Bijl. no. 26. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. SECTIEVERSLAG. MEMORIE VAN ANTWOORD. Verbetering daarvan werd zeer noodig geacht. Een lid aanleg in dat stadsgedeelte mettertijd, bij de geleidelijke was van meening, dat enkele in het plan genoemde uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente, aan straten, Wirdumerdijk en Nieuwestad, geen directe ver- de orde zal komen. betering behoeven. Enkele leden waren van meening, dat de termijn van uitvoering van het plan, hetwelk op 10 jaar gesteld is, tot 5 jaar teruggebracht dient te worden. Een lid wees op onbillijkheden in de schoolgeldhef fing. Herziening daarvan werd door dat lid noodig ge acht. De heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs geschiedt volgens de daarvoor door den Raad vastge stelde verordening van 26 Juli 1921 (gemeenteblad 1922 no. 3), goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 15 December 1921, no. 22. Zonder nadere aanduiding waarin de bedoelde onbillijkheden bestaan, is over deze opmerking niet te oordeelen. Enkele leden hadden ernstige aanmerkingen tegen Ongetwijfeld kan het ook den leden van ons College het beleid van Burgemeester en Wethouders. Door Bur- wel eer.s overkomen, dat zij inededeelingen doen, welke gemeester en Wethouders werden aan den Raad mede- onjuist blijken te zijn. Wij mogen er echter op wijzen, deelingen verstrekt, die onjuist bleken te zijn. Deze dat die mededeelingen tot dusver na het blijken van leden constateerden voorts bij Burgemeester en Wet- de onjuistheid, steeds zijn gerectificeerd. Voor eenige houders gebrek aan waardeering van den Raad en van aanmerking op ons beleid kan een dergelijk voorval o. i. de Commissies. Voorstellen tot uitstel van behandeling moeilijk grond opleveren. van sommige punten werden dikwijls bestreden, terwijl Dat ons College gebrek aan waardeering van den tot het instellen van een commissie, welke verlangd Raad en van de commissie zou bezitten, ontkennen wij. werd, niet werd overgegaan. De vergadering ter behan- Reeds in de Memorie van Antwoord omtrent de begroo- deling van de begrooting van Openbare Werken vond ting voor 1928 merkten wij op, dat deze meening een plaats, nadat de Financiëele Commissie reeds vergaderd mentaliteit veronderstelt, welke bij ons College niet had. Een lid zag daarin veronachtzaming van de com- aanwezig is. Den leden, die bedoeld gebrek hebben missies. geconstateerd, veroorloven wij ons er op te wijzen, dat iets wat niet bestaat bezwaarlijk geconstateerd kan worden. Hoe men ons er een verwijt van kan maken dat „voorstellen tot uitstel van behandeling van sommige punten dikwijls (door ons) werden bestreden", ontgaat ons. Nog daargelaten, dat wij ons menig geval herin neren, waarin wij tegen uitstel geen enkel bezwaar maakten, vestigen wij er de aandacht op, dat de Raad over aanhouding van eenig punt beslist en dat vóór die beslissing de leden van ons College even goed als de leden van den Raad hun gevoelen over die aanhouding mogen kenbaar maken. Indien alsdan van den kant van ons College tegen uitstel wordt gepleit, is dit heel be grijpelijk, omdat de in den Raad te behandelen zaken niet op de agenda plegen te worden geplaatst, wanneer zij door ons niet voor die behandeling gereed worden geacht. Naar aanleiding van de opmerking, dat „tot het in stellen van een commissie, welke verlangd werd, niet werd overgegaan",-zij ook hier nog eens verwezen naar artikel 54, lid 2, der Gemeentewet, volgens hetwelk commissiën van bijstand alleen op voordracht van Bur gemeester en Wethouders kunnen worden ingesteld. Dit wettelijk voorschrift bedoelt te zeggen, dat men bij de beoordeeling van deze quaestie niet als criterium moet aannemen of de Raad de instelling van eene com missie van bijstand wenschelijk acht, maar of Burge meester en Wethouders daar met het oog op den om vang of den aard van het hun opgedragen beheer van bepaalde takken van de gemeentehuishouding behoefte aan gevoelen, in welk geval zij een daartoestrekkend voorstel aan den Raad kunnen doen. Ook na hernieuwde overweging van deze aangelegenheid, blijft ons College in meerderheid van meening, dat voorshands het in stellen van een Commissie van bijstand voor het Open baar Slachthuis want daarop doelt de opmerking vermoedelijk niet noodig is. De vergaderingen van de Commissie voor de Open bare Werken en van de Financiëele Commissie worden uitgeschreven door hare voorzitters ons College be moeit zich daarmede niet, zoodat „veronachtzaming van de Commissies" ons ook uit dien hoofde niet met recht kan worden verweten. 