twee maanden. In deze kennisgeving worden de redenen
van het ontslag vermeld.
4. Voor opzegging van de zijde van den ambtenaar
gelden dezelfde termijnen als die, in het vorige lid be
noemd.
Art. 32.
1. Eervol ontslag wordt verleend door dengene, die
den ambtenaar heeft aangesteld, zulks onverminderd
het bepaalde in art. 35.
2. Het kan worden gegeven
a. op verzoek van den ambtenaar
b. wegens het bereiken van den leeftijd, waarop de
ambtenaar voor ouderdomspensioen in aanmerking
komt
c. wegens ongeschiktheid voor zijn betrekking. In
dien deze ongeschiktheid het gevolg is van ziels- of
lichaamsgebreken, moet zij blijken uit een mededeeling
als bedoeld in art. 77 der Pensioenwet 1922 (Staatsblad
no. 240), tenzij door gebrek aan medewerking van de
zijde van den ambtenaar het vereischte geneeskundige
onderzoek geen plaats heeft kunnen vinden
d. indien de werkzaamheden van een ambtenaar
overbodig zijn geworden wegens opheffing van zijn
betrekking of wegens verandering in de inrichting van
het dienstvak, waarbij hij werkzaam is
c. in het geval bedoeld in art. 34, sub h.
3. Bij ontslag wegens ongeschiktheid, doch niet als
gevolg van ziels- of lichaamsgebreken, alsmede in het
geval in het tweede lid onder d bedoeld, staat beroep
op het Scheidsgerecht open.
4. Aan den eervol ontslagen ambtenaar wordt, op
zijn verzoek, door het hoofd van den tak van dienst, of,
indien het dezen betreft, door Burgemeester en Wet
houders, een getuigschrift afgegeven, volgens een door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen model.
STRAFFEN.
Art. 33.
1. Onverminderd de bevoegdheid van Burgemeester
en Wethouders tot het nemen van maatregelen in ge
vallen, dat de dienst door een ambtenaar onvoldoende
wordt vervuld tengevolge van gebleken ongeschiktheid
of om andere redenen, kan de ambtenaar, wegens over
treding van eenige bepaling dezer verordening, van zijne
instructie, of wegens onvoldoende plichtsbetrachting of
ernstig vergrijp, worden gestraft.
2. Het hoofd van den tak van dienst kan den ambte
naar, die om eenigerlei reden niet in staat wordt geacht
de hem opgedragen werkzaamheden behoorlijk uit te
voeren of die stoornis brengt in den geregelden gang
van het werk, den toegang tot de bureaux of het werk
ontzeggen of daarvan doen verwijderen.
3. De ambtenaar, verdacht van diefstal of verduis
tering, kan door het hoofd van den tak van dienst on
middellijk worden geschorst, totdat een onherroepelijke
beslissing is genomen over de op te leggen straf.
4. Het hoofd van den tak van dienst geeft bij toe
passing van het tweede en derde lid hiervan onmid
dellijk kennis aan Burgemeester en Wethouders; gedu
rende den termijn van schorsing wordt de bezoldiging
doorbetaald.
Art. 34.
De straffen bestaan uit
a. mondelinge berisping
h. schriftelijke berisping
c. onthouding van verlofdagen, tot een maximum
van 8 dagen per kalenderjaar
d. schorsing met behoud van bezoldiging
e. extra dienst zonder belooning
tijdelijke verlaging van de bezoldiging
430
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl. no. 24.
g. terugzetting in rang, al of niet met behoud van
te voren genoten bezoldiging
h. ongevraagd eervol ontslag
i. niet-eervol ontslag.
Art. 35.
1. De in art. 34 genoemde straffen, uitgezonderd die
sub a en b, worden door Burgemeester en Wethouders,
het hoofd van den tak van dienst en den betrokken
ambtenaar gehoord, opgelegd uiterlijk 7 dagen nadat
hun het vergrijp is medegedeeld.
2. De in art. 34 sub a en b genoemde straffen
worden opgelegd door het hoofd van den betrokken tak
van dienst in overleg met den wethouder, die meer in
het bijzonder is belast met de zaken dien dienst betref
fende.
3. Indien de betrokken ambtenaar door den Raad is
benoemd, worden de in art. 34 sub h en i genoemde
straffen, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid,
door den Raad opgelegd.
Art. 36.
Van elk der opgelegde straffen doen Burgemeester en
Wethouders binnen tweemaal 24 uur schriftelijk mede
deeling aan het hoofd van den tak van dienst, den ge
straften ambtenaar en den secretaris van het Scheids
gerecht.
Art. 37.
De straffen kunnen voorwaardelijk worden opgelegd
en zullen in dat geval alleen worden toegepast, wanneer
de gestrafte zich binnen den bij de oplegging vermelden
tijd opnieuw aan strafbare handelingen schuldig maakt.
Art. 38.
1. Van alle krachtens art. 34 ten uitvoer gelegde
straffen en de redenen waarom die straffen werden op
gelegd, wordt door het betrokken hoofd van den tak
van dienst aanteekening gehouden op door Burge
meester en Wethouders vast te stellen wijze.
2. Indien sinds de tenuitvoerlegging der straf drie
jaren zijn verstreken zonder dat eenige straf is opgelegd,
wordt met de vroegere straffen niet meer ten nadeele
van den ambtenaar rekening gehouden en vervallen alle
deswege geschiede aanteekeningen.
Art. 39.
Van een opgelegde straf, uitgezonderd van de straffen,
genoemd in art. 34, sub a en b, kan de gestrafte in be
roep komen bij het Scheidsgerecht.
SCHEIDSGERECHT.
Art. 40.
1. Beroep op het Scheidsgerecht wordt ingesteld
door den onmiddellijk belanghebbende bij schriftelijke
verklaring, welke binnen driemaal 24 uur, nadat de be
trokken ambtenaar van de beslissing, waarvan hij in
beroep wenscht te komen, heeft kennis gekregen, moet
worden ingediend bij den secretaris van het Scheids
gerecht.
2. Deze geeft binnen tweemaal 24 uur van het be-
loep kennis aan dengene, die de straf of schadevergoe
ding heeft opgelegd.
3. De secretaris schrijft in overleg met den voor
zitter een vergadering uit.
4. De betrokken ambtenaar kan zich ter vergadering
door een raadsman doen bijstaan.
5. Het beroep kan worden ingetrokken, zoolang de
eerste zitting van het Scheidsgerecht ter behandeling
van het beroep niet is aangevangen.
431