Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1927. worden besloten, niet een gevolg is van eene stijging der gewone uitgaven in de laatste jaren, doch uitsluitend toegeschreven moet worden aan de lage saldi, welke de rekeningen over 1924 en 1925 ten gevolge van de mindere opbrengst der belasting naar het inkomen hebben opgeleverd en die als eerste ontvangstpost op de begrootingen van, respectievelijk, 1926 en 1927 ge boekt zijn. De hierna ter vaststelling aangeboden ontwerp-veror- dening tot wijziging van die op het beheer der gemeen telijke gasfabriek behoeft, na het bovenstaande, wel geen verdere toelichting. Onder mededeeling, dat wij omtrent een en ander het gevoelen hebben ingewonnen van de Financiëele Commissie en van de Commissie voor de Lichtfabrieken, wier desbetreffende adviezen bij de stukken zijn over gelegd, geven wij Uwe Vergadering op grond van het bovenstaande in overweging I. over te gaan tot wijziging van de gemeentebe- grootingen voor de jaren 1926 en 1927 overeenkomstig de hierbij overgelegde ontwerpen II. over te gaan tot vaststelling van de hieronder afgedrukte ontwerp-verordening tot wijziging van de verordening van 23 Augustus 1910 (gemeenteblad no. 30) op het beheer der gemeentelijke gasfabriek te Leeuwarden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 Juli 1925 (gemeenteblad no. 34); III. het percentage, dat over het belastingjaar 1927/ 28 van de cijfers van aanslag, bedoeld in art. 9 der verordening tot het heffen van eene belasting naar het inkomen, zal worden geheven, te bepalen op 5.9. Leeuwarden, 21 April 1927. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN. Secretaris. ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. Van het Reserve- en het Uitbreidingsfonds. Art. 28. Er worden een reserve- en een uitbreidingsfonds gevormd. Het reservefonds, dat het eerst zal worden tot stand gebracht, wordt gevormd uit de eventueel door het bedrijf gemaakte winst. Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens de door den Raad vastgestelde verlies- en winstrekening. Zoodra en zoolang het reservefonds 200.000.be draagt worden de stortingen in dat fonds gestaakt en wordt de verdere winst in het uitbreidingsfonds gestort. Het reserve- en het uitbreidingsfonds worden belegd door uitleening aan de gemeente of het bedrijf zelf. Art. 32. Het derde lid van art. 28 vindt mede toepassing ten aanzien van de winst, gemaakt in de jaren 1922 tot en met 1924. De Raad kan echter besluiten daaraan geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven. VERORDENING tot wijziging van de verordening van 23 Augustus 1910 (gemeenteblad no. 30) op het beheer der gemeentelijke gasfabriek te Leeuwarden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 Juli 1925 (gemeenteblad no. 34). Artikel I. Het opschrift boven artikel 28 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt „Van het reservefonds." Artikel II. Artikel 28 wordt gelezen als volgt „Er wordt een reservefonds gevormd uit de door het bedrijf gemaakte winst. Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens de door den Raad vastgestelde verlies- en winstrekening. Zoodra en zoolang het reservefonds 200.000.be draagt, worden de stortingen in dit fonds gestaakt en wordt de geheele verdere winst aan de gemeente uit gekeerd. Het reservefonds wordt belegd door uitleening aan de gemeente of het bedrijf zelf." Artikel III. Het tweede lid van artikel 29, zoomede artikel 32, vervalt. Artikel IV. Het op het tijdstip van inwerkingtreden van deze ver ordening reeds gevormde uitbreidingsfonds, strekkende zoowel tot uitbreiding als tot vernieuwing van het be drijf, blijft bestaan. De Raad kan echter besluiten daar aan geheel of gedeeltelijk een andere bestemming te geven. Artikel V. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1927. 338 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1927. ÏIO. 6. Voorstel van de heeren Beekhuis en Lautenbach. Zooals blijkt uit de toelichting op het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het heffingspercentage voor de belasting naar het inkomen voor het belasting jaar 1927/28 te bepalen op 5.9, heeft dit de instemming verkregen van de grootst mogelijke meerderheid in het College. Dit resultaat is echter niet bereikt dan nadat eene door ondergeteekenden aan de hand gedane oplos sing bleek geen meerderheid te kunnen verkrijgen. Wegens het groote belang der zaak rekenen onder geteekenden zich verplicht de motieven, die hun in dezen hebben geleid, aan den Raad kenbaar te maken. Bij de behandeling van de gemeentebegrooting 1927 heeft de Raad zich in meerderheid uitgesproken tegen opvoering tot de uiterste, bij de wet gestelde, grens der progressie der belasting naar het inkomen en verdub beling van de opcenten op de hoofdsom