Bijl. no. 5. d. omdat hij, na te zijn candidaat gesteld, niet als lid van den Raad is herkozen; Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. VERORDENING, regelende de toekenning van VERORDENING, regelende de pensionneering vergoeding en pensioen aan afgetreden van wethouders. wethouders der gemeente Leeuwarden. Artikel 1. Aan hem, die ophoudt wethouder te zijn wordt voor zoover hierna niet anders is bepaald op zijn verzoek gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende jaren eene vergoeding ten laste der gemeente toegekend. De vergoeding bedraagt gedurende het eerste jaar 75 gedurende het tweede jaar 50 en gedurende het derde jaar 25 van de, bij zijn aftreden genoten wedde. Art. 2. De vergoeding wordt toegekend door den Raad en gaat in op den dag na dien, waarop het wethouderschap is geëindigd, indien het in artikel 1 bedoelde verzoek binnen zes maanden daarna door den gewezen wet houder of diens wetteüjken vertegenwoordiger bij den Raad is ingediend; bij latere indiening op den dag na dien der indiening. Art. 3. Geen vergoeding wordt toegekend aan hem, die ophoudt wethouder te zijn tengevolge van vervallen verklaring krachtens de artikelen 26 of 89 der Gemeente wet. Art. 4. Hij, die op grond van deze verordening aanspraak op pensioen kan maken of die gebruik maakt van zijn recht op pensioen ingevolge de in het tweede lid van artikel 24 genoemde verordening, heeft geen recht op vergoeding. Vergoeding en pensioen ingevolge deze verordening kunnen nimmer tegelijk door denzelfden persoon worden genoten. Art. 5. De uitbetaling van de vergoeding geschiedt in drie- maandelijksche termijnen, vervallende op 1 Januari, 1 April, 1 Juli en 1 October. De eerste uitbetaling geschiedt op den eerstvolgenden der in het vorig lid vermelde vervaldagen tot een even redig bedrag. Bij overlijden van hem, die in het genot is van eene vergoeding of, ware hij op dat tijdstip als wethouder afgetreden, recht op dezelve had kunnen doen gelden, wordt de vergoeding met toepassing van de regelen, in dit artikel en de voorgaande artikelen vervat, uit betaald aan zijne weduwe of, bij ontbreken van deze, aan zijne minderjarige kinderen. De aanspraak op een verschenen termijn is vervallen, wanneer deze niet binnen een jaar na den vervaldag is ingevorderd. Art. 6. Indien hij, die in het genot is eener vergoeding, weder wethouder der gemeente wordt, vervalt de vergoeding op den dag van de aanvaarding van het wethouderschap. Aanvaardt hij eene openbare betrekking, dan komt de daaraan verbonden bezoldiging in mindering van de vergoeding. 450 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. Artikel 1. Aan de wethouders wordt ten laste van de gemeente pensioen verleend overeenkomstig de regelen, bij deze verordening vastgesteld. Artikel 2. Het pensioen wordt door den Gemeenteraad verleend aan hem, die opgehouden heeft wethouder te zijn a. nadat hij den leeftijd van 65 jaren heeft bereikt; b. nadat hij gedurende twaalf al dan niet achtereen volgende jaren wethouder is geweest; c. omdat hij uit hoofde van ziels- of lichaams gebreken ongeschikt is voor de verdere waar neming van zijne betrekking; e. omdat hij kennelijk buiten zijn wil niet weder candidaat is gesteld voor het lidmaatschap van den Raad; omdat hij kennelijk buiten zijn wil niet als wet houder is herkozen. Artikel 6, lid 1. Het pensioen gaat in met den dag volgende op dien waarop het wethouderschap is geëindigd, indien binnen 6 maanden daarna een aanvrage daartoe door den ge wezen wethouder of door diens wettigen vertegenwoor diger naar burgerlijk recht aan den Raad is ingediend, en bij latere indiening met den dag dier indiening. Artikel 3. Geen pensioen wordt verleend aan hem die ophoudt wethouder te zijn tengevolge van vervallen verklaring overeenkomstig artikel 26 of artikel 89 der Gemeentewet. Artikel 5, lid 1. Het pensioen bedraagt voor elke maand, gedurende welke de betrekking van wethouder is bekleed, een twee honderd veertigste gedeelte van de laatst genoten jaarwedde, doch zal het twee derde gedeelte van die laatst genoten jaarwedde niet te boven gaan. Artikel 7, lid 1 en 2. Het pensioen wordt uitbetaald in driemaandelijksche termijnen, vervallende 1 Januari, 1 April, 1 Juli en 1 October. De