Bijl. no. 11.
Bijlage no. 11.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
De gemeente stelt zich tegenover de belanghebben
den aansprakelijk voor de goede bewaring en uit
levering der in bewaring gegeven goederen, voor zoo
verre deze niet door brand, bederf of andere buiten hare
schuld liggende oorzaken vergaan of verminderd zijn.
Indien de ter bewaring in de afgesloten ruimte aan
geboden kaas of boter aldaar niet kan worden gebor
gen, geschiedt de berging in volgorde van de aanvragen.
Wordt een partij kaas of boter naar het oordeel van
den beurs- en waagmeester te lang in bewaring gelaten,
dan kan hij de verdere bewaring dier partijen aan be
langhebbenden opzeggen, in welk geval dezen de kaas
of boter dadelijk uit de waag moeten verwijderen.
De sleutels van de afgesloten bewaarplaats zijn in
het bezit van den beurs- en waagmeester, die met de
bewaring is belast.
Art. 13, le lid.
De zorg voor het openen en sluiten, van de verdeeling
van de ruimte in het gebouw, de aanwijzing van de
plaats voor de verschillende takken van handel, de
regelmatige aan- en afvoer, de orde bij het wegen, het
doelmatig gebruik van beurs- en waag en de hand
having van de bepalingen het gebruik betreffende, is
opgedragen aan den beurs- en waagmeester.
IV.
In art. 13, le lid, wordt na de komma
woord „wegen" gelezen „het veilen",
geplaatst een komma.
achter het
waarachter
D. te bepalen dat vorenstaande wijzigingen worden
geacht in werking te zijn getreden den 1 Maart 1926.
Leeuwarden,
19
De Raad voornoemd.
372
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
VASTSTELLING van de verordeningen tot heffing
en op de invordering van eene belasting
naar het inkomen.
Aan den Gemeenteraad.
Nu bij Koninklijk besluit op het namens U ingediende
verzoek om de plaatselijke inkomstenbelasting met in
gang van het belastingjaar 1926/27 door eigen admini
stratie te doen heffen, gunstig is beschikt, behooren de
heffingsverordening en die op de invordering, opge
nomen in gemeenteblad no. 30 van 1922, met den nieuw
in het leven geroepen toestand in overeenstemming te
worden gebracht.
In de ontworpen verordening is wat den grondslag
van heffing betreft geen verandering gebracht, waar
tegen zich trouwens art. 243c der Gemeentewet zou
verzetten.
De nieuw voorgestelde artikelen zijn te beschouwen
als maatregelen van orde, welke naar het ons voorkomt
weinig toelichting behoeven.
Vóór de wijziging van de Gemeentewet moesten de
kohieren worden opgemaakt door Burgemeester en
Wethouders en worden vastgesteld door den Raad,
terwijl op de reclames in eerste instantie door den Raad
moest beslist worden.
Door opneming van art. 265cf in de Gemeentewet is
het mogelijk dat die werkzaamheden thans aan een
gemeenteambtenaar worden opgedragen. Het is ons
gewenscht voorgekomen in de thans ontworpen veror
dening van die bepaling gebruik te maken, en met die
werkzaamheden den controleur der gemeentebelastingen
te belasten.
In de practijk moet hij toch de man wezen van de
aanslagregeling en kan de Raad het vaststellen van
kohieren en het beslissen op reclames ook aan hem
overlaten.
Van zijn beslissing op de reclames staat beroep open
op den raad van beroep voor de directe belastingen,
terwijl van de uitspraak op verzoeken om ontheffing,
belanghebbenden bij U in beroep kunnen komen.
Het recht voor de belastingplichtingen is derhalve
voldoende gewaarborgd.
Bovendien is de voorgestelde maatregel nog van
groot belang ten opzichte van de behandeling van re
clames in beroep, omdat als de Raad in eerste instantie
beslist, de verdediging voor den raad van beroep, door
den Burgemeester in persoon moet geschieden, waar
tegen uit den aard der zaak veel bezwaar bestaat.
Wat betreft de betaling der belasting in termijnen,
hebben wij ons gehouden aan die, welke ook voor de
Rijks directe belastingen gelden.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer
U voor te stellen de hiernavolgende verordeningen vast
te stellen en daartoe te nemen het in ontwerp hierbij-
gaande besluit.
Leeuwarden, 6 Mei 1926.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
T. BAKKER, L.-Secretaris.
ONTWERP
A. VERORDENING tot het heffen van eene belas
ting naar het inkomen.
Art. 1.
Ten behoeve der gemeente wordt eene belasting naar
het inkomen geheven.
Art. 2.
Waar in deze verordening wordt gesproken van
„controleur" wordt daarmede bedoeld de „controleur
der gemeentebelastingen".
Art. 3.
Voor de toepassing van de artt. 264, 2656 en 265c
der Gemeentewet treedt ten aanzien van deze verorde
ning in de plaats van den Raad, Burgemeester en Wet
houders of van den Burgemeester, de controleur.
Art. 4.
Het belastingjaar begint met 1 Mei en eindigt
30 April.
Art. 5.
Vóór den aanvang van een belastingjaar bepaalt de
Raad, in verband met de som uitgetrokken op de be
grooting voor het dienstjaar waarin die aanvang valt,
hoeveel, doch ten hoogste 9, ten honderd van het totaal
bedrag der cijfers van aanslag bedoeld in art. 9 zal
geheven worden.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;
besluit
vast te stellen de navolgende