Bijlage no 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. Bijl. no. 15.
REORGANISATIE van het openbaar vervolg
onderwijs (gemeenteblad 1923 no. 22
en 1925 no. 32).
Aan den Gemeenteraad.
De van onzentwege in Februari 1925 ingestelde com
missie, welke de aansluiting tusschen het onderwijs der
lagere dagscholen en dat der verschillende inrichtingen
voor avondonderwijs in deze gemeente in studie zou
nemen, heeft haar arbeid beëindigd; de resultaten daar
van worden aangetroffen in de door haar aan ons inge
zonden rapporten van 16 April 1926 en 21 November
1927, welke, met de daarop betrekking hebbende
adviezen van de Commissie van Toezicht op- en den
Inspecteur van het Lager Onderwijs, te Uwer inzage
zijn nedergelegd.
De Commissie deelt o. m. in haar laatste rapport
mede, dat waar de door haar in April 1926 uitgesproken
wenschen ten opzichte van het lager- en middelbaar
avondhandelsonderwijs intusschen voor het grootste
gedeelte reeds in vervulling zijn gegaan, deze materie
gevoegelijk als afgedaan kan worden beschouwd. Van
het door de Commissie behandelde gemeentelijk avond
onderwijs blijft dus over het vervolgonderwijs, bedoeld
bij het le lid van artikel 21 der Lager Onderwijswet
1920, luidende als volgt
,,Aan hen, die het gewoon of buitengewoon lager
onderwijs hebben genoten en niet meer onder de ver
plichting vallen dit onderwijs te volgen, kan gelegenheid
gegeven worden tot het genieten van vervolgonderwijs."
Met betrekking tot dit onderwijs merken wij het
volgende op.
Tot September 1924 bestonden in deze gemeente
twee cursussen voor vervolgonderwijs, n.l. één voor
jongens en één voor meisjes. In Uwe vergadering van
15 Juli van dat jaar (zie bladz. 185 van 's Raads Han
delingen) stelden wij evenwel voor, deze cursussen op
te heffen, omdat door de wijziging van de Lager Onder
wijswet 1920 in 1923 de verplichting tot het geven van
vervolgonderwijs was vervallen, als gevolg waarvan in
de kosten van dit onderwijs niet meer door het Rijk zou
worden bijgedragen en deze dus voortaan geheel ten
laste der gemeente zouden komen. Het doen eindigen
van dit onderwijs zonder daarvoor iets anders in de
plaats te stellen, aldus deelden wij mede, kwam ons,
althans voor zoover het de meisjes betrof, niet wen-
schelijk voor en wel op grond van het aantal leerlingen;
aan opheffing van dit onderwijs, zonder meer, kon, juist
met het oog op het aantal deelneemsters, niet worden
gedacht. Overeenkomstig ons voorstel werd dan ook
besloten den cursus voor meisjes wel op te heffen, doch
daarvoor in de plaats te stellen een cursus aan de
Industrie- en Huishoudschool. Werden op den opge
heven cursus uitsluitend schoolvakken onderwezen, op
den nieuwen zou onderricht worden gegeven in schooi
en huishoudelijke vakken, vermits deze leerlingen, in
verband met de richting welke zij veelal op haar ver
deren levensweg inslaan, meer gebaat zouden zijn met
dit onderwijs, dan wel uitsluitend met schoolvakken.
Omtrent de voorgestelde opheffing van het vervolg
onderwijs voor jongens besloot Uwe Vergadering eerst
nog het advies van de Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs te doen inwinnen. Onder overlegging
van dit advies stelden wij U daarna andermaal (zie
bijlage no. 21 van 1924) voor, dit onderwijs op te heffen.
In Uwe vergadering van 23 September 1924 werd even
wel besloten dezen cursus te handhaven.
Sinds September 1924 wordt dus vervolgonderwijs
gegeven voor meisjes op een cursus aan de Industrie-
en Huishoudschool, terwijl in het vervolgonderwijs voor
jongens, overeenkomstig het le lid van artikel 21 der
Lager Onderwijswet 1920, geene verandering werd ge
bracht.
