schoolarts belast
A. wat den gezondheidstoestand der leerlingen be
treft, met
1. het onderzoek van alle voor het eerst ter school
gekomen leerlingen, voor zoover zij nog niet zijn onder
zocht
2. het onderzoek der op school zijnde leerlingen op
geregelde tijden, meer in het bijzonder van die leerlingen,
voor wie hij of het hoofd der school dit wenschelijk
acht
B. wat den gezondheidstoestand van het onderwij
zend personeel betreft, met het onderzoek, hetzij op
eigen initiatief, hetzij op last van Burgemeester en Wet
houders, meer in het bijzonder ter vaststelling van aan
doeningen, welke gevaar of schade kunnen veroorzaken
voor de gezondheid der leerlingen aan de zorgen dezer
onderwijzers toevertrouwd.
Het onderzoek onder A bedoeld is hoofdzakelijk ge
richt op het vaststellen van aandoeningen, welke
a. van nadeeligen invloed kunnen zijn op de ge
schiktheid tot het volgen van het onderwijs
b. door het onderwijs of het verblijf in de school
kunnen verergeren
c. hinderlijk zijn voor het onderwijs of het verblijf
in de school
d. gevaar of schade kunnen veroorzaken voor de
andere leerlingen.
Art. 3.
Onverminderd zijne verplichting tot naleving van de
bepalingen dezer verordening, is de schoolarts gehouden
de voorschriften na te komen, welke hem, in verband
met de hem opgedragen werkzaamheden, nader door
Burgemeester en Wethouders mochten worden gegeven.
Hij dient Burgemeester en Wethouders van bericht
en raad inzake onderwerpen, waarover door het college
zijn advies wordt gevraagd.
Hij is gehouden den wethouder, meer in het bijzonder
belast met de voorbereiding der zaken het onderwijs
betreffende, geregeld op de hoogte te houden met den
algemeenen gezondheidstoestand van de aan zijn toe
zicht onderworpen leerlingen en onderwijzend personeel,
zulks op de wijze door dien wethouder nader aan te
geven.
Art. 4.
De schoolarts is verplicht alle voor het eerst ter school
gekomen leerlingen te onderzoeken
1. binnen 12 maanden na hunne toelating tot de
school
2. zoodra mogelijk na een daartoe ingekomen ver
zoek van het hoofd der school, uitsluitend met het oog
op besmetting door besmettelijke ziekten, huidziekten of
ongedierte.
361
1; |j