Bijlage no. 30 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1926. Bijl no. 30. MEMORIE VAN ANTWOORD op het verslag van Rapporteurs omtrent het verhandelde in de sectievergaderingen van den Gemeenteraad over de ontwerp-begrootingen voor het dienstjaar 1927 (bijlagen nos. 23 en 29 van 1926 en nos. 1 en 2 van 1927). ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. Het sectieverslag heeft ons verbaasd en minder aan genaam getroffen. Waar de gemeente-begrooting met de daarbij behoo- rende memorie van aanbieding kan worden genoemd een in cijfers uitgedrukt beeld van het beleid, waarmede naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders het beheer der gemeente-huishouding in het komende jaar zal behooren te worden gevoerd, daar zoude men mogen verwachten dat die raadsleden, welke aan dat beleid niet hunne goedkeuring kunnen hechten, daarvan zou den hebben doen blijken door wijzigingen en amende menten op die begrooting aan te kondigen. Dit is niet gedaan en het heeft dus allen schijn, dat de begrooting nagenoeg ongewijzigd door den Raad zal worden vast gesteld en dat men de sectic-vergaderingen heeft uit gekozen, om grieven te uiten, die men tegen het College in zijn geheel, en ook tegen sommige leden daarvan persoonlijk, meent te hebben over hun beleid. Niet over het beleid, zooals zich dat manifesteert in de voorgestelde begrooting, doch zooals dat in het verleden zoude zijn gevoerd en waarbij men zelfs vraagt naar ,,eene uiteenzetting van het verschil dat er zou moeten bestaan, wat betreft het beheer der gemeente-financiën in deze vierjarige periode en de vorige, indien de verkiezingsleuzen van sommige poli tieke partijen de waarheid tot grondslag hadden gehad". Klaarblijkelijk heeft dus de in de sectiën uitgeoefende critiek op het beleid van Burgemeester en Wethouders eene politieke strekking. Het ligt niet op onzen weg, als college, daar op in te gaan en wij moeten dan ook op de zooeven aangehaalde vraag het antwoord schuldig blijven. Intusschen doet het ons leed, dat men heeft gemeend zulke uitvoerige en soms scherpe critiek te moeten doen hooren, al verheugt het ons daarbij, dat ten minste aan één onzer, den Wethouder van Onderwijs, betui gingen van waardeering voor diens werk zijn ten deel gevallen. Eindelijk meenen wij te mogen opkomen tegen den toon, die de geheele bijlage no. 29 kenmerkt, en die, naar wij ons vleien, geenszins weergeeft de gevoelens van alle raadsleden. Althans is ons in de raadsverga deringen nimmer gebleken, dat de raadsleden slechts scherpe critiek, nimmer waardeering, zouden hebben gehad voor onzen arbeid. Wij zullen de mondelinge debatten over de begrootingen moeten afwachten, om te weten of wij ons te dezen opzichte al dan niet ver gissen. Wij meenen voorshands de insinuatiën, welke zijn gedaan ten aanzien van 's Raads voorzitter, die, zooals wordt medegedeeld, „naar de veldwinnende meening den Raad zoude tegenwerken", en van den Wethouder van Openbare Werken, „die het meest van allen zoude te kort schieten", onbesproken te moeten laten. Tegen zoodanige critiek kan het College, als zoodanig, zich niet verweren. Wij mogen dus thans overgaan tot de bespreking van de zakelijke opmerkingen en vragen van het sectie- verslag gemakshalve zullen wij dit laatste zooveel mogelijk op den voet volgen. Op de raadsagenda's die in dit opzicht alle het zelfde euvel zouden vertoonen komen, zoo wordt gezegd, slechts onbeduidende zaken voor. De waarheid van deze opmerking in het midden latend, volstaan wij met er op te wijzen, dat het inderdaad wel eens kan voorkomen, dat sommige agenda's uit minder belang rijke punten bestaan. Dat wil echter geenszins zeggen, dat