Bijl. no. 17.
a. dat, ook al werd bij de stichting van deze school
het tekort aan schoolruimte voor het M. U. L. O. onder
wijs in het geding gebracht, dit feit op zich zelf natuurlijk
nimmer aanleiding zou hebben gegeven tot den bouw
van een Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus over
te gaan;
b. dat voor het stichten van de 3-jarige Hoogere
Burgerschool niet uitsluitend het motief, hoe belangrijk
overigens ook, heeft gegolden, dat de daghandelsschool
zonder onderbouw geen levensvatbaarheid zou bezitten;
c. dat derhalve de Hoogere Burgerschool met 3-
jarigen cursus in het leven werd geroepen omdat de be
hoefte daaraan op verschillende, hiervoren gereleveerde,
gronden werd gevoeld.
Wij meenen hieraan thans nog enkele beschouwingen
te moeten vastknoopen.
De vraag zou n.l. kunnen worden gesteld, of de hier
voor onder 1, 2 en 3 (blz. 5) vermelde motieven, welke
destijds mede voor de totstandkoming van de Hoogere
Burgerschool met 3-jarigen cursus werden aangevoerd,
zijn blijven gelden. Naar onze meening is dit met die
onder 1 en 2 zeer zeker wel het geval en wat het motief
sub 3 aangaat ook, indien de nieuwe opleiding van
onderwijzers bij het lager onderwijs, overeenkomstig de
desbetreffende voorschriften der Lager Onderwijswet
1920, wordt ingevoerd.
De hiervoor reeds neergelegde meening van Burge
meester en Wethouders, dat bij stichting van een Hoo
gere Burgerschool met 3-jarigen cursus niet zou be
hoeven te worden overgegaan tot den bouw van een
derde M. U. L. O.-school, wettigt de vraag, of bij
opheffing van ,,de driejarige" dat tekort aan school
ruimte voor het M. U. L. O. onderwijs opnieuw zou
worden gevoeld. Reeds aanstonds moeten wij opmerken,
dat de reorganisatie van het lager onderwijs in deze
gemeente als gevolg van de nieuwe Lager Onderwijswet
1920, o. m. de twee M.U.L.O.-scholen deed verdwijnen,
terwijl daarvoor in de plaats kwam de tegenwoordige
gemeenteschool no. 4 (school voor uitgebreid lager
oiderwijs). Werd in de vroegere M. U. L. O.-scholen
alleen in de hoogste klassen M. U. L. O. onderwijs ge
geven (de onderbouw gaf gewoon lager onderwijs), op
de thans bestaande school voor uitgebreid lager onder
wijs v/ordt geen gewoon lager, maar uitsluitend uit
gebreid lager onderwijs (het vroegere M. U. L. O. on
derwijs) onderwezen.
De toestanden hebben zich dus, vergeleken bij vroeger,
wel geheel gewijzigd en het valt daarom dan ook niet
gemakkelijk de vraag te beantwoorden of opheffing van
„de driejarige" een tekort aan schoolruimte voor het
U. L. O. onderwijs met zich zal brengen. Men zou immers
dienen te weten, naar welke inrichting de ouders hunne
kinderen gezonden zouden .hebben, indien de Gemeente
lijke Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus er niet
was geweest. Het aantal leerlingen aan laatstgenoemde
school bedroeg 121 bij den aanvang van het schooljaar
1927/1928. Aangenomen mag worden, dat van deze
leerlingen geen enkele op een gymnasium zou zijn ge
plaatst. De aangewezen inrichtingen van onderwijs
waren dus voor hen geweest de Rijks H. B. S., de
Bijzondere H. B. S. en de scholen voor openbaar en
bijzonder uitgebreid lager onderwijs.
Het aantal leerlingen op de openbare school voor uit
gebreid lager onderwijs bedroeg op 8 Maart van dit jaar
225, terwijl er voor 11 (aantal klassen) X 24 (maximum
aantal leerlingen per klasse volgens de betrekkelijke
verordening) is 264 plaats is. Er kunnen derhalve nog
264 min 225 is 39 leerlingen worden toegelaten. Op dit
rekensommetje dient men zich evenwel niet blind te
staren, omdat het niet alleen de vraag is hoeveel leege
zitplaatsen het gebouw als geheel biedt, maar bovendien,
en dit in de eerste plaats, rekening moet worden ge
houden met het aantal beschikbare plaatsen in elk leer
jaar (klasse).
De 225 leerlingen waren als volgt over de klassen
verdeeld
klasse la23
1 b23
lc22
1 d23
2 a24
2b22
2c19
3a21
3b21
4a12
4b15
225
Hieruit blijkt, dat in één klasse het bij de verordening
voorgeschreven maximum aantal leerlingen per klasse
(24) is bereikt en dat in zeven klassen het aantal be
schikbare plaatsen tot een minimum wordt beperkt.
Wij meenen nog te moeten opmerken, dat bij het
bouwen van deze school de lokalen ook zijn bedoeld
voor 24 leerlingen.
