Bijl. no. 20.
Bijlage no. 20.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928.
WIJZIGING van de verordening tot het heffen
van havengeld (Gemeenteblad 1925 no.
26 en 1928 no. 9).
Aan den Gemeenteraad.
Bij Koninklijk besluit van 24 Juni 1927, Staatsblad
no. 200, zijn nieuwe bepalingen vastgesteld omtrent de
meting van binnenvaartuigen en is met ingang van 1
October 1927 vervallen verklaard het Koninklijk besluit
van 20 Juli 1899 (Staatsblad no. 164), zooals dit nader
is gewijzigd. Als gevolg hiervan is wijziging der veror
dening tot het heffen van havengeld in deze gemeente
(Gemeenteblad 1925 no. 26) noodzakelijk geworden.
Volgens de geldende verordening wordt voor de hef
fing van deze belasting gerekend naar den inhoud der
vaartuigen en wordt onder inhoud verstaan het laad
vermogen der vaartuigen volgens het hierboven ge
noemde, thans vervallen, Koninklijk besluit van 1899.
Indien de belastingplichtige in het bezit is van een wet
tigen, volgens het aangehaalde Koninklijke besluit afge
geven, meetbrief en hij dezen aan den pachter of gaarder
vertoont, wordt het recht overeenkomstig dien meetbrief
berekend. Het nieuwe Koninklijke besluit uitvloeisel
van eene op dit gebied getroffen internationale regeling
houdt in, dat de meting zal plaats hebben naar de in
volumen uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig.
Als grondslag voor de heffing der belasting zullen nu
moeten gelden de gegevens, vermeld in den ingevolge
het nieuwe Koninklijk besluit afgegeven meetbrief.
Onverminderd echter het vorenstaande, kunnen inge
volge artikel 23 van het genoemde Koninklijk besluit tot
1 October 1932 ook als grondslag voor de heffing der
belasting dienen de gegevens, vermeld in de meet
brieven, afgegeven ingevolge het Koninklijk besluit van
20 Juli 1899, aangezien die brieven tot genoemden
datum van kracht blijven. Gedurende dien tijd wordt
elke 1000 K.G. laadvermogen, in de meetbrieven ver
meld, aangemerkt als één kubieke meter waterverplaat
sing.
De nieuwe grondslag voor de heffing der belasting
maakt wijziging noodig van de artt. 2, 3, 4 en 8 der
betrekkelijke heffingsverordeninghiertoe strekken de
artikelen I, II, HI en IV, eerste lid, van de hierachter
afgedrukte wijzigingsverordening.
Artikel IV, tweede lid, heeft betrekking op eene
andere wijziging, welke wij, van deze gelegenheid ge
bruik makende, U voorstellen in de havengeldverorde
ning aan te brengen. Artikel 8 dier verordening, den
vrijdom der belasting regelend, zegt n.L, dat geen be
lasting is verschuldigd voor vaartuigen, die zonder
oponthoud en zonder ergens in de gemeente te laden
of te lossen, de gemeente binnen 24 uren na aankomst,
de Zondag niet medegerekend, weder uitgevaren zijn,
en dat als „laden" niet wordt beschouwd het innemen
van winkelwaren en drinkwater voor eigen huishoudelijk
gebruik der gezagvoerders. Onze aandacht is er nu op
gevestigd, dat vaartuigen, die aanleggen om voor eigen
gebruik brandstoffen in te nemen, onder de belasting
vallen, aangezien te dezen alleen voor winkelwaren
en drinkwater een uitzondering is gemaakt, hoewel
de billijkheid er toch voor pleit het innemen van laatst
bedoelde benoodigdheden met dat van eerstgenoemde
waren gelijk te stellen. Waar er naar onze meening
inderdaad aanleiding bestaat de in art. 8 sub 1°. der
heffingsverordening gemaakte uitzonderingen in dezen
zin aan te vullen, hebben wij een bepaling ontworpen,
welke daarin voorziet.
Op grond van het bovenstaande geven wij IJwe Ver
gadering in overweging tot vaststelling van de in ont
werp hierachter afgedrukte verordening over te gaan.
Leeuwarden, 18 October 1928.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
1. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
SCHOTMAN, Secretaris.
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE
Art. 2.
De belasting bedraagt
a. voor vaartuigen, in een vaste beurt varende
bij een inhoud van 26 ton en daarboven,
per ton\/2 cent
bij een inhoud van 20 tot beneden 26 ton,
per vaartuig20
bij een inhoud van 15 tot beneden 20 ton,
per vaartuig15
bij een inhoud van 5 tot beneden 15 ton,
per vaartuig10
b. voor vaartuigen, die niet in een vaste
beurt varen en 50 ton of meer inhoud heb
ben, per ton2
bij een geringeren inhoud per ton 1 y2
Indien deze vaartuigen langer dan twee
achtereenvolgende weken in de gemeente
ligplaats hebben, is na afloop van ieder
VERORDENING, houdende wijziging van de
verordening van 24 Maart 1925 (Ge
meenteblad no. 26) tot het heffen van
havengeld, gewijzigd bij verordening
van 31 Januari 1928 (Gemeenteblad
no. 9).
Artikel I.
Artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt
gelezen als volgt
„De belasting bedraagt
a. voor vaartuigen, in een vaste beurt varende, met
een waterverplaatsing van
26 kubieke meter en daarboven, per M3. u.cm -/2
20 M3. tot beneden 26 M3., per vaartuig
15 M3. 20 M3„
5 MA „15 M3„
b. voor vaartuigen, die niet in een vaste
beurt varen en een waterverplaatsing van 50
M3. of meer hebben, per M30.02;
bij eene geringere waterverplaatsing, per
M3. 0.01 j/2
Indien deze vaartuigen langer dan twee
achtereenvolgende weken in de gemeente
ligplaats hebben, is na afloop van ieder tijd-
0.01
0.20;
0.15;
0.10;
423