Bijl no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
belasting, of, indien nimmer een aanslag is opgelegd,
de schatting van het inkomen door den Controleur.
II. „jaar" is daaronder te verstaan het leerjaar.
III. „Controleur" is daaronder te verstaan de con
troleur der gemeentebelastingen.
Art. 6.
Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen die
tot het vervolgonderwijs zijn toegelaten.
Voor hen, die niet het geheele jaar daartoe behooren,
wordt het schoolgeld per maand berekend, waarbij ge
deelten van kalendermaanden voor geheele worden ge
teld en is per maand Vo gedeelte van het over een vol
jaar berekende schoolgeld verschuldigd.
Art. 7.
Het schoolgeld is verschuldigd door hen, die de leer
lingen het vervolgonderwijs doen genieten.
Art. 8.
Wegens het niet bezoeken van een cursus tengevolge
van ziekte gedurende meer dan 30 achtereenvolgende
dagen in een jaar, wordt op binnen een maand na afloop
van het jaar aan den Controleur in te dienen aanvrage
door dezen ontheffing verleend.
De ontheffing bedraagt voor ieder vol tijdvak van 30
dagen !/e gedeelte van het over een vol jaar verschul
digde schoolgeld.
Art. 9.
Herziening van den aanslag wegens schoolgeld heeft
plaats, indien de tot grondslag gestrekt hebbende aan
slag in de belasting
ci. bij navordering is verhoogd
b. bij onherroepelijk geworden uitspraak op reclame
is verlaagd.
In het geval sub a is artikel 4 van toepassing.
In het geval sub b moet binnen 2 maanden na dag-
teekening der uitspraak en onder overlegging daarvan
aanvraag aan den Controleur worden gedaan.
Art. 10.
Voor de toepassing van de artt. 264, 265b en 265c
der Gemeentewet treedt ten aanzien van deze veror
dening in de plaats van den Raad, van Burgemeester en
Wethouders of van den Burgemeester, de Controleur.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking op 1 September
1928.
396
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
ONTWERP C.
VERORDENING op de invordering van school
geld voor het openbaar vervolgonderwijs.
Artikel 1.
Het hoofd van de cursussen voor het vervolgonder
wijs legt bij den aanvang van het jaar eene lijst aan van
de leerlingen, die alsdan tot de bevolking van een cursus
behooren, ingericht overeenkomstig het door Burge
meester en Wethouders vast te stellen model.
In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats
hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk
en nauwkeurig aangeteekend.
Onder „jaar" wordt in deze verordening verstaan het
zelfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening is
bepaald en onder „Controleur" de controleur der ge
meentebelastingen.
Art. 2.
Binnen 10 dagen na den aanvang van het jaar wordt
door het hoofd der cursussen een door hem voor deug
delijk verklaard afschrift van de in het eerste lid van het
vorig artikel bedoelde lijst aan den Controleur gezonden.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat
de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt
vervolgens door hem voor den 5en van iederen maand
aan den Controleur ingediend.
Hebben in den loop eener maand geene veranderingen
plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door
een negatief bericht.
Art. 3.
De Controleur maakt uit de volgens het vorig artikel
ontvangen opgaven zoo spoedig mogelijk schoolgeld
kohieren op en zendt die, na vaststelling, aan den
gemeente-ontvanger ter invordering van de daarin uit
getrokken bedragen.
Art. 4.
Na ontvangst van een kohier zendt de gemeente
ontvanger binnen 14 dagen een gedagteekend aanslag
biljet, waarvan het model door Burgemeester en Wet
houders wordt vastgesteld, aan de daarop voorkomende
schoolgeldplichtigen.
Art. 5.
De schoolgelden zijn invorderbaar in zoovele ter
mijnen als er na de maand, waarin een kohier aan den
gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maanden van
het jaar overblijven.
De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de
maand, volgende op die, waarin de toezending heeft
plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van
iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op de kohieren, die in
de laatste maand van het jaar of later aan den gemeente
ontvanger worden toegezonden, zijn één maand daarna
ineens invorderbaar.
Art. 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnen geschiedt de invordering der in artikel 5 be
doelde schoolgelden overeenkomstig de voorschriften
van de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op 1 September
1928.
397