Bijlage no. 26.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl. no. 26.
VERORDENING, regelende de jaarwedden der
docenten, enz., aan de school van mid
delbaar onderwijs voor meisjes.
Aan den Gemeenteraad.
Zooals U bekend is, geldt voor het personeel, ver-
Ibonden aan de van Rijkswege gesubsidieerde hoogere
burger- en hoogere handelsschool en het gymnasium te
dezer stede, de thans van kracht zijnde Rijkssalarisre-
geling, terwijl de docenten, werkzaam aan de niet door
bet Rijk gesubsidieerde school van middelbaar onder
wijs voor meisjes, nog steeds een salaris genieten over
eenkomstig de Rijksregeling 1920, welke laatste rege
ling gunstiger is dan de eerste.
Er bestaat dus een ongelijke bezoldiging van het
personeel der gemeentelijke inrichtingen van hooger en
middelbaar onderwijs.
Vermits bestendiging van het hierbedoelde verschil
in belooning ons niet wenschelijk voorkwam, hebben
wij aan de Commissie van Toezicht op het Middelbaar
Onderwijs verzocht, ons haar gevoelen mede te deelen
omtrent het overnemen van de thans van kracht zijnde
Rijkssalarisregeüng voor de docenten aan de middelbare
meisjesschool.
Uit het advies der Commissie, hetwelk U bij de
stukken gelieve aan te treffen, blijkt, dat zij algemeen
van oordeel is, dat de salariëering van de leerkrachten
aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes
niet boven de voor het personeel aan de hoogere burger
en hoogere handelsschool en het gymnasium geldende
Rijksregeling moet uitgaan zij geeft ons dan ook in
overweging het daarheen te leiden, dat de aan de docen
ten van de middelbare meisjesschool uit te keeren jaar
wedden in overeenstemming worden gebracht met die
van het personeel aan de beide andere, hierboven ver
melde, gemeentelijke inrichtingen van onderwijs en legt
bij haar advies over het ingewonnen bericht van de
directrice der school, waaruit blijkt, dat het aan de
schoolverbonden personeel een wijziging van de salaris
regeling in bovenbedoelden zin niet onbillijk acht.
Het wil ons met de Commissie van Toezicht voor
komen, dat ter wille van de uniformiteit in zake de
ONTWERP.
salariëering der leeraren aan de genoemde gemeente
lijke inrichtingen van onderwijs de desbetreffende ver
ordeningen inderdaad zooveel mogelijk gelijk behooren
te zijn. Wordt daartoe overgegaan, door de thans gel
dende Rijksregeling ook van toepassing te verklaren
voor de middelbare meisjesschool, dan is bovendien de
mogelijkheid niet uitgesloten, dat deze gemeente, even
als dat elders het geval is, te zijner tijd in het genot
van een Rijkssubsidie voor die school wordt gesteld.
Wat nu de nieuwe verordening betreft, .welke
wij in verband met het bovenstaande hebben ont
worpen, zij medegedeeld, dat het uit een practisch
oogpunt wenschelijk is de Rijksregeling niet in de ver
ordening over te nemen, maar deze laatste in dien zin
te redigeeren, dat de thans bestaande Rijksregeling en
de eventueel in de toekomst volgende wijzigingen van
jaarwedden automatisch zullen worden gevolgd. Zoo
doende loopt de verordening parallel met die voor het
gymnasium en de hoogere burger- en hoogeie handels
school en wordt voorkomen, dat voor iedere verande
ring in de jaarwedden, onverschillig in welke richting,
eene wijziging van de verordening noodig zou zijn.
Opgemerkt wordt ten slotte nog, dat voor de docenten
voor zang en handwerken, die niet in de Rijksregeling
zijn opgenomen, eene afzonderlijke regeling moet
worden gemaakt. Wij stellen U voor, de salarissen van
deze leeraressen in dezelfde verhouding te verminderen
als met de docenten voor andere vakken het geval is.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over-
weging te besluiten over te gaan tot vaststelling van
de hieronder afgedrukte ontwerp-verordening, rege
lende de jaarwedden der docenten, enz., aan de school
van middelbaar onderwijs voor meisjes.
Leeuwarden, 21 October 1926.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
L M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
VERORDENING, regelende de jaarwedden der
docenten, enz., aan de school van
middelbaar onderwijs voor meisjes.
Artikel 1.
Waar in deze verordening gesproken wordt van
leeraressen, worden leeraren daaronder begrepen, tenzij
het tegendeel uitdrukkelijk bepaald is.
Art. 2.
De jaarwedden van de directrice, de leeraressen en
den concierge worden, met uitzondering van die der
docenten in de handwerken en den zang, geregeld over
eenkomstig de bepalingen, vervat in het Koninklijk
besluit van 22 October 1924 (Staatsblad no. 476) tot
vaststelling van regelen ten aanzien van de bezoldiging
van burgerlijke Rijksambtenaren en in het Koninklijk
besluit van 23 December 1924, no. 21, zooals die be
sluiten eventueel nader zijn of zullen worden gewijzigd.
Tijdelijke leeraressen worden op gelijke wijze bezol
digd als leeraressen in vasten dienst.
439