Bijl. no. 17. Bijlage no. 17. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. Raadsbesluit Instelling Woning complexen Bedrag van de oorspronkelijke leening Bedrag van de nieuwe schuld op 2 Juli 1928 Bedrag van de annuïteit Aantal jaren gedurende welke de annuïteit moei worden betaald 1 2 3 4 5 6 7 23 Mei 1922 n°. 2007124 en 24 Oct. 1922 n°. 444R/303 Gemeente (Woningbedrijf) 60 woningen Harl.straatweg Transport 4.500 207.837 52 yy yy 1.866.153 4.576 207.966 49 39 55 yy yy 95.867 215 10.856 11 40 27 71 45 30 Nov. 1920 n°. 5887305 28 Juni 1921 n°. 2617145 6 Nov. 1923 n°. 4004/234 Woningstichting ,,St Joseph" 49 woningen Cambuurster- pad yy yy 27.901 126.879 yy yy 28.374 128.050 52 49 yy yy 1.335 6.595 52 54 71 47 12 Juli 1921 n°. 2977176 en 13 FebL 1923 n°. 303/28 Woningbouw vereniging „Beter Wonen" 50 woningen Cambuurster- pad yy yy 19.196 149.996 36 yy yy 19.522 150.089 15 09 yy yy 918 7.834 86 95 71 45 ƒ2.404.732 68 f 123.623 65 Leeuwarden, 26 Juli 1928. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. 400 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. ONDERZOEK naar de gevolgen van opheffing der Gemeentelijke Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus. Aan den Gemeenteraad. Bij de vaststelling van de begrootingen voor het jaar 1928 besloot Uwe Vergadering tevens, ons College op te dragen na te gaan, welke de gevolgen, zoowel finan- cieële als andere, zouden zijn van opheffing der Ge meentelijke Hoogere Burgerschool met driejarigen cur sus, zoomede van vermindering van het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs en daarover rapport uit te brengen. Ter uitvoering van die opdracht hebben wij het wen- schelijk geacht, dat, wat de Hoogere Burgerschool be treft, eene speciaal voor dit doel samengestelde com missie de quaestie der opheffing en hare gevolgen tot een voorwerp van onderzoek zou maken en aan ons College advies zou uitbrengen, terwijl wij ten opzichte van de vermindering van het bewaarschoolonderwijs het gevoelen der Commissie voor de gemeentelijke be waarscholen hebben gevraagd. Het advies van laatst bedoelde Commissie hopen wij binnen eenigen tijd te ontvangen dat betreffende de Hoogere Burgerschool kwam kort geleden in ons bezit. De Commissie, die ons omtrent dit laatste onderwerp heeft voorgelicht, bestond uit de heeren H. de Boer, wethouder in het bijzonder belast met de onderwijs zaken, J. A. Feitsma, lid van Uwen Raad, J. Bekius, lid van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, Dr. G. J. Otten, Secretaris der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Friesland, Mr. P. C. J. A. Boeles, als vader van een leerling der Gemeentelijke Hoogere Handelsschool, M. Braaksma, als vader van een leerling der Gemeentelijke Hoogere Burgerschool, Dr. J. L. Cardozo, Directeur der Gemeentelijke Hoogere Burger- en Hoogere Handelsschool, terwijl de heer J. de Groot, chef der afdeeling Onderwijs ter Gemeente secretarie, haar als secretaris werd toegevoegd. Onder dagteekening van 10 Mei j.l. diende de Com missie haar rapport bij ons College in. Ten einde de lezing van het rapport en de beoordeeling van zijnen inhoud te vergemakkelijken, hebben wij het hierachter doen afdrukken; de bij het rapport gevoegde bijlagen zijn echter niet gedrukt, doch liggen op de gebruikelijke wijze voor U ter inzage. Uit het advies der Commissie blijkt, dat zij zich enkele vragen heeft gesteld, door welker beantwoording zij aan het tot haar gerichte verzoek meent te voldoen. In de eerste plaats gaat zij na, welke de redenen zijn ge weest voor de stichting van de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool (blz. 3 tot en met 6) en zij knoopt aan het overzicht van de totstandkoming der tegenwoordige school o. a. de opmerking vast, dat de vraag gewet tigd is, of bij opheffing daarvan zich opnieuw zou doen gevoelen het tekort aan schoolruimte voor het (meer) uitgebreid lager onderwijs, welke omstandigheid bij het oprichten der school een punt van overweging is geweest en die daartoe heeft medegewerkt. Op blad zijde 7 van haar rapport geeft de Commissie te kennen, dat het, waar de toestanden zich, vergeleken bij vroe ger, geheel gewijzigd hebben, niet gemakkelijk valt te zeggen of opheffing van de driejarige H. B. S. een tekort aan schoolruimte voor het uitgebreid lager onderwijs met zich