Ingevolge het lie lid van art. 17 van het Bouwbesluit
voor lagere scholen kan de Inspecteur van het Lager
Onderwijs tijdelijk opheffing verleenen van de voorge
schreven afstanden voor plaatsing der schoolbanken,
waardoor inderdaad enkele leerlingen meer in deze lo
kalen zouden kunnen worden geborgen. Het voorge
schreven maximum aantal leerlingen per klasse (24)
zou daardoor evenwel worden overschreden, eene om
standigheid, welke, naar wij willen aannemen,, in de
praktijk niet altijd kan worden vermeden. Maar ook al
zou bedoelde Inspecteur zijne medewerking in dezen
willen verleenen, dit om te voorkomen dat onmiddellijk
voor enkele leerlingen uitbreiding van het aantal lokalen
zou moeten plaats vinden, toch meenen wij niettemin
dat, zooal niet terstond, dan toch in de naaste toekomst
aan uitbreiding van deze schoolruimte niet zou kunnen
worden ontkomen.
De volgende, door ons te beantwoorden vraag, zou
als volgt kunnen luiden
„Op welke wijze heeft de Gemeentelijke Hoogere Bur
gerschool met 3-jarigen cursus haar taak volbracht
De school werd in September 1921 geopend.
Het aantal leerlingen bedroe
einde December 1921
43
Ge
klasse)
1 Januari 1923
25
(le
klasse)
31
(2e
klasse)
1 Januari 1924
33
(le
klasse)
(volledige school)
28
(2e
klasse)
24
(3e
klasse)
85
1 Januari 1925
43
(le
klasse)
24
(2e
klasse)
35
(3e
klasse)
102
1 Januari 1926
46
(le
klasse)
36
(2e
klasse)
22
(3e
klasse)
104
1 Januari 1927
39
(le
klasse)
39
(2e
klasse)
24
(3e
klasse)
102
15 September 1927
44
(le
klasse)
39
(2e
klasse)
38
(3e
klasse)
121
404
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
Uit deze cijfers blijkt, dat de school zich in een toe
nemend bezoek mag verheugen.
Het einddiploma van „de driejarige" werd uitgereikt:
in 1924 aan 10 leerlingen
1925 9
1926 5
1927 7
De hoofdstroom der leerlingen is evenwel, zooals valt
te begrijpen, uiteraard naar de voor hen bestemde Han
delsklassen gericht. Krachtens de éénheid der school
gaan zij daarnaar over en zij worden dan ook volgens
de betrekkelijke verordening op overgangsrapport be
vorderd.
Van klasse lil (H. B. S.) naar klasse IV (H. H. S.)
werden bevorderd
in 1924 11 leerlingen
1925 13
1926 13
1927 9
Het wil ons, aan de hand van bovenvermelde gege
vens, voorkomen, dat de vraag, of de school inderdaad
de taak heeft vervuld, als waarvan sprake is in het
voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oprichting
der school, zonder voorbehoud bevestigend moet wor
den beantwoord. Wij meenen in verband hiermede nog
te mogen verwijzen naar het hierachter als bijlage I op
genomen rapport van Dr. Cardozo, lid onzer Commissie,
die getracht heeft daarin o. m. het nut van de school
op paedagogische gronden in het juiste licht te stellen.
Als derde vraag meenden wij te moeten stellen
„Kan de taak van de Gemeentelijke Hoogere Burger
school met 3-jarigen cursus evengoed op andere wijze
worden vervuld
A. door dit onderwijs te vervangen door het uitgebreid
lager onderwijs
B. door dit onderwijs, als onderbouw der Hoogere
Handelsschool, te doen geven door den onderbouw der
Rijks Hoogere Burgerschool
Het valt te begrijpen, dat wij het wenscheiijk vonden
over deze zeer belangrijke vraag het advies van ter zake
deskundigen in te winnen. Wij achtten ons, althans het
grootste deel onzer Commissie, niet competent hieraan,
zonder die voorlichting, eene beschouwing te wijden.
Over de vraag sub A, welke wij als volgt deden
luiden
„Is U van meening, dat het onderwijs der U. L. O.-
school, eventueel het bezit der diploma's A of B dier
school, een voldoenden grondslag vormen voor het on
derwijs der eerste drie klassen eener Hoogere Burger
school met 5-jarigen cursus A of B, of voor een Hoogere
Handelsschool
wonnen wij dan ook het advies in van het Hoofd der
school voor uitgebreid lager onderwijs, den Hoofdin
specteur van het Lager Onderwijs, den Inspecteur van
het Middelbaar Onderwijs en deri Inspecteur van het
Handelsonderwijs, welke adviezen als bijlagen aan dit
rapport zijn toegevoegd.
Uit het schrijven van het Hoofd der U. L. O.-school
(bijlage II) en dat van den Inspecteur van het Middel
baar Onderwijs (bijlage III) blijkt, dat dit antwoord,
naar hunne meening, ontkennend moet luiden, al is het,
zoo deelen zij mede, niet uitgesloten, dat een begaafde
bezitter van het diploma M. U. L. O. (B) in staat zal
blijken te zijn het onderwijs in de beide hoogste klassen
van een Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus of
van een Hoogere Handelsschool te volgen. Beiden wij
zen er evenwel op, dat dit uitzonderingsgevallen zijn.
