Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
Art. 45 van het hierachter afgedrukte ontwerp heeft
in de meergenoemde Commissie tot de opmerking geleid,
dat het Scheidsgerecht alle straffen kan wijzigen, doch
de ergste straffen (ml. die, welke het einde van de
dienstbetrekking ten gevolge hebben) niet, m. a. w. men
zou bepaald wenschen te zien, dat het Scheidsgerecht
ook de ontslag-straffen (zie art. 34 sub h en ongedaan
kan maken.
Afgezien van het feit, dat het Scheidsgerecht niet alle
straffen kan wijzigen, met name niet die van mondelinge
en schriftelijke berisping, waarvan geen beroep open
staat (vergelijk art. 39), kunnen wij ons met de boven
weergegeven opvatting in geenen deele vereenigen. Het
is n.1. ontoelaatbaar te achten, dat een ambtenaar, die
door de bevoegde autoriteit (bijv. door Uwen Raad
zie art. 35, lid 3) bij wijze van straf is ontslagen, krach
tens een uitspraak van het Scheidsgerecht weder in
dienst zou moeten worden genomen. Het verleenen van
ontslag, hetzij eervol, hetzij, als straf, ongevraagd eervol
of niet-eervol, behoort aan de Overheid te blijven; aan
het Scheidsgerecht kan, op dit gebied, slechts worden
overgelaten de beslissing, of den ambtenaar een schade
vergoeding moet worden toegekend.
Tot wijziging, in den bedoelden zin, van art. 45 (dat
overigens woordelijk gelijkluidend is met de desbetref
fende bepaling van het Werkliedenreglement, art. 59),
kan ons College dan ook geen vrijheid vinden.
Ten slotte zou cte commissie in art. 46 het woord
„ontstentenis" door het woord „verhindering" vervangen
willen zien. Hoewel wij tegen die wijziging, welke op
zichzelf van ondergeschikt belang is, geen overwegend
bezwaar zouden hebben, geven wij toch aan het woord
„ontstentenis" de voorkeur, vermits „verhindering" in
casu een o. i. te enge beteekenis zou hebben.
Met het bovenstaande gelooven wij het ontworpen
reglement voldoende te hebben toegelicht. Het stemt
met uitzondering van de hierboven besproken afwij
kingen en behoudens enkele wijzigingen van uitsluitend
redactioneelen aard, volkomen overeen met het ontwerp,
waarmede de Commissie voor Georganiseerd Overleg
zich heeft vereenigd.
De datum van het in werking treden der verordening
ware te stellen op 1 Januari 1927.
Onder mededeeling, dat wij U te zijner tijd nadere
voorstellen zullen doen, zoo tot wijziging van enkele
andere verordeningen in verband met de nieuw ge
troffen regeling, als tot uitvoering, voor zoover bij Uwen
Raad berustende, van het reglement zelf, geven wij
Uwe Vergadering alsnu in overweging, tot vaststelling
van de in ontwerp hierachter afgedrukte verordening
over te gaan.
Leeuwarden, 7 October 1926.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
SCHOTMAN, Secretaris.
ONTWERP.
VERORDENING, houdende reglement voor de
ambtenaren in dienst der gemeente
Leeuwarden.
ALGEMEENE BEPALINGEN.
Artikel 1.
1. Onder ambtenaren worden in deze verordening
verstaan alle door of vanwege den Raad of Burgemeester
en Wethouders benoemde personen, in bezoldigden
dienst van de gemeente of van een gemeentelijke in
stelling, met uitzondering van het onderwijzend perso
neel, van hen, die daarin niet hun hoofdbestaan vinden,
van hen, die vallen onder het Werkliedenreglement of
op wie het Werkliedenreglement geheel of ten deele
van toepassing is verklaard, van hen, die in lossen
dienst zijn genomen en van hen, wier rechtstoestand
door of krachtens de wet is geregeld.
2. De ambtenaren worden onderscheiden in vaste en
tijdelijke ambtenaren.
