Bijl. no. 6.
Bijlage no. 6.
I
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
WIJZIGING Algenieene Politieverordening voor
de gemeente Leeuwarden (gemeenteblad
1919 no. 7, 1920 no. 18, 1924 no. 5,
1925 nos. 19 en 49, 1927 no. 5).
Aan den Gemeenteraad.
De onlangs plaats gehad hebbende wijziging van de
Motor- en Rijwielwet met de daarmede gepaard gaande
vaststelling van een nieuw Motor- en Rijwielreglement
en van de Motor- en Rijwielbeschikking maken het
noodig, dat in de Algemeene Politieverordening dezer
gemeente enkele wijzigingen worden aangebracht, ten
einde deze verordening te doen passen in het systeem
van de nieuwe wettelijke bepalingen op dit gebied. Het
zou ons te ver voeren, hier de vele verschillen tusschen
de vroegere en de tegenwoordig geldende wet te be
spreken en wij meenen dan ook te mogen volstaan met
bij elke door ons voorgestelde verandering de reden
daarvan artikelsgewijs te vermelden.
Artikel 1. Het is, waar de Motor- en Rijwielwet in
haar artikel 1 sub 1° eene definitie van motorrijtuig"
geeft, wenschelijk die omschrijving ook voor de toepas
sing van de Algemeene Politieverordening aan te nemen.
In art. 1 sub 4° der verordening ware dus naar de des
betreffende bepaling der wet te verwijzen.
Hetzelfde geldt voor het begrip „bestuurder van een
motorrijtuig" (vergelijk art. 1 sub 7° der verordening
met art. 1 sub 4° der wet).
De omschrijving van de bebouwde gemeentekom
(art. 1 sub 9° der verordening) moet alsnog aangevuld
worden met de vermelding van het huizencomplex be
noorden het Noordvliet en ten Westen van den Poppe-
weg (de z.g. Insulindebuurt).
Artikel 89. Dit artikel verbiedt, in zijn tegenwoor
dige redactie, het rijden met een motorrijtuig of een
rijwiel in strijd met de bepalingen van Burgemeester
en Wethouders tot geslotenverklaring van de betrokken
straat, en steunde op art. 8 der Motor- en Rijwielwet,
zooals die vóór de jongste wijziging luidde. De regeling
omtrent het gesloten verklaren van wegen is thans uit
de wet overgebracht naar het Motor- en Rijwielregle
ment, hetwelk dienaangaande in de artt. 8 e. v. de
noodige voorschriften geeft, terwijl de desbetreffende
strafbepaling in art. 11 en de daaraan verbonden
sanctie in art. 73 van het reglement is opgenomen. Het
verbod van art. 89 der verordening moet derhalve,
evenals de daarop betrekking hebbende vermelding van
dit artikel in art. 104, lid 3, worden ingetrokken.
De geslotenverklaring in het belang van de vrijheid
en de veiligheid van het verkeer over de wegen (niet
zijnde Rijks- of provinciale wegen of wegen buiten de
bebouwde kommen der gemeenten), geschiedt, inge
volge art. 8 van het Motor- en Rijwielreglement „bij of
krachtens een besluit van den gemeenteraad". Deze
bepaling maakt het mogelijk het stelsel te behouden,
dat tot dusverre ook in deze gemeente is toegepast, n.l.
dat de geslotenverklaringen geschieden door Burge
meester en Wethouders, daartoe bij besluit van Uwen
Raad bevoegd verklaard. Naast de sluiting van wegen
uit hoofde van de vrijheid en veiligheid van het verkeer,
kende en kent de wet, resp. het reglement, bepalingen
in het belang van de instandhouding en bruikbaarheid
der wegen. Hierover handelen de artikelen 36 e. v. van
het Motor- en Rijwielreglement, waarin de indeeling
wordt geregeld van de wegen in drie klassen, naar
gelang van hunne geschiktheid voor het verkeer met
zware motorrijtuigen. Deze indeeling geschiedt, wat de
wegen binnen de bebouwde gemeentekom betreft (geen
Rijks- of provinciale wegen zijnde), eveneens bij of
krachtens een besluit van den gemeenteraad. Ook hier
zou de bevoegdheid tot indeeling van de wegen in een
of meer klassen derhalve door U aan Burgemeester en
Wethouders kunnen worden toegekend.