Het hoofd der U. L. O.-school besluit zijn advies dan
ook, door mede te deelen, dat alleen flinke leerlingen
den stap naar de 4e klasse Hoogere Burgerschool of
le klasse Hoogere Handelsschool wordt aangeraden.
Ook de Inspecteur van het Handelsonderwijs meent
(bijlage IV), al is het dan op andere gronden, te moeten
vastleggen dat het buitengesloten moet worden geacht
om leerlingen, in het bezit van een U. L. O.-diploma,
recht van toelating te geven tot de Hoogere Handels
school.
Ten slotte komt ook nog het lid onzer Commissie,
Dr. Otten, in zijn rapport (bijlage V) tot de conclusie,
dat zou men U. L. O.-inateriaal als het normale voor de
Hoogere Handelsschool bestemmen, daarmede onher
roepelijk het peil van deze laatste inrichting zakt.
De Hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs (bijlage
VI) alleen, laat een ander geluid hooren. Deze toch
meent te kunnen adviseeren dat, waar, naar zijne mee
ning, de scholen voor uitgebreid lager onderwijs de aan
gewezen inrichtingen zijn om de kennis en ontwikkeling
te verschaffen, welke op Hoogere burgerscholen met 3-
jarigen cursus worden verkregen, tegen opheffing van
,de driejarige" geene bedenkingen bestaan.
Het wil ons evenwel voorkomen, dat het den Hoofd
inspecteur niet zonder moeite gelukt is deze conclusie
te trekken.
Hij meent in zijn advies de veronderstelling te mogen
uitspreken, dat wel beschouwd en in den eigenlijken
opzet, aard en doel van het onderwijs dat aan de Hoo
gere Burgerschool met 3-jarigen cursus te Leeuwarden
wordt gegeven, weinig verschillen van die van het on
derwijs der U. L. O.-scholen.
De Directeur der Gemeentelijke Hoogere Burger
school staat tegenover deze veronderstelling echter ge
heel afwijzend en v/ij meenen met hem te mogen aan
voelen, dat de U. L. O.-scholen geen H. B. S.-scholen
kunnen noch mogen zijn en dat „de driejarige" nóch
in opzet, nóch in aard, nóch in doel een U. L. O.-school
is. De verschillen in doelstelling, in selectie der leer
lingen, in de bevoegdheid en de taak der onderwijs
krachten, de programma's, het onderwijssysteem en de
resultaten worden dan ook in de adviezen van den In
specteur van het Handelsonderwijs (bijlage IV) en van
het Hoofd der school voor uitgebreid lager onderwijs
(bijlage II), voor zoover noodig, in het licht gesteld.
De meening van den Hoofdinspecteur, dat de U. L. O.-
school de plaats eener H. B. S. met 3-jarigen cursus kan
innemen, brengt hem, naar ons oordeel, bovendien in
strijd met zich zelf, omdat
le. in den aanhef van zijn advies wordt gezegd, dat,
in het algemeen gesproken, door het onderwijs der U.
L. O.-school geen bepaalde maatstaf van kennis en ont
wikkeling wordt aangeduid, en wel, omdat er een zeer
groot verschil is tusschen het onderwijs, hetwelk aan
verschillende U. L. O.-scholen gegeven wordt;
2e. dat hij als regel gesteld zou willen zien, dat het
diploma B toelating verleent tot de 3e klasse der Hoo
gere Burgerschool 5-jarigen cursus. Dit is toch wel iets
anders, dan de U. L. O.-school in de plaats te stellen
van drie jaar middelbaar onderwijs, waar het hier ten
slotte om gaat.
De Hoofdinspecteur houdt, naar wij meenen te mogen
opmerken, niet voldoende rekening met het eigenlijke
doel van het uitgebreid lager onderwijs, n.l. een goede
opleiding te geven aan die kinderen, die niet voor mid
delbaar of voorbereidend hooger onderwijs bestemd zijn.
Dit sluit natuurlijk niet uit, dat voor flinke leerlingen
van U. L. O.-scholen, in het bezit van het diploma B,
welke leerlingen door den Hoofdinspecteur in het bij
zonder naar voren worden gebracht, plaats is te vinden
cp de Hoogere Handelsschool. Hier wezen trouwens,
zooals U bleek, ook reeds de Inspecteur van het Mid
delbaar Onderwijs en het Hoofd der U. L. O.-school op.
Oze Commissie kwam dan ook eenparig tot de over
tuiging, dat het onderwijs van de Hoogere Burgerschool
met 3-jarigen cursus niet kan worden vervangen door
het uitgebreid lager onderwijs.
Voor de beantwoording van de vraag sub B (vervan
ging van „de driejarige" door de eerste drie klassen van
de Rijks Hoogere Burgerschool), hebben wij ons om
inlichtingen gewend tot den Directeur der Rijks Hoogere
Burgerschool, den Inspecteur van het Middelbaar On-
405