3. Op personen in los dienstverband kan deze ver
ordening geheel of ten deele van toepassing worden
verklaard.
Art. 2.
Voor eiken tak van dienst kunnen Burgemeester en
Wethouders bijzondere voorschriften vaststellen, welke
niet in strijd mogen zijn met deze verordening.
Art. 3.
1. Ten minste eenmaal per week wordt den ambte
naren gelegenheid gegeven, het hoofd van den tak van
dienst, waarbij zij werkzaam zijn, op daartoe vast te
stellen uren te spreken over persoonlijke aangelegen
422
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. 110.
heden. Zij kunnen zich daarbij door een raadsman doen
bijstaan en zijn verplicht de ter sprake te brengen
punten tenminste vier-en-twintig uren van te voren
schriftelijk ter kennis te brengen van het betrokken
hoofd van dienst.
2. Mochten afgevaardigden van vakvereenigingen,
waarvan ambtenaren, in dienst der gemeente, lid zijn,
de hoofden van dienst wenschen te spreken, dan moeten
zij zoo mogelijk een verzoek daartoe schriftelijk in
dienen, onder opgave der punten, welke zij wenschen
te bespreken.
3. Wanneer zulks schriftelijk wordt verzocht, onder
opgave der te behandelen punten, kunnen de besturen
of afgevaardigden der in de Commissie voor Georgani
seerd Overleg vertegenwoordigde vakvereenigingen
door de betrokken commissie van bijstand of de be
trokken dienstcommissie, voorzoover deze bestaan, en
(of) door Burgemeester en Wethouders, in staat worden
gesteld, bedoelde punten in haar of hun vergaderingen
te bespreken.
Art. 4.
Burgemeester en Wethouders benoemen, zoo mogelijk
op voorstel van of in overleg met het hoofd van den tak
van dienst, waarbij zij werkzaam worden gesteld, de
ambtenaren, tenzij de wet of de verordening dit aan
anderen heeft opgedragen, of de Raad met inachtneming
van de bepalingen der gemeentewet zich dit uitdruk
kelijk heeft voorbehouden.
Art. 5.
1. Aan den tijdelijken ambtenaar, die een jaar in
dienst der gemeente is geweest, wordt een vaste aan
stelling verleend.
2. In bijzondere gevallen kan deze termijn met ten
hoogste 1 jaar worden verlengd.
Art. 6.
1. Om tot vast ambtenaar te kunnen worden aan
gesteld moet men
a. zijn van zedelijk gedrag
b. voldoen aan een onderzoek naar bekwaamheid,
wanneer dit gevorderd wordt, en in het bezit zijn van
diploma's, welke Burgemeester en Wethouders en de
Raad noodig achten
c. lichamelijk geschikt zijn in den zin der verorde
ning, regelende het geneeskundig onderzoek van per
sonen, die in aanmerking komen voor aanstelling in
den dienst der gemeente en van hare instellingen
d. den leeftijd van 2! jaar hebben bereikt en dien
van 40 jaar niet hebben overschreden.
2. Om tot tijdelijk ambtenaar te worden aangesteld
moet men, onverminderd de in het eerste lid onder a, b
en c gestelde vereischten, den leeftijd van 20 jaar
hebben bereikt en dien van 39 jaar niet hebben over
schreden.
3. Indien aan de vaste aanstelling een tijdelijk
dienstverband, als bedoeld in het tweede lid, vooraf
gegaan is, zal geen hernieuwd geneeskundig onderzoek
plaats vinden.
4. Van de leeftijdsgrenzen, in dit artikel vermeld,
kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.
Art. 7.
1. Bij zijne aanstelling ontvangt de ambtenaar
kosteloos
a. een dienstboekje of andere schriftelijke aanstel
ling, waarin vermeld worden naam, voornamen, ge
boorteplaats en geboortedatum, alsmede de datum der
indiensttreding. Tevens wordt daarin vermeld de soort
werkzaamheden, die hij in den regel zal verrichten en
de daaraan verbonden bezoldiging
423