Bijlage no. 18.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
personeel dier school krachtens gemeentelijke verorde
ning, na ontslag, wachtgeld uit de gemeentekas moeten
worden uitgekeerd. Dit wachtgeld wordt verleend ge
durende een tijdvak gelijk aan den diensttijd, terwijl
onder diensttijd in den regel wordt verstaan de tijd,
welke onmiddellijk aan het ontslag voorafgaat en in
aanmerking komt voor pensioen.
Het wachtgeld bedraagt
a. voor kostwinners van een gezin de eerste drie j
maanden 100 de volgende drie maanden 85 de
volgende vijf jaren 70 de volgende vijf jaren 60
en daarna 50 der laatstelijk genoten wedde;
b. voor de overigen gedurende de onder a genoemde j
termijnen onderscheidenlijk 100 75 60 50
en 40
De methode van eene eventueele opheffing van „de
driejarige" kan natuurlijk nimmer zijn eene plotselinge
ontbinding van alle drie klassen tegelijk. Waar zouden
de leerlingen een heenkomen vinden De wijze van
opheffing zou dus moeten zijn de humanere methode
van „uitsterven", met als gevolg, dat het Rijkssubsidie
van 5000.voor de H. B. S. verloren gaat, terwijl het
zeer sterk de vraag is of op het rijkssubsidie van on-
geveer 7500.voor de dan los staande H. H. S. zou
kunnen blijven worden gerekend. De salarissen aan
het onderwijzend personeel zouden moeten worden
doorbetaald. Van een financieel voordeel voor de ge
meente bij opheffing kan dan ook in de eerste jaren
geen sprake zijn, terwijl ook voor latere jaren dit voor
deel niet te hoog moet worden aangeslagen, in aan
merking nemende, dat wachtgeld aan leeraren moet
worden uitgekeerd met diensttijden van 20, 20, 19, 16,
13, 8, 7, 6, 6 en 5 jaren.
Wij zouden hiermede, lettende op de ons door U ver
strekte opdracht, onze taak gevoegelijk als beëindigd
kunnen beschouwen. Toch hebben wij gemeend dit niet
te moeten doen, omdat, ook al komen wij tot de con
clusie dat niet tot opheffing van de gemeentelijke Hoo-
gere Burgerschool met 3-jarigen cursus moet worden
overgegaan, wij ons ten slotte nog hebben afgevraagd,
of de school in hare tegenwoordige gedaante, n.l. 3-
jarige H. B. S. met 2-jarige H. H. S., moet blijven
voortbestaan.
Deze materie achtten wij wel van zooveel belang, dat
wij meenden te mogen veronderstellen, dat van Uwe
zijde tegen het stellen van deze vraag geene bedenkingen
zullen worden geopperd.
Het is ons n.l. gebleeken, dat in verschillende plaatsen,
o.a. te Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Utrecht, Gro
ningen en Middelburg, de Hoogere Burgerscholen met
3-jarigen cursus en daaraan verbonden Hoogere Han
delsschool zijn omgezet in Hoogere Burgerscholen A
met 5-jarigen cursus. Deze H. B. S. (A) is, evenals
dat het geval is met de Hoogere Handelsschool,
bedoeld als de schooi voor algemeene vorming van
hen die, zonder verdere studies aan universiteit
en hoogeschoo! eene, zoo niet leidende, dan toch ver
antwoordelijke positie wenschen te verkrijgen bij een
publieke administratie of in het bedrijfsleven. Het is
dan ook tegenwoordig, wanneer de leerplannen van deze
twee soorten van scholen naast elkaar worden gelegd,
vaak zeer moeilijk uit te maken, of eene school tot het
eene, dan wel tot het andere type behoort. Zoo zou,
werd de Hoogere Handelsschool alhier omgezet in een
H. B. S. (A), daarvoor geen wijziging van het leerplan
behoeven plaats te vinden. Dit typeert dan ook vol
doende de groote overeenkomst van deze scholen.
Maar, zult U vragen, waarom dan omzetting, als er toch
in het wezen dier scholen eigenlijk geen verschil is
Omdat aan het einddiploma van de VI. B. S. (A) reeds
meer rechten zijn toegekend en door ingediende wetsont
werpen nog meer zullen worden toegekend dan aan het
einddiploma der Hoogere Viandelsschool. Zoo'n toege
kend recht is b.v. de vrijstelling der meeste vakken bij
het Staatsexamen voor de Universiteit.. Rechten, welke
408
weldra nog toegekend zullen worden, zijn die voor de
Indologische studie en voor Sociale Aardrijkskunde.