aan de „belangrijke aangelegenheden" geen aan dacht wordt geschonken, doch slechts, dat die niet bij den Raad aanhangig worden gemaakt, vooraleer zij voor behandeling in die Vergadering rijp zijn. Met sommige van de in het verslag genoemde zaken nu is dit wel, met andere nog niet het geval. Zoo zullen den Raad binnenkort voorstellen bereiken in zake de verbetering van de Noorderbegraafplaats, het plaatsen van urinoirs in de buitenwijken en de gas- en electrici- teitstarieven, terwijl over den aankoop van den voor den aanleg van een speelterrein nabij den Groningerstraat weg benoodigden grond onderhandelingen gaande zijn. Daarentegen moest de aanleg van een staanplaats voor vrachtautomobielen aan het Hoeksterend tot dusverre achterwege blijven, aangezien de goedkeuring van Gedeputeerde Staten op den betrokken begrootingspost nog niet is verkregen; niettemin heeft verbetering van den toestand daar ter plaatse onze aandacht. Voor de zeer ingewikkelde quaestie betreffende den Dokkumertrekweg heeft ons College nog geen oplossing kunnen vinden. Wat de uitvoering van de plannen tot verbouwing van het voormalig Militair Hospitaal betreft, zullen wij den Raad binnenkort nadere mededeelingeu doen. Hetzelfde geldt voor de reorganisatie van den Geneeskundigen Dienst en de moederschapszorg. Ten aanzien van laatst genoemd onderwerp zij er intusschen op gewezen, dat op de ontwerp-gemeentebegrooting, evenals verleden jaar, onder volgnummer 274 een bedrag van 1500. voor dit doel is uitgetrokken. Wat het verkeersvraagstuk aangaat, hebben wij er geen bezwaar tegen, aan den Raad een lijst voor te leg gen van de werken, die ter verbetering van de verkeers wegen in deze gemeente achtereenvolgens zullen moeten worden uitgevoerd. Wij merken echter op, dat de hierop betrekking hebbende stukken bij de Commissie van Openbare Werken berusten, wie het, evenals ons Col lege, beter lijkt, over deze quaestie eerst het gevoelen in te winnen van den Directeur der Gemeentewerken, wiens benoeming binnen korten tijd aan de orde zal worden gesteld. Bij ons daartoestrekkend voorste! zullen wij, beter dan hier, gelegenheid hebben, van onze mee ning in zake de leiding van het bedrijf der Gemeente werken te doen blijken. Voor de ontstemming van verschillende leden „over de wijze, waarop de voorstellen aangaande een gemeen telijken ophaal- en stortingsdienst worden afgemaakt" (wij citeeren het verslag), kunnen wij geen redelijken grond vinden. Bij de aanbieding van de onderhavige ontwerp-begrootingen toch (bijlage no. 23) legden wij over het ter zake ingewonnen advies van den Gemeente ontvanger van Zwolle op verlangen van den Raad door ons gevraagd en deelden wij mede, dat bedoeld advies in handen van de financiëele commissie uit den Raad was gesteld, dat deze commissie adviseerde voorshands geen verdere stappen te doen tot oprichting van een gemeentelijken ophaal- en stortingsdienst en dat wij ons met het advies der commissie, waarnaar wij kortheidshalve verwezen, vereenigden. Hoe men ons College dus ten deze iets kan verwijten, ontgaat ons ten eenenmale. „De handhaving van het tapverbod laat ook alles te wenschen over", zegt het verslag. Waar men echter in gebreke blijft eenig verband aan te toonen dat er zou bestaan tusschen een alles te wenschen overlatende handhaving van het tapverbod en het in den nacht van Zaterdag op Zondag aangetroffen worden van groepjes van 4 a 5 beschonken lieden, kunnen wij niet anders dan deze beschuldiging tegen de politie zeer lichtvaar dig vinden. Aangenomen, dat er dien nacht dikwijls dergelijke groepen personen worden aangetroffen 457

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1926 | | pagina 219