Bijl. no, 5.
Bijlage no. 5.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
Art. 4, derde lid.
Tot die afdeeling behooren verder
de adjunct-directeur,
acht technische ambtenaren, waaronder die voor de
plantsoenen,
enz.
Art. 6.
De directeur, adjunct-directeur en de gemeentelijke
inspecteur voor het woningtoezicht worden benoemd
door den Raad, die vooraf eene aanbeveling ontvangt
van drie personen, door Burgemeester en Wethouders
opgemaakt; alle overige vaste en tijdelijke beambten
door Burgemeester en Wethouders, na den directeur of
den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht,
wat het personeel van diens afdeeling betreft, te hebben
gehoord.
Art. 8.
De Raad stelt een instructie vast voor den directeur,
den adjunct-directeur en den gemeentelijken inspecteur
voor het woningtoezicht.
Burgemeester en Wethouders stellen instructiën vast
voor het personeel bedoeld in art. 3 dh. Zij deelen
die aan den Raad mede.
Art. 9.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den di
recteur wordt hij vervangen door den adjunct-directeur.
De instructie van den directeur is dan op hem van toe
passing.
Art. 10.
Art. II.
In het derde lid van artikel 4 wordt in plaats van
„adjunct-directeur" gelezen „technische hoofdambte
naar".
Art. III.
Artikel 6 wordt gelezen als volgt
„De directeur en de gemeentelijke inspecteur voor het
woningtoezicht worden benoemd door den Raad, die
vooraf eene aanbeveling ontvangt van drie personen,
door Burgemeester en Wethouders opgemaakt."
Art. IV.
In het eerste lid van artikel 8 vervallen de woorden
„den adjunct-directeur", terwijl in het tweede lid van
dat artikel de letter dwordt vervangen door „c".
Art. V.
Artikel 9 wordt gelezen als volgt
„Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis wordt hij
vervangen door den technischen hoofdambtenaar de
instructie van den directeur is dan op dezen van toe
passing."
Art. VI.
De ambtenaren in art. 3 lett. ac genoemd leggen, In artikel 10 vervallen de woorden „adjunct-directeur
alvorens hunne betrekking te aanvaarden, in handen of" en worden na het woord „woningtoezicht" inge-
van Burgemeester en Wethouders den volgenden eed lascht de woorden „of technisch hoofdambtenaar",
of belofte af
„Ik zweer (beloof), dat ik de mij opgedragen be
trekking van (directeur, adjunct-directeur of gemeen
telijken inspecteur voor het woningtoezicht) eerlijk en
„trouw en overeenkomstig mijne instructie zal waar
nemen. Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig (dat
„beloof ik)."
ON TV/ ER P B.
Art. 14.
De jaarlijksche bezoldiging van de ambtenaren van
de Gemeentewerken bedraagt
voor den directeur van 6000.tot 7000.—;
voor den adjunct-directeur van „4000.5000.
voor den gemeentelijken in
specteur voor het woning
toezicht van„2600.„3100.
voor een technisch ambtenaar
van2600.— „3100.—;
enz.
VERORDENING, houdende wijziging van de
verordening tot regeling van de bezol
diging en verdere inkomsten der
ambtenaren in dienst der gemeente
Leeuwarden (Salarisverordening 1919)
(gemeenteblad 1927 no. 1).
Eenig artikel.
In artikel 14 worden na de woorden „voor den
gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht van
2600.tot 3100.ingelascht de woorden „voor
den technischen hoofdambtenaar van 3500.tot
4000.terwijl vervallen de woorden „voor den
adjunct-directeur van 4000.tot 5000.
344
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
WIJZIGING van de verordening tot het heffen
van havengeld (gemeenteblad 1925 no.
26).
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 2 der verordening tot het heffen van
havengeld (gemeenteblad 1925 no. 26) is die belasting,
indien de betrokken vaartuigen langer dan twee achter
eenvolgende weken in de gemeente ligplaats hebben,
na afloop van ieder tijdvak van twee weken opnieuw
verschuldigd. Krachtens deze bepaling moet dus ook
voor de vaartuigen, die wegens besloten water tenge
volge van vorst niet van hun ligplaats in deze gemeente
kunnen vertrekken, na iedere twee weken opnieuw
havengeld worden betaald, immers de verordening (zie
art. 8) bevat geen vrijstelling op dit punt.
Het komt ons nu billijk voor, dat van de schippers,
die tijdens een langdurige vorstperiode wegens strem
ming van het vaarwater de gemeente niet kunnen ver
laten en die daardoor niettemin twee of meer keeren
havengeld verschuldigd zijn (gelijk zich dezen winter
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 8.
Geen belasting is verschuldigd
1°. voor vaartuigen, die, zonder oponthoud en
zonder ergens in de gemeente te laden of te lossen, de
gemeente binnen 24 uren na aankomst, de Zondag niet
medegerekend, weder uitgevaren zijn.
Als laden wordt niet beschouwd het innemen van
winkelwaren en drinkwater voor eigen huishoudelijk
gebruik der gezagvoerders.
Als lossen wordt niet beschouwd het tijdelijk over
laden van een gedeelte der vracht in een ander vaartuig,
indien dit noodig blijkt te zijn om den lagen waterstand,
tenzij het lichtervaartuig de overgenomen vracht ver
voert naar een andere plaats dan die, waarvoor het
hoofdschip is bestemd;
2°. voor vaartuigen, bedoeld bij artikel 2, le lid b,
indien deze een inhoud hebben van minder dan 5 ton;
3°. voor alle vaartuigen, die aan of op een der
scheepstimmerwerven worden hersteld of in aanbouw
zijn;
4°. voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor
den gemeentedienst;
5°. voor baggermachines en de vaartuigen, die
daarbij gebezigd worden voor het vervoer der bagger
specie, gedurende den tijd, dat zij binnen de gemeente
werken;
6°. voor houtvlotten die, de gemeente binnengeko
men, vóór den nacht in particulier water worden opge
borgen;
7°. voor vaartuigen, welke ligplaats hebben in par
ticulier water of in schiphuizen.
heeft voorgedaan), deze belasting in den vervolge
slechts eenmaal geheven wordt.
Wij hebben derhalve eene aanvulling van artikel 8
der heffingsverordening ontworpen, welke wij U hier
onder ter vaststelling aanbieden en die wel geen nadere
toelichting zal behoeven. De redactie is zoo gekozen,
dat de toepassing van de vrijstelling beperkt kan wor
den tot die gevallen, waarin daarvoor naar de bedoeling
van de nieuwe bepaling werkelijk reden bestaat.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging tot vaststeling van de in ontwerp hieronder
afgedrukte verordening over te gaan.
Leeuwarden, 23 Januari 1928.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
VERORDENING, houdende wijziging van de
verordening van 24 Maart 1925 (ge
meenteblad no. 26) tot het heffen
van havengeld.
Artikel 1.
Aan artikel 8 van bovengenoemde verordening wordt
toegevoegd eene nieuwe alinea, luidende als volgt
„8°. voor op doorvaart door de gemeente zijnde
vaartuigen, waarvoor na hun komst binnen de gemeente
het verschuldigde havengeld is betaald en waarvan het
vertrek door besloten water tengevolge van vorst ver
hinderd wordt, zulks ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders."
Artikel II.
Deze verordening treedt in werking op den dag na
dien, waarop de Koninklijke goedkeuring is verkregen.
345