De conclusies der studie-commissie zijn neergelegd
in de bij hare rapporten overgelegde bijlage 111. Bij het
oorspronkelijk rapport van 16 April 1926 adviseerde zij
tot instelling van vijf cursussen, welke echter bij haar
nader rapport van 21 November 1927 tot drie zijn
teruggebracht.
In overeenstemming met het advies van den Inspec
teur van het Lager Onderwijs die zich op het stand
punt stelt, dat het de bedoeling is om het onderwijs
voor meisjes, die industrie-onderwijs prefereeren, in zijn
geheelen omvang door de Industrieschool te doen geven
en voor zoover mogelijk rekening houdende met de
door de Commissie uitgesproken wenschen, meenen wij
U in overweging te moeten geven het onderwijs voor
meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool intact te
laten en voor een goede organisatie van het overige
vervolgonderwijs, bedoeld bij het meeraangehaalde le
lid van artikel 21 der Lager Onderwijswet 1920, gele
genheid te bieden aan jongens en meisjes voor het vol
gen van drie cursussen, t. w.
A. een cursus voor leerlingen, in het bezit van het
diploma van het 8e leerjaar der scholen voor gewoon
lager onderwijs (duur drie leerjaren);
B. een cursus voor leerlingen, in het bezit van het
getuigschrift van het 7e leerjaar der scholen voor ge
woon lager onderwijs (duur één leerjaar). De leerlingen
van dezen cursus kunnen vervolgens overgaan naar
cursus A
C. een cursus voor leerlingen, die niet in het bezit
zijn van het onder B bedoelde getuigschrift (duur drie
leerjaren).
Hiermede zou dus voor de meisjes opnieuw de gele
genheid worden gegeven voor het genieten van dit
vervolgonderwijs. Het hierboven aangehaalde besluit
Uwer Vergadering van 15 Juli 1924 om dat onderwijs
niet meer aan meisjes te verstrekken, zou derhalve on
gedaan worden gemaakt.
Uit het advies van de Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs blijkt, dat er nog altijd een groot aan
tal kinderen is, dat geen verder onderwijs na het ver
laten der gewone lagere scholen zoekt. Het onderwijs
voor meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool moet
uit den aard der zaak voor een niet onbelangrijk deel
worden gewijd aan huishoudelijke vakken. Zooals dan
ook valt te begrijpen, kan het onderricht in de vakken
voor algemeene ontwikkeling op die school niet tot die
ontplooiing komen, als het geval is op een cursus voor
vervolgonderwijs waar uitsluitend schoolvakken worden
onderwezen.
Het wil ons dan ook voorkomen, dat voor zoover de
gelegenheid voor het ontvangen van meer algemeen
vormend onderwijs minder gunstig is dan vroeger,
daarin opnieuw dient te worden voorzien. Aan de ouders
blijft uiteraard de beoordeeling of de kinderen den cur
sus op de Industrie- en Huishoudschool dan wel den
cursus voor vervolgonderwijs zullen volgen.
Aangaande de door ons voorgestelde splitsing van
het vervolgonderwijs voor jongens en meisjes in drie
cursussen (A, B en C), merken wij nog het volgende
op.
Zooals dit onderwijs tot dusver wordt gegeven, be
staan de klassen dikwijls uit dermate heterogene be-
standdeelen, dat van geregeld klassikaal onderwijs bijna
geen sprake kan zijn. Dit behoeft trouwens geen ver
wondering te verwekken, als wij er op wijzen, dat tot
dit onderwijs leerlingen worden toegelaten, die het niet
verder dan tot de 5e of 6e klasse van een lagere school
hebben gebracht èn leerlingen, die met vrucht het 7e
of 8e leerjaar van die school hebben doorloopen. Wel
werd ook tot dusverre, voor zoover doenlijk, steeds ge
tracht een zoo goed mogelijke klasse-indeeling te ver
krijgen, maar het zal toch geen nader betoog behoeven,
dat, zal het vervolgonderwijs zoo vruchtdragend moge-
391