Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
lijk zijn, deze ongunstige factor verwijderd dient te
worden. Dit nu kan geschieden door een regeling met
voldoende differentiatie, waardoor èn voor de leerlingen
zelve èn voor de maatschappij het profijt, dat het ver
volgonderwijs kan opleveren, grooter wordt.
Deeze differentiatie wordt, naar wij meenen, met de
door ons gedachte splitsing bereikt en zal er dan ook
zeer waarschijnlijk toe leiden, dat dit onderwijs meer tot
zijn recht komt. Dit laatste zou trouwens een verblijdend
verschijnsel mogen worden genoemd, gezien het groot
aantal kinderen (318 van de 850) dat volgens het
advies van de Commissie van Toezicht op het Lager
Onderwijs bij den aanvang' van het schooljaar 1925/
1926 na het verlaten der openbare en bijzondere gewone
lagere scholen van verder onderwijs bleef verstoken.
Waar ook op de lagere- en middelbare avondhandels
school de jongens en meisjes gezamenlijk onderwijs
ontvangen, achten wij het niet meer noodig dat het
vervolgonderwijs op afzonderlijke cursussen voor jon
gens en meisjes wordt gegeven. Hierdoor kan tevens
met één hoofd voor dat onderwijs worden volstaan.
Het wil ons met de studie-commissie en den Inspec
teur van het Lager Onderwijs voorkomen, dat het wen-
schelijk is in de verordening het aantal leerlingen per
klasse vast te leggen. De Commissie noemt voor alle
cursussen een gemiddeld aantal leerlingen per klasse
van 20 met een maximum van 24. De Inspecteur kan
zich hiermede, voor zoover de cursussen A en B betreft,
vereenigen, maar meent in overweging te moeten geven
voor den cursus C dit aantal te bepalen op 16 met een
maximum van 20. Het daarvoor door hem aangevoerde
motief, dat een klasse leerlingen van dezen cursus nog
uit zeer ongelijksoortige bestanddeelen kan bestaan,
waardoor het noodig kan blijken van één klasse er twee
of meer te maken onder leiding van één leerkracht, kun
nen wij geheel beamen.
Hoeveel kosten deze reorganisatie met zich zal bren
gen, valt moeilijk te zeggen, omdat wij omtrent het
aantal leerlingen, dat straks plaatsing op de cursussen
zal verzoeken, geen gegevens bezitten. Waar dit aantal
leerlingen ook niet gemakkelijk is te raden, is het zeer
bezwaarlijk, zoo niet onmogelijk, die kosten te be-
grooten.
De uitgaven voor het openbaar vervolgonderwijs be
droegen over 1926 aan salaris onderwijzend personeel
1508.89, leermiddelen 197.45, kosten ter zake van
verzekering personeel, enz. 217.—, vergoeding vuur
en licht ƒ811.85, te zamen 2735.19, waar af gaat
wegens verhaal pensioensbijdragen 74.44, zoodat aan
kosten overblijft 2660.75.
Werden tot dusver acht lesuren per week op de cur
sussen gegeven, wij hebben gemeend, in overeenstem
ming met het advies van den Inspecteur van het Lager
Onderwijs, daarvoor voortaan negen uren te moeten uit
trekken. De kosten zouden daardoor dus met y8 ver
meerderen. Intusschen kan aan deze berekening, zooals
valt te begrijpen, niet ten volle waarde worden toege
kend, omdat een vermeerdering van het leerlingen
aantal kan verwacht worden. Dit laatste nu kan aanlei
ding geven tot aanstelling van meer leerkrachten, terwijl
ook voor leer- en hulpmiddelen, in verband met dien
toeloop van leerlingen en het onderwijzen van vakken
welke tot dusver niet op den lesrooster voorkwamen,
waarschijnlijk eenige meerdere uitgaven zullen moeten
plaats hebben. Wij meenen evenwel, dat hiervoor met
het oog op de belangen van dit onderwijs niet moet
worden teruggeschrikt, te minder nu met een en ander
vermoedelijk geen groote bedragen gemoeid gaan.
Deze uitgaven zullen trouwens eenigermate worden
gecompenseerd door de door ons voorgestelde school-
geidheffing voor dit onderwijs. Voor die heffing bestaat
o. i. alle reden, immers ook voor andere inrichtingen
voor avondonderwijs wordt schoolgeld geheven. De
studie-commissie en de Inspecteur van het Lager On
derwijs kunnen zich met die heffing vereenigen. Voor
de tot dit doel ontworpen, hierachter afgedrukte, veror
deningen hebben de overeenkomstige verordeningen voor
den gemeentelijken cursus voor meisjes aan de Industrie-
en Huishoudschool tot voorbeeld gediend, omdat naar
onze meening dit onderwijs van gelijke waarde is te
achten als het hier bedoelde vervolgonderwijs.