440 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1928. SECTIEVERSLAG. Enkele leden opperden bedenkingen tegen het hou den der Raadsvergaderingen om de drie weken. Van de toezegging, dat de Raadsstukken eerder toegezonden zouden worden, was volgens deze leden niet veel te recht gekomen. Meerdere leden herinnerden er aan, dat Burgemeester en Wethouders het vorige jaar de toezegging deden, een nader onderzoek te zullen instellen in zake de open bare bewaarscholen. Kan het desbetreffende rapport spoedig tegemoet gezien worden Een lid stelde de vraag, wat de totale kosten waren van de verhooging der ambtenarensalarissen. Een ander lid vroeg, hoe Burgemeester en Wethou ders thans staan tegenover S. O. L. en hoe de verhou ding thans is van de gemeente tot S. O. L. Enkele leden betuigden hunne instemming met het voorstel betreffende de barakken. Een lid "stelde de vraag of deze plannen zoo uitgevoerd zullen worden, of dat deze later nog bij den Raad in behandeling komen. Een lid achtte het begrijpelijk, dat Burgemeester en Wethouders de voorgenomen wijziging der wethouders- pensionneering naar een Commissie wenschen te ver wijzen. Hij stelde de vraag, in welke richting deze wij ziging gaan zal. Een lid vestigde de aandacht op den vaarweg Gronin genLeeuwardenHarlingen. In de Tweede Kamer is de verbetering van het kanaal GroningenLemmer of GroningenStavoren onlangs in bespreking geweest. Daarbij werd eveneens op noodzakelijke verbetering van den vaarweg GroningenLeeuwardenHarlingen gewezen, waarbij vooral de gemeente Leeuwarden zoo veel belang heeft. Hij dringt daarom bij Burgemeester en Wethouders aan, bij het College van Gedeputeerde Staten en zoo noodig bij den betrokken Minister, de noodige stappen te doen, ter bevordering van deze zaak. Een lid wees er op, dat verlegging van de grens der gemeente steeds dringender wordt in het belang van een natuurlijke ontwikkeling der gemeente. Hij vroeg wat Burgemeester en Wethouders in dezen voornemens zijn te doen. Meerdere leden stelden de vraag, of er bij Burge meester en Wethouders plannen in voorbereiding zijn. betreffende den bouw van een overdekte zwem- en bad inrichting. Voorts werd de wenschelijkheid betoogd, om ter bestudeering van deze aangelegenheid een Com missie in het leven te roepen. Door andere leden werd aangedrongen op uitbreiding der bestaande badinrich ting, terwijl daarbij de wensch geuit werd, de totstand koming van een tweede inrichting te bevorderen. MEMORIE VAN ANTWOORD. Ten aanzien van de quaestie van de driewekelijksche Raadsvergaderingen meenen wij te kunnen volstaan met eene verwijzing naar hetgeen wij tot toelichting van ons desbetreffend voorstel in den aanbiedingsbrief mede deelden. Slechts moeten wij pertinent ontkennen, dat de raadsvoorstellen in de afgeloopen maanden van 1928 niet eerder dan voordien aan de leden van den Raad zijn toegezonden. Dit toch is wel degelijk het geval geweest. Het hier bedoelde rapport in zake het bewaarschool- onderwijs is binnen eenige weken te verwachten. De eigenlijke kosten der jongste salarisherziening (dus met inbegrip van de bedrijven) beloopen 34.650.hierbij moet nog gerekend worden een bedrag van 2883.75 wegens hoogere betalingen van de gemeente aan het Pensioenfonds deswege. Wij hebben besloten met het vormen van een defi nitief oordeel met betrekking tot het Stedelijk Orchest te wachten totdat de in den aanbiedingsbrief bedoelde beslissing van de Kroon ons bekend zal zijn. Zoo spoe dig mogelijk daarna zullen wij U dan de voorstellen doen, die ons noodig zullen voorkomen. Uit hetgeen omtrent de barak voor besmettelijke ziekten in onzen aanbiedingsbrief is gezegd kan blijken, dat er gelegenheid zal zijn de plannen nader in Uwen Raad te bespreken. In welke richting een eventueele wijziging van de regeling der wethouderspensionneering zal gaan, ver mogen wij niet te zeggen. Het dezerzijds samengestelde voor-ontwerp berust op het stelsel van eene afloopende drie jaren durende vergoeding terstond na het eindigen van het wethouderschap en van pensioen bij het be reiken van den 60-jarigen leeftijd het pensioen is daarbij onderscheiden in ouderdomspensioen, vervroegd ouderdomspensioen en invaliditeitspensioen. Deze aangelegenheid heeft, naar wij reeds ten vori- gen jare mededeelden, onze volle aandacht; wij denken binnenkort zoo noodig stappen te doen tot verdere be vordering van deze zaak. Met verwijzing naar hetgeen wij omtrent grenswij ziging tusschen Leeuwarden en Leeuwarderadeel ver meldden in onzen brief tot aanbieding van de begroo ting voor 1928 (zie bijlagen no. 17 van 1927, blz. 379), zij medegedeeld, dat wij ook op dit punt diligent blijven. Plannen betreffende den bouw van eene overdekte zwem- en badinrichting zijn nog bij ons College aan hangig. Wij herinneren in dit verband aan het antwoord door ons bij de begrooting voor 1927 gegeven, dat op zichzelf het bezit van eene goede zweminrichting inder daad gewenscht is te achten, maar dat daarmede zeer aanzienlijke kosten gepaard gaan en het de vraag is of de gemeentefinanciën daarmede mogen worden belast. Wat de stichting van een tweede badhuis betreft zou, 441

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1928 | | pagina 221