Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926.
betrekkingen in gemeentedienst voor elk dier betrek
kingen bij het bepalen van het wachtgeld voor die be
trekking slechts de diensttijd, daarop betrekking heb
bende, in aanmerking komt
c. indien de diensttijd wegens verleend ontsla"
onderbroken is geweest, de tijd vóór de onderbreking^
behalve voor de toepassing van het 2e lid van art. 3,
slechts rnedetelt, indien de onderbreking minder dan
een jaar heeft geduurd.
Art. 5.
Onder laatstelijk genoten wedde wordt voor de toe
passing dezer verordening, behoudens het bepaalde in
de volgende leden, verstaan de bezoldiging, die in de
verlaten betrekking op den dag voor het ontslag werd
genoten, met inbegrip eventueel van zoodanige toelagen,
als bij de berekening van den pensioensgrondslag in
aanmerking komen en verder eventueel met de tijdelijke
kindertoelage.
Indien in de regeling van de bezoldigingen der ambte
naren eene wijziging komt, welke, indien de betrokkene
op de in het eerste lid bedoelde bezoldiging in dienst
ware gebleven, in die bezoldiging of toelagen volgens
dat lid, wijziging zou hebben gebracht, geldt van de
inwerkingtreding dier wijziging af het aldus gewijzigde
bedrag als laatstelijk genoten wedde.
Voor betrekkingen, die geleidelijk worden opgeheven,
kan ten aanzien van het voor de toepassing van deze
verordening als laatstelijk genoten wedde aan te nemen
bedrag van het bepaalde in het eerste lid worden
afgeweken.
Art. 6.
Wanneer de op wachtgeld gestelde inkomsten geniet
of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf,
ter hand genomen met ingang van of na den dag waarop
het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld hem is ver
leend, hem is aangezegd of in uitzicht gesteld, of door
hem is aangevraagd, wordt
a. indien die inkomsten genoten worden in dienst
van een openbaar lichaam, zoodra en zoolang het
wachtgeld, vermeerderd daarmede, de laatstelijk ge
noten wedde zou overschrijden, het wachtgeld met het
bedrag dier overschrijding verminderd;
b. in de overige gevallen het wachtgeld voor den
duur van die inkomsten met een bedrag gelijk aan de
helft daarvan verminderd, met dien verstande echter,
dat van die inkomsten buiten aanmerking blijft een
bedrag gelijk aan het verschil tusschen het wachtgeld
en de laatstelijk genoten wedde of, bedraagt dit verschil
meer dan 30 ten honderd van de laatstelijk genoten
wedde, gelijk aan 30 ten honderd van de laatstelijk
genoten wedde.
Van het ter hand nemen van eenigen arbeid of bedrijf
doet de op wachtgeld gestelde onverwijld mededeeüng
aan Burgemeester en Wethouders. Daarbij doet hij voor
zoover mogelijk opgave van de inkomsten, die hij uit
de ter hand genomen werkzaamheden zal trekken, ter
wijl hij voorts verplicht is om, indien die inkomsten
tijdelijk of biijvend wijziging ondergaan, daarvan tijdig
voor het verschijnen van den eerstvolgenden wachtgeld
termijn nadere opgave te doen. Zijn de inkomsten niet
vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschij
nen van eiken wachtgeldtermijn opgave van de inkom
sten, die hij sinds het ter hand nemen der werkzaam
heden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt
echter de aard der werkzaamheden, ter beoordeeling aan
Burgemeester en Wethouders, mede, dat de inkomsten
over een Iangeren termijn moeten worden berekend, dan
geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op
het wachtgeld een vermindering toegepast van een voor-
loopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verre
kening aan het einde van den evenbedoelden termijn.
Bij de vaststelling van het bedrag der vermindering
kan van de opgave van den betrokkene worden afge
448
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Hifi. WO. 2$.
weken. Indien de inkomsten vrijwillig zonder voldoende
reden worden prijs gegeven of door eigen schuld ver
loren gaan, blijft niettemin de vermindering tot het
laatstelijk bepaalde bedrag toegepast.
Indien een op wachtgeld gestelde de in dit artikel
bedoelde opgave nalaat of ook onjuist of onvolledig
doet, kan het wachtgeld geheel of ten deele worden
vervallen verklaard.
De op wachtgeld gestelde wordt geacht door het
aanvaarden van het wachtgeld te bewilligen, dat allen,
die daarvoor naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders in aanmerking komen, omtrent zijne om
standigheden alle inlichtingen geven, die door hen
dienstig worden geacht.
Wanneer de op wachtgeld gestelde inkomsten genoot
uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen
vóór den dag waarop het ontslag, terzake waarvan het
wachtgeld hem is verleend, hem is aangezegd of door
hem is aangevraagd en deze inkomsten zijn vermeerderd,
zijn ten aanzien van die vermeerdering de bepalingen
van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Art. 7.
Indien de op wachtgeld gestelde een hem aangeboden
ambt of betrekking, die hem naar het oordeel van Bur
gemeester en Wethouders in verband met zijn persoon
lijkheid en omstandigheden redelijkerwijze kan worden
opgedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins,
indien hij in de gelegenheid komt om op een wijze, die
in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voor
hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrij
gen, daarvan geen gebruik maakt, dan vervalt het
wachtgeld voor het bedrag, waarmede het wachtgeld,
vermeerderd met de verzuimde inkomsten, de laatstelijk
genoten wedde zou hebben overschreden.
De op wachtgeld gestelde is voorts verplicht zich te
gedragen naar de voorschriften, die hem door Burge
meester en Wethouders hetzij in het algemeen, hetzij
voor eenig bijzonder geval worden gegeven, strekkende
om tot het verkrijgen van een ambt of betrekking of een
andere bron van inkomsten te geraken.
Bij niet-nakoming van die voorschriften kan het
wachtgeld geheel of ten deele worden vervallen ver
klaard.
Art. 8.
Het wachtgeld vervalt, zoodra de op wachtgeld ge
stelde in de termen komt om pensioen uitgezonderd
vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld in art. 48, eerste
lid onder b, der Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240)
te genieten.
Voorts kan het wachtgeld worden vervallen verklaard,
indien de op wachtgeld gestelde zich zoodanig ge
draagt, dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn
ontslagen of indien hij zich in het buitenland vestigt of
geacht moet worden aldaar duurzaam te verblijven.
Art. 9.
Door Burgemeester en Wethouders kan met den op
wachtgeld gestelde een regeling worden getroffen,
krachtens welke het wachtgeld geheel of ten deele
wordt vervangen door een afkoopsom.
Art. 10.
Indien de op wachtgeld gestelde ambtenares in het
huwelijk treedt, vervalt voor den duur van dat huwelijk
het wachtgeld.
Art. 11.
Aan hem, die op wachtgeld zal worden of is gesteld.
449