Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
BEZOLDIGING.
Art. 23.
De bezoldiging der ambtenaren wordt bij afzonder
lijke verordening door den Raad geregeld.
Art. 24.
Aan den ambtenaar, die, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders, gedurende langeren tijd is aan
gewezen om een betrekking van hoogeren rang waar
te nemen, wordt gedurende die waarneming, en voor
zoover daarvoor geen speciale regeling is getroffen,
boven zijn belooning uitgekeerd het verschil tusschen
het minimum van zijn eigen belooning en dat van de
beiooning van hem, dien hij vervangt.
Art. 25.
1. Wanneer aan een ambtenaar werk in buitenge
wone uren wordt opgedragen, zal hem daarvoor boven
zijn gewone bezoldiging, tot uurloon herleid, ten minste
worden betaald
25 voor het eerste en tweede uur en 50 voor
elk volgend uur, met dien verstande, dat overwerk van
een kwartier of korter niet als zoodanig wordt beloond.
2. Voor overuren gedurende den nacht en op Zon
en feestdagen wordt 100 boven de gewone uurbezol
diging betaald. Onder nacht wordt voor de toepassing
van dit artikel verstaan de tijd tusschen des namiddags
10 uur en des voormiddags 6 uur.
3. Overuren worden slechts berekend, voorzoover
de 48-urige werkweek is overschreden.
4. Voor de ambtenaren, voor wie een jaarbezoldiging
is vastgesteld, is de uurbezoldiging gelijk aan 1/lmoo van
de jaarbezoldiging voor de ambtenaren, voor wie een
weekbezoidiging is vastgesteld, is de uurbezoldiging
1/45 van de weekbezoidiging.
5. Bij berekening krachtens het eerste en tweede lid
worden breukgedeelten van een cent beneden den halven
cent verwaarloosd; de halve cent en breukgedeelten van
den cent daarboven worden voor een cent geteld ge
deelten van een uur worden voor een vol uur gerekend.
Art. 26.
1. Vaste en tijdelijke ambtenaren, op wie militaire
dienstplicht rust, genieten verlof, zoolang zij zich ver
plicht in werkelijken dienst bevinden.
2. Voorzoover zij zich daarbij in werkelijken dienst
bevinden voor eerste oefening verlengd verblijf in
werkelijken dienst als gevolg van opleiding tot een rang
inbegrepen wordt hun bezoldiging over den tijd van
het verlof geheel ingehouden.
3. Zij genieten over den tijd van het verlof, voor
zoover zij zich in werkelijken dienst bevinden voor her
halingsoefeningen, de volle bezoldiging.
4. Het bepaalde in de vorige leden vindt overeen
komstige toepassing voor hen, die een verbintenis bij
het reservekader hebben aangegaan.
5. De krachtens het 3e lid van dit artikel uit te
keeren bezoldiging wordt verminderd met het bedrag
der Rijksuitkeering, waarop de ambtenaar recht heeft,
alsmede met een zoodanig bedrag eener militaire be
zoldiging, als deze meer bedraagt dan 600.'s jaars.
Art. 27.
1. Het is den ambtenaar niet toegestaan om, met
behoud zijner dienstverhouding tot de gemeente, zich
onverplicht aan den militairen dienst te verbinden of
zijn verblijf onder de wapenen te verlengen.
2. Gedurende verblijf in werkelijken dienst, enkel
tot het ondergaan van straf, kan de bezoldiging geheel
worden ingehouden.
428
handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl. no. 24.
Art. 28.
De tijd, gedurende welken krachtens wettelijk voor
schrift verlof wordt genoten ter vervulling van mili
tairen dienstplicht, komt in aanmerking als diensttijd,
geldig voor de toekenning van de periodieke verhoo
gingen, welke zijn of zullen worden verbonden aan de
uitoefening van het beroep van den ambtenaar.
VERLOVEN.
Art. 29.
1. Den ambtenaar wordt in elk kalenderjaar een
verlof toegestaan van ten minste 15 werkdagen boven
en behalve de daarin vallende Zondagen en de bij de
wet van 20 Juni 1913 (Staatsblad no. 294) met den
Zondag gelijkgestelde dagen, alsmede de door Burge
meester en Wethouders ingevolge art. 22 vastgestelde
feestdagen het verlof kan in ééns of bij gedeelten
worden genoten, met dien verstande, dat één verlof
periode ten minste tien achtereenvolgende dagen be
draagt en zoo mogelijk valt tusschen 1 Mei en 1 Oc
tober, indien de ambtenaar dit wenscht.
2. De ambtenaar, in den loop van een kalenderjaar
in dienst der gemeente gekomen, heeft voor dat jaar
recht op zooveel verlofdagen, als hij maanden in dienst
der gemeente is.
3. Het gewoon verlof, in dit artikel bedoeld, wordt
voor niet korter dan een halven dag verleend.
4. De regeling van de verlofdagen geschiedt in over
leg met het betrokken hoofd van den tak van dienst
zooveel mogelijk wordt tegemoet gekomen aan de be
langen van hem, die verlof wenscht.
Art. 30.
1. In bijzondere omstandigheden, ter beoordeeling
van het hoofd van den tak van dienst, kan deze aan de
ambtenaren een buitengewoon verlof verleenen, met
behoud van loon.
2. Als bijzondere omstandigheden zullen onder meer
gelden ondertrouw of huwelijk van den ambtenaar of
van een der leden van het gezin; geboorte van een kind
van den ambtenaar; ernstige ziekte, overlijden of be
graven van een der leden van het gezin, van ouders,
broeders en zusters en van schoonouders, zwagers en
schoonzusters. Buitengewoon verlof wordt met toestem
ming van Burgemeester en Wethouders verleend tot ten
hoogste 3 dagen van hetzelfde kalenderjaar voor het
als afgevaardigde bezoeken van congressen.
3. Buitengewoon verlof wordt niet geweigerd voor
de uitoefening van het kiesrecht, voor het voldoen aan
een wettelijk voorschrift, waartoe de ambtenaar ver
plicht of gerechtigd is en voor het bijwonen als verte
genwoordiger of opgeroepene der vergaderingen van de
Commissie voor Georganiseerd Overleg of het Scheids
gerecht.
4. In bijzondere gevallen kan den ambtenaar door
Burgemeester en Wethouders buitengewoon verlof met
gedeeltelijke of geheele inhouding van wedde verleend
worden.
EINDE VAN DEN DIENST.
Art. 31.
1. De dienst eindigt door overlijden of door ontslag.
2. Voor den ambtenaar, aangesteld voor den duur
van een bepaald werk, eindigt de dienst, wanneer dat
werk is geëindigd.
3. Bij de kennisgeving, aan den tijdelijken ambte
naar, van zijn ontslag wordt een termijn van vier weken,
onderscheidenlijk een maand, in acht genomen voor
den vast aangestelden ambtenaar bedraagt deze termijn
429