Artikel 90. In verband met de bepalingen van de
artt. 36 e. v. der Motor- en Rijwielbeschikking betref
fende de aanduiding van het gesloten zijn van wegen
door middel van waarschuwingsborden, dient dit artikel
te vervallen.
Artikel 91Ook dit artikel komt voor schrapping in
aanmerking, nu art. 8 van het Motor- en Rijwielregle
ment zegt, dat de wegen gesloten kunnen worden ver
klaard „tenzij het doorgaand verkeer daardoor zonder
noodzaak ernstige belemmering zoude ondervinden".
Van gemeentewege behoeven op dit punt dus geen voor
schriften te worden gegeven.
Artikel 104. De vermelding van art. 89 in het derde
lid van dit artikel moet vervallen.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik, U voorts
invoeging van een nieuw artikel 31 bis, schrapping van
de artikelen "ilbis65bis, 91 bis en 96, zoomede wijziging
van de artt. 95 en 105 der Algemeene Politieverordening
voor te stellen.
Artikel 3Ibis. Zooals uit het te Uwer inzage liggend
rapport van den Directeur der Gemeentewerken kan
blijken, doet de praktijk in het belang van de openbare
orde de wenschelijkheid gevoelen van invoering van een
bepaling, volgens welke het publiek de afsluitinrichtin-
gen van een brug, die geopend en weder vastgezet is,
niet mag openen, alvorens de dienstdoende brugwachter
daartoe toestemming heeft gegeven.
Artikel 37bis verbiedt in het openbaar hoedepennen
te dragen met onbeschermde punt. Wij zien het nut en
de noodzakelijkheid van handhaving dezer bepaling
niet in en achten vermits strafbepalingen o. i. alleen
moeten worden gemaakt, resp. bestendigd, indien daar
aan werkelijk behoefte bestaat intrekking van dit
verbod gewenscht.
Artikel 65bis. Aangezien in het Algemeen besluit,
tot toepassing van de artt. 14 en 15 der Warenwet
(Staatsblad 1919 no. 581) in het hier bepaalde is voor
zien, dient dit artikel te vervallen.
Artikel 91bis. Dit artikel dient te vervallen in ver
band met de Wet Openbare Vervoermiddelen, zooals
deze na hare laatste wijziging luidt (Zie art. 15, lid 2,
dier wet).
Artikel 96. Voor intrekking van dit voorschrift, het
welk in de praktijk onnoodig hinderlijk is, gelden de
zelfde gronden, als hierboven ten aanzien van art. 37bis
aangegeven.
Artikel 104. Dit artikel moet worden aangevuld met
de vermelding van het nieuwe art. 31 bis, tegen over
treding waarvan wij een boete van ten hoogste 10.
bedreigd zouden willen zien. De vermelding van de
artt. 65bis en 91 bis in het eerste, en van de artt. 37bis
en 96 in het tweede lid van dit artikel moet voorts
vervallen.
Artikel 105. Nu ingevolge Uw besluit van 10 Januari
j.l. bij den dienst der Gemeentewerken de rang van
technisch hoofdambtenaar is ingesteld, moet de redactie
van dit artikel daarmede in overeenstemming worden
gebracht. Voorts ware de zorg voor de naleving van
het nieuwe art. 31 bis in het bijzonder aan de gaarders
der bruggelden op te dragen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging tot vaststelling van de in ontwerp hierachter
afgedrukte verordening over te gaan.
Leeuwarden, 24 Januari 1928.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
J. M. VAN BEYMA, Voorzitter.
347