Bijl no. 12.
Bijlage no. 12.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
VOORSTEL van Burgemeester en Wethouders
tot het aangaan van een onderhandsche
geldleening.
Aan den Gemeenteraad.
Bij Uw besluit van 27 September 1927, no. 185,
werden wij gemachtigd de noodige voorbereidingen te
treffen ten einde met ingang van 1 Januari 1928 te
komen tot vervroegde aflossing van het restant der
geldleening, aangegaan krachtens Raadsbesluit van 25
Maart 1919, no. 123R/65, goedgekeurd door Gedepu
teerde Staten bij besluit d.d. 25 Maart 1919, no. 1, oor
spronkelijk groot 1.200.000.en op 1 Januari 1928
per resto groot 1.063.000.rentende 5 's jaars,
alsmede van het restant der geldleening, aangegaan
krachtens Raadsbesluit van 13 Mei 1919, no. 1 99r/1 12,
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van
13 Mei 1919, no. 4, oorspronkelijk groot 1.000.000.
rentende 5 's jaars, per resto groot 733.000.
zoodat in totaal moest worden afgelost een bedrag van
1.796.000.—.
Bij Uw besluiten van 15 November 1927, nos. 248
250, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit
van 23 November d.a.v., no. 66, werd een bedrag van
1.350.000.geleend, ten einde bovengenoemde af
lossing mogelijk te maken, zoodat nog een bedrag van
446.000.moest worden opgenomen. Uit de gewone
kasgeldmiddelen is dit bedrag tijdelijk gedekt. Thans
wordt door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
tegen 1 Juli a.s. aangeboden een bedrag groot
451.645.57, tegen een rente van 4y2 's jaars en tot
den koers van 98% gedurende een tijdvak van 32
jaren, waardoor het geheele benoodigde bedrag is ge
vonden. De aflossing van de nieuwe leening is geregeld
op dezelfde wijze als dit met het bedrag van
1.350.000.het geval was.
Onder niededeeling, dat de Financiëele Commissie
zich met ons voorstel kan vereenigen, geven wij Uwe
Vergadering in overweging te besluiten
le. met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te
's Gravenhage eene onderhandsche geldleening aan te
gaan en daartoe vast te stellen het hieronder afgedrukte
ontwerp-besluit;
2e. overeenkomstig art. 136, 2e lid, der Gemeente
wet te bepalen, dat de rente en aflossing van die leening
zullen worden gevonden uit de gewone inkomsten der
gemeente.
Leeuwarden, 24 Mei 1928.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
gelet op art. 136 der Gemeentewet;
besluit
Burgemeester en Wethouders te machtigen om voor
en namens de Gemeente met het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds te 's Gravenhage, eene onderhandsche
geldleening aan te gaan en daartoe eene schuldbeken
tenis af te geven tot een bedrag van vier honderd één
en vijftig duizend, zes honderd vijf en veertig gulden,
zeven en vijftig cent 451.645.57), op de volgende
voorwaarden
le. door het Pensioenfonds wordt de gemelde som
aan de gemeente geleend tot een koers van 9875/10o
percent en tegen eene jaarlijksche rente van vier en een
half percent;
2e. de storting van gemeld bedrag zal moeten ge
schieden op 2 Juli 1928;
3e. van het bedrag der leening zal op 2 Juli van elk
jaar, te beginnen in 1929, ten minste worden afgelost
in 1929 tot en met 1938 16.000.per jaar,
1939 1943 14.500.—
1944 1948 14.000.—
1949 1955 13.500.—
1956 1958 13.000.—
1959 10.000.—
„1960 6.645.57;
4e. de gemeente is bevoegd telken jare op den ver
schijndag der aflossing een grooter bedrag dan bij
voormeld plan is bepaald af te lossen, mits van het
voornemen daartoe ten minste een maand tevoren aan
het Pensioenfonds wordt kennis gegeven; de sommen,
welke buitengewoon worden afgelost, zullen worden
afgeschreven van de laatste termijnen der periodieke
aflossing; de gemeente zal bij het doen van een zoo
danige buitengewone aflossing, indien deze binnen vijf
379