Bijlage no. 26.
T iw wj
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. Bijl. no. 26.
Aan den Gemeenteraad.
VERSLAG van Rapporteurs omtrent het verhan
delde in de sectie-vergaderingen van
den Gemeenteraad met MEMORIE VAN
ANTWOORD van Burgemeester en Wet
houders, betreffende de ontwerp-begroo-
tingen voor het dienstjaar 1929 (bijlagen
no. 23 van 1928 en nos. 1 en 2 van 1929).
SECT1EVERSLAG.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Een lid gaf te kennen, dat hij het nog steeds betreurde,
dat de samenstelling van het College van Burgemeester
en Wethouders niet anders is uitgevallen dan thans het
geval is.
Meerdere leden betuigden hunne ontevredenheid over
de toepassing van het Georganiseerd Overleg. Andere
leden verklaarden, dat zij met de houding van Burge
meester en Wethouders inzake toepassing van het
Georganiseerd Overleg accoord konden gaan.
Een lid wenschte zoodanige splitsing, dat in 't ver
volg de zaken het ambtenarenkorps betreffende, uit
sluitend aan vertegenwoordigers der ambtenaren en
zaken betreffende de werklieden, aan vertegenwoordi
gers der werkliedenorganisaties ter behandeling voor
gelegd zullen worden. Het besluit door Burgemeester
en Wethouders genomen, om aan de sub-commissie
voor het Georganiseerd Overleg te verzoeken: het vol
gende jaar voorstellen te doen tot herziening, in den zin
van verbetering, van de loonen der gemeentewerklieden,
heeft bij de werklieden verwachtingen opgewekt. Van
den Raad zou het volgens dit lid juist gezien zijn, dezen
verwachtingen den bodem in te slaan, door te kennen
te geven, dat de Raad daaraan niet wenscht mee te
doen. Op deze wijze zouden Gedeputeerde Staten een
duidelijke uitspraak van den Raad krijgen. Een ander
lid verklaarde, dat ofschoon hij bij de behandeling der
vorige begrooting tegen verhooging der loonen van de
werklieden was, hij zich thans wel zou kunnen veree
nigen met eenige verhooging daarvan.
Aleerdere leden gaven te kennen, dat de in uitzicht
gestelde verlaging van het vermenigvuldigingscijfer tot
4.8 een gevolg is van het hooge batig saldo van het
vorige dienstjaar, alsmede van de niet onbelangrijke
winsten uit de Lichtbedrijven.
Een lid betuigde zijn tevredenheid over den toestand
der financiën, temeer waar de prijs van het gas verlaagd
kan worden en de prijs van electrischen stroom reeds
verlaagd werd. Dat lid voelde voorts veel voor afschaf
fing van meterhuur en verlaging van den prijs van munt-
gas, indien dat bij een volgende herziening mogelijk zou
blijken te zijn.
Andere leden waren van meening, dat hoewel door
Burgemeester en Wethouders toegezegd was dat ge
streefd zou worden naar zuinig beheer, daarvan niet
veel terecht gekomen was en ook niet blijkt uit de thans
in behandeling zijnde begrooting. Deze leden stelden
de vraag, of het thans in uitzicht gestelde vermenigvul
digingscijfer ook voor volgende jaren bestendigd kan
worden.
MEAfORIE VAN ANTWOORD
Aangezien de samenstelling van ons College, althans
wat de wethouders betreft, een gevolg is van de door
den Raad gedane benoemingen, kunnen wij ons hier
gevoegelijk van beschouwingen dienaangaande ont
houden.
Bij de toepassing van het Georganiseerd Overleg
heeft ons College zich, naar wij meenen, gehouden aan
de desbetreffende, door den Raad vastgestelde, veror
dening.
Wij hebben er geen bezwaar tegen, de vraag of de
door een lid bedoelde splitsing in een Georganiseerd
Overleg voor de ambtenaren en een voor de werklieden
wenschelijk is, tot een punt van onderzoek te maken.
De in uitzicht gestelde verlaging van het heffings
percentage tot 4.8 houdt uiteraard ook verband met het
batig saldo van het jaar 1927.
De wenschelijkheid van afschaffing van de meterhuur
en verlaging van den prijs van het muntgas zijn wij be
reid te zijner tijd onder oogen te zien.
Hoewel meerdere leden hunne instemming betuigden
met het stratenfonds, werd bovendien op noodzakelijke
verbetering van andere straten gewezen. Daarbij werd
vooral het oog gevestigd op den Weg naar Cambuur.
Ons streven naar een zuinig beheer is te omschrijven
als de poging om de uitgaven zoo laag te houden als
met het oog op de belangen van een krachtig levende
gemeente als de onze verantwoord is te achten. Hoe
hoog de uitgaven, uit dit oogpunt bezien, mogen of
moeten zijn, is een quaestie van appreciatie. Ons
oordeel in dezen is in de cijfers der ontwerp-begrooting
neergelegd.
Onzerzijds zou het cijfer 4.8 niet in uitzicht zijn ge
steld, indien wij er, voor zoover thans is te voorzien,
niet van overtuigd waren, dat verhooging daarvan in
1930 niet noodig zal zijn.
In zake de verbetering van straten (z.g. stratenfonds)
hebben wij in de ontwerp-begrooting en den aanbie
dingsbrief onze meening kenbaar gemaakt. Aangaande
den Weg naar Cambuur worde opgemerkt, dat straat-
439