De Commissie heeft ons ten slotte nog in overweging
gegeven de wenschelijkheid na te gaan van de instelling
eener commissie, met als taak eene juiste distributie van
aangegeven leerlingen over de verschillende inrichtin
gen voor avondonderwijs (dus ook die behalve de bo
venvermelde cursussen) te bevorderen, terwijl zij verder
nog wijst op het nut van het verzamelen van jaarlijksche
statistische gegevens betreffende de mutaties onder de
bevolking van alle inrichtingen van onderwijs. Wij zijn
bereid aan een en ander onze aandacht te schenken.
Op grond van het bovenstaande en onder overlegging
van de betrekkelijke stukken geven wij U in overweging
tot vaststelling van de in ontwerp hieronder afgedrukte
verordeningen over te gaan.
Leeuwarden, 14 Juni 1928.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
ONTWERP A. VERORDENING, houdende wijziging van de
verordening op het Openbaar Lager
Onderwijs in de gemeente (gemeente-
BESTAANDE REDACTIE. blad 1923 no. 22 en 1925 no. 32).
Art. 17.
Er kunnen cursussen zijn voor vervolgonderwijs, één
of meer voor jongens en één of meer voor meisjes, die
de lagere school hebben verlaten en niet meer voor die
school leerplichtig zijn.
Art. 18.
De cursussen omvatten ten minste twee achtereen
volgende leerjaren.
Artikel I.
Artikel 17 van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt
,,Er kunnen bij, ter beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders, voldoende deelneming cursussen zijn
voor vervolgonderwijs voor jongens en meisjes, die de
lagere school hebben verlaten en niet meer voor die
school leerplichtig zijn."
Art. II.
Artikel 18 wordt gelezen als volgt
„Behoudens het bepaalde bij artikel 17, wordt het
392
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. Bijl. no. lö.
Het aantal leerjaren kan met ten hoogste één worden vervolgonderwijs gegeven op drie cursussen, te weten
vermeerderd. A. een cursus, omvattende drie achtereenvolgende
leerjaren, voor leerlingen, in het bezit van het diploma
van het 8e leerjaar der scholen voor gewoon lager
onderwijs
B. een cursus, omvattende één leerjaar, voor leer
lingen, in het bezit van het getuigschrift van het 7e leer
jaar der scholen voor gewoon lager onderwijs, welke
leerlingen, na dezen cursus met goed gevolg doorloopen
te hebben, kunnen overgaan naar dien, bedoeld onder A;
C. een cursus, omvattende drie leerjaren, voor leer
lingen, niet behoorende tot de sub A en B bedoelde
groepen."
Art. 19. Art. III.
De cursussen worden gehouden, wat die voor jongens
betreft tusschen 15 September en 15 Maart en wat die
voor meisjes aangaat tusschen 1 October en 1 April,
viermaal in de week, telkens twee uren.
Art. 20.
Op de vervolgcursussen wordt onderwijs gegeven
a. aan dien voor jongens in
lezen,
rekenen,
Nederlandsche taal,
geschiedenis,
kennis der natuur,
teekenen
h. aan die voor meisjes in
dezelfde vakken (met uitzondering van het teekenen)
en de nuttige en fraaie handwerken.
Artikel 19 wordt gelezen als volgt
„De cursussen worden gehouden tusschen 15 Sep
tember en 15 Maart op vier avonden in de week, telkens
drie lesuren, elk van 45 minuten."
Art. IV.
Artikel 20 wordt gelezen als volgt
„Op de vervolgcursussen, bedoeld in artikel 18, wordt
onderwijs gegeven
Aantal wekelijksche lesuren
Klasse
I
II
Ill
1. aan dien onder A in
Lezen
2
2
2
Nederlandsche taal
2
2
2
Engelsch
2
2
2
Rekenen
2
2
2
Kennis der natuur
1
1
1
Vaderlandsche geschiedenis
1
1
1
Teekenen
1
1
1
Aardrijkskunde
1
1
1
11. aan dien onder B in
Lezen
2
Nederlandsche taal
3
Engelsch
4
-
-
Rekenen
3
III. aan dien onder C in
Lezen
2
2
2
Nederlandsche taal
3
2
2
Rekenen
3
3
1
Teekenen
2
2
2
Handenarbeid
2
2
2
Aardrijkskunde
-
-
1
Vaderlandsche geschiedenis
-
1
1
Kennis der natuur
-
-
1"
Art. V.
Na artikel 20 wordt ingevoegd een nieuw artikel,
luidende als volgt
„Art. 20bis.
In gewone omstandigheden bedraagt het aantal leer
lingen per klasse op de cursussen A en B gemiddeld
20 met een maximum van 24 en op den cursus C
gemiddeld 16 met een maximum van 20."
393