zal brengen, al meent zij te mogen aannemen (zie blz. 18), dat men, zooal niet terstond, dan toch in de naaste toekomst aan uitbreiding van bedoelde schoolruimte niet zou kunnen ontkomen. Daarentegen zouden door die opheffing vijf lokalen voor het gewoon lager onderwijs vrij komen. Vervolgens beantwoordt de Commissie de vraag, op welke wijze de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool haar taak heeft volbracht, in dien zin, dat de school h. i. inderdaad de taak heeft vervuld, waarvan sprake was in het voorstel van ons College tot oprichting van de school. Ofschoon niet direct betreffend de gevolgen van opheffing der Hoogere Burgerschool, passen deze beschouwingen wel in het verslag van een uitgebreid onderzoek als door de Commissie ten deze ingesteld. Een voornaam punt vormt in de onderhavige quaestie de vraag, welk gevolg opheffing van de Hoogere Bur gerschool zal hebben met betrekking tot de voorziening in het onderwijs, voordien aan die inrichting gegeven. Met andere woorden: kan de taak van de Hoogere Bur gerschool even goed op andere wijze worden verricht, hetzij door dit onderwijs te vervangen door het uitge breid lager onderwijs, hetzij door het, als onderbouw der Hoogere Handelsschool, te doen geven door den onderbouw der Rijks Hoogere Burgerschool. De Commissie, die hieraan uitvoerige beschouwingen heeft gewijd (zie blz. 10 t/m 16 van haar rapport), is eenparig tot de overtuiging gekomen, dat het onderwijs van de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool niet kan worden vervangen door het uitgebreid lager onderwijs. Wat het zooëven bedoelde onderwijs door de Rijks Hoogere Burgerschool aangaat, is de grootst mogelijke meerderheid van de Commissie van oordeel, dat vervan ging van de driejarige Hoogere Burgerschool door de eerste drie klassen der Rijks Hoogere Burgerschool zoo niet onmogelijk, dan toch in elk geval hoogst onge- wenscht is te achten. In aansluiting hierop bespreekt de Commissie het gevolg, dat opheffing van de driejarige Hoogere Bur gerschool zoude hebben ten aanzien van de Hoogere Handelsschool, om daarbij tot de conclusie te komen, dat een hoogere handelsschool zonder eigen onderbouw geen levensvatbaarheid bezit, zoodat uit opheffing van de Hoogere Burgerschool ongetwijfeld opheffing van de Hoogere Handelsschool zou voortvloeien (blz. 16 t/m 18). Ten slotte gaat de Commissie de financieële gevolgen van een eventueele afschaffing van de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool na. Hare desbetreffende beschou wingen treft men aan op blz. 18, 19 en 20 van haar rapport, waarnaar wij, ten einde hier niet te zeer in her halingen te treden, mogen verwijzen, onder mededeeling dat de Commissie op dit punt tot de slotsom komt, dat bij opheffing van de school van een financieël voordeel voor de gemeente in de eerste jaren geen sprake kan zijn, terwijl ook voor latere jaren het geldelijk voordeel, mede gelet op het aan het personeel uit te keeren wacht geld, niet te hoog moet worden aangeslagen. In het bovenstaande hebben wij een beknopt overzicht van het rapport der Commissie van onderzoek gegeven; voor bijzonderheden en hare nadere motiveeringen en beschouwingen zij U lezing van het schriftuur aanbe volen. Bij het rapport zijn overgelegd de door de Commissie ingewonnen adviezen van den Hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs, de Inspecteurs van het Middelbaar Onderwijs in de 4e Inspectie te Groningen en in de 5e Inspectie te Haarlem (belast met het toezicht op het handelsonderwijs), den Directeur der Rijks Hoogere Burgerschool te dezer stede, zoomede van het Hoofd der school voor uitgebreid lager onderwijs alhier. Ons College heeft met belangstelling kennis genomen van het door de Commissie aan ons uitgebrachte uit voerige advies, waarin de onderwerpelijke aangelegen heid in haar geheelen omvang wordt overwogen en be sproken en dat, voor zoover zulks van te voren mogelijk is, een goed overzicht geeft van de verschillende ge volgen, welke de opheffing der Gemeentelijke Hoogere Burgerschool zou medebrengen. Dat bij het gehouden onderzoek tevens de beteekenis van die school, de re denen, die tot haar oprichting leidden en de motieven, die voor haar voortbestaan pleiten, ter sprake zijn ge- 401

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1928 | | pagina 200