Het komt er dus op neer, dat door eene eenvoudige
naamsverwisseling van de school te Leeuwarden deze
breedere rechten eveneens kunnen worden verworven
door de abituriënten dier school, waardoor dus aan die
leerlingen bij het verlaten van de school gelegenheid
wordt geboden meerdere wegen op hun levensweg in
te slaan.
Wij meenen dat hier alles vóór en niets tegen is. Als
bezwaar zou misschien aangevoerd kunnen worden, dat
dan het einddiploma van „de driejarige" komt te ver
vallen. Dit kan evenwel worden ondervangen, door een
getuigschrift uit te reiken, wat praktisch op hetzelfde
neerkomt. In beide gevallen toch is het een bewijs van
het met goed gevolg doorloopen hebben van de school.
Naar ons nog is gebleken, wordt door eene omzetting
geene verandering gebracht in het bedrag van het Rijks
subsidie voor de school, zoodat ook uit financieël oog
punt geene bedenkingen behoeven te worden geopperd.
In verband hiermede willen wij nogmaals Uwe aan
dacht vestigen op het kort geleden ingediende wets
ontwerp tot regeling van het Voorbereidend Hooger en
Algemeen Vormend Middelbaar Onderwijs. De Minister
deelt daarin n.l. mede, dat hij het onnoodig en boven
dien verwarrend acht, om naast de Hoogere Burger
scholen A de Handelsscholen met 5-jarigen cursus als
afzonderlijk type te handhaven, omdat de verschillen
tusschen deze scholen slechts gradueel en niet essen
tieel zijn.
Hiermede wordt dus gezegd, dat voortaan geen
Rijkssubsidie meer zou kunnen worden toegekend voor
scholen als die te Leeuwarden.
Wij meenen wel te mogen aannemen, dat aan instand
houding van de school zonder Rijkssubsidie niet kan
worden gedacht. Mocht derhalve bedoeld wetsontwerp
het Staatsbiad bereiken, dan zou toch moeten worden
overwogen wat er met de school dient te gebeuren. En
als wij daarbij letten op de andere in dat wetsontwerp
bedoelde schooltypen, dan meenen wij dat, voorop stel
lende dat de school ook dan behouden blijft, de beslis
sing alleen kan gaan in de richting omzetting der
school in eene Hoogere Burgerschool A..' Hiermede te
vens rekening houdende, achten wij er alles voor, reeds
nu te bevorderen, dat die omzetting plaats vindt.
Resumeerende geven wij Uw College, onder aanbie
ding van ons rapport met bijlagen, derhalve in over
weging te bevorderen, dat
o. niet wordt overgegaan tot opheffing van de Ge
meentelijke Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus;
b. de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool met 3-
jarigen cursus en /laarop aansluitende Hoogere Han
delsschool met 2-jarigen cursus onverwijld wordt om
gezet in eene Hoogere Burgerschool A met 5-jarigen
cursus.
Wij vertrouwen hiermede aan de ons bij Uw schrijven
van 26 Januari j.L, no. 87, verstrekte opdracht te heb
ben voldaan en spreken nog slechts de hoop uit, dat
onze arbeid niet zonder vrucht mag blijven voor het
instandhouden van de hierbij bedoelde inrichting van
onderwijs.
Het is ons ten slotte een aangename taak al diegenen,
die, op welke wijze dan ook, ons bij de samenstelling
van dit rapport van dienst zijn geweest, onzen harte-
lijken dank te betuigen.
De Commissie,
(get.) H. DE BOER, Voorzitter.
J. A. FEITSMA,
J. BEKIUS,
OTTEN, J
P. C. J. A. BOELES, Uaen'
M. BRAAKSMA,
J. L. CARDOZO,
J. DE GROOT, Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. Bijl no. 18.
WIJZIGING der verordening op het heffen
van rechten in het Openbaar Slacht
huis en van de Vee- en Vleeschver-
ordening.
Aan den Gemeenteraad.
Het is op grond van de ervaring van den laatsten tijd
wenschelijk gebleken, dat in de verordening op het
heffen van rechten in het Openbaar Slachthuis eenige
wijzigingen worden aangebracht. Met name dient ar
tikel 3 dier verordening, waarin de verschillende tarie
ven zijn geregeld, op onderscheidene punten te worden
herzien, respectievelijk aangevuld.