der vermogens belasting, zulks op de, in het huidige voorstel van Bur gemeester en Wethouders herhaalde, motieven dat die verhooging van belastingdruk sommige der meestver- mogende ingezetenen zoude nopen hunne woonplaatsen elders te kiezen, met onmiddellijk gevolg dat de belas tingdruk voor de achterblijvenden dan nog weer zwaar der zoude worden. Gelijke motieven liggen ten grondslag aan het voor stel van ondergeteekenden. Immers ook de bestaande progressie is oorzaak dat de bate, die wordt verkregen door verhooging van het vermenigvuldigingscijfer, voor een groot deel wordt betaald door de meest vermo genden. Dit blijkt uit de volgende becijfering Bij een totaal-cijfer van aanslag van 26 millioen moet door 13.000 belastingbetalers te zamen aan belasting naar het inkomen worden betaald bij een vermenigvuldigingscijfer 4.75 1.235.000.--- en bij een vermenigvuldigingscijfer 5.9 1.534.000.—, een verschil dus van 299.000.Van dit verschil zullen de 200 aangeslagenen, die 10.000.en meer inkomen heb ben, te zamen 83.949.d. i. ruim l/4, en daarvan weer de 94 met een inkomen van meer dan 15.000. 58.188.d. i. bijna 1/s van de geheele verhooging moeten betalen Met het oog op die cijfers achten ondergeteekenden het billijker en om de aangevoerde redenen ook meer doelmatig, niet het geheele tekort te dekken door ver hooging van het heffingspercentage, doch een deel daarvan te vinden in verhooging van den gasprijs. Te eerder vinden wij vrijheid om dezen maatregel aan te bevelen, omdat de gasprijs in onze gemeente laag is, lager dan in de meeste andere gemeenten van ons land, terwijl hetzelfde niet kan worden gezegd van de ge meentelijke inkomstenbelasting. Nog zouden wij aarzelen dit voorstel te doen, indien daardoor een te zware druk zoude worden gelegd op die gasverbruikers, die niet over een ruime beurs te beschikken hebben. Dit is echter naar onze meening niet het geval. Uit het verslag omtrent de gasfabriek over 1926 kunnen wij geen afdoend bewijs voor de juistheid dezer veronderstelling putten, doch eenig vermoeden daarvoor meenen wij te hebben gevonden in de mededeeling dat in 1926 3.635 muntgasmeters zijn gebruikt en dat daar over zijn afgeleverd gemiddeld 452 M3 per muntgasmeter. Daar het muntgas thans 0.09 per M3. kost, wordt door ieder gezin per jaar daarvoor dus betaald gemiddeld 452 X 9 cts- 40.68 of per week 40.68 52 0.78. Wordt de gasprijs met 1 ct. verhoogd, dan kost dit gas per gezin per jaar 4.52 en per week 0.087 meer. Het komt ons voor, dat eene verhooging van nog geen 9 cent per week niet al te bezwaarlijk is te noemen. Neemt men hier bij aan dat de meeste muntgasmeters worden aangetroffen in werkmansgezinnen, dat deze gemiddeld uit man, vrouw en twee kinderen bestaan en dat door hen gemiddeld 30.per week wordt verdiend, dan kan eveneens worden berekend hoeveel een dergelijke werkman meer aan belasting zal moeten betalen indien het heffingscijfer niet tot 5.9, doch tot 5 wordt verhoogd, zooals ons voorstel luidt. Volgens de belastingverordening bedraagt het cijfer van aanslag voor iemand met twee kinderen en een inkomen van 30.per week 672. Door hem wordt dus bij een vermenigvuldigingscijfer 5 33.60 betaald en indien dat cijfer 5.9 is 39.65, een verschil per jaar van 6.05 en per week van 0.1 \l/2. Uit deze voorbeelden ziet men, dat ons voorstel voor hen die een klein inkomen hebben geenszins bezwarend is. Zelfs indien de gasprijs met twee centen werd ver hoogd, zou dit voor de als voorbeeld gekozen gezinnen weinig meer bezwarend zijn dan de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde verhooging van het ver menigvuldigingscijfer. Wij vinden dan ook volkomen vrijheid voor te stellen het vermenigvuldigingscijfer van 4.75 te verhoogen tot 5 en den gasprijs met 1 ct. per M3. te verhoogen, met ingang van de meteropneming over de maand Mei. Indien ons voorstel wordt aangenomen, dan krijgen wij de volgende berekening Het 2/3 gedeelte van de opbrengst over het belasting jaar 1927/28 dat aan den dienst 1927 ten goede moet komen, bedraagt blijkens de in het voorstel van Burge meester en Wethouders opgenomen becijfering 1.038.000.— waaraf de geraamde winst gasfabriek over 1927 21.000.— blijft O O O q Eén cent verhooging gasprijs over een vol jaar geeft rond 50.000.dus opbrengst van 1 Mei '271 jan. '28 33.000.— 984.000.— 5 van 26.000.000.is 1.300.000.dus over 8 maanden 866.000.— blijft nog te kort 118.000.— Wij zouden dit tekort dan willen dekken door te putten uit het uitbreidingsfonds van de gasfabriek, tenzij in April 1928 de omstandigheden het mogelijk zouden maken op andere wijze in dit tekort te voorzien. Leeuwarden, 22 April 1927. C. BEEKHUIS. D. LAUTENBACH. Aan den Gemeenteraad. 339

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1927 | | pagina 169