In de eerste plaats kan thans definitief in ge
noemd artikel worden vastgelegd het eenigen tijd
geleden bij wijze van proef ingevoerde verlaagde
tarief voor het slachten van dieren, niet bestemd
voor plaatselijke consumptie. Deze aangelegenheid is
Uwe Vergadering bekend uit de desbetreffende mede-
deeling, haar op 21 Februari j.l. door ons College ge
daan. Het hierbedoelde tarief is als alinea B onder
gebracht sub IV van artikel 3 der heffingsverordening
(zie art. 1 van het hieronder afgedrukte ontwerp A).
Aan deze nieuwe alinea B is eene zinsnede toege
voegd, volgens welke de daarvermelde rechten bij ge
bruik van het slachthuis na sluitingstijd met 25
worden verhoogd. Het is toch alleszins billijk, dat tegen
over het bedrag aan overuren, hetwelk aan het keurings-
personeel moet worden betaald in geval buiten de ge
wone openingsuren wordt geslacht, een vergoeding van
de belanghebbenden staat in den vorm van eene ver
hooging der tarieven.
Voor een doelmatige controle is het in verband met
het bovenstaande noodig, dat in de Vee- en Vleesch-
verordening worde ingevoegd een bepaling, voorschrij
vende dat het bovenbedoelde vleesch van een nader vast
te stellen stempelmerk wordt voorzien, alsmede een
verbod om het aldus gewaarmerkte vleesch elders dan
in het Openbaar Slachthuis in voorraad te hebben. Hier
toe strekken de artikelen II en III van ontwerp B.
Met deze wijziging houdt tevens verband de aanvul
ling van de Vee- en Vleeschverordening, opgenomen in
artikel IV van ontwerp B.
Ten einde verder de redactie van artikel 7 van laatst
genoemde verordening in overeenstemming te brengen
met het laatstelijk in 1927 gewijzigde artikel 11, waren
de woorden „de keuring" in eerstgemeld artikel te ver
vangen door „het onderzoek" (zie art. 1 van ontwerp B).
Een soortgelijke verandering ware aan te brengen in
art. 3 sub Vill der heffingsverordening, waar evenzoo
gesproken wordt van „het keuren" van ingevoerd
vleesch en waar, zooals de Directeur van het Openbaar
Slachthuis in zijn rapport van 22 Juni j.l. uiteenzet, ook
beter „het onderzoek" kan worden gelezen (zie art. 1
van ontwerp A).
De wijziging van artikel 3 sub V C en IV (A) der
heffingsverordening, opgenomen in art. 1 van ontwerp A,
is eveneens een gevolg van de in de laatste jaren opge
dane ervaring. Wij mogen hiervoor verwijzen naar het
mede te Uwer inzage gelegde rapport van den Directeur
van het Openbaar Slachthuis d.d. 9 April 1925 en naar
ons daarop genomen besluit van 23 April d.a.v.
Opgemerkt worde nog, dat sub IV (A) de woorden
„het keuren en" dienen te vervallen, aangezien voor het
keuren van het exportvee, hier bedoeld, aparte rechten
moeten worden betaald, die van Rijkswege worden
vastgesteld en aan het Rijk ten goede komen.
Aan het bepaalde sub IX is een nieuw tarief toege
voegd voor het gebruik maken uitsluitend van den vet-
molen (zie art. I van ontwerp A). Het komt n.l. voor,
dat door exportslagers vet wordt gemalen zonder dat
het behoeft te worden gesmolten. Naast het bestaande
tarief voor het gebruiken van den vetsmeitketel is dus
een afzonderlijk tarief voor den vetmolen op zijn plaats.
De overige wijzigingen van de heffingsverordening,
welke hieronder in ontwerp A worden voorgesteld, zijn
van redactioneelen aard en strekken tot verduidelijking
of voorkoming van misverstanden bij de toepassing der
verordening. Na de toelichting, daarop in de overgelegde
rapporten van den Directeur van het Openbaar Slacht
huis gegeven, behoeven zij hier geen verdere bespreking.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Ver
gadering in overweging
I. over te gaan tot vaststelling van de in ontwerp
hierachter afgedrukte verordeningen
II. ons College te machtigen den volledigen tekst
van de hieronder sub A genoemde verordening bekend
te maken.
Leeuwarden, 27 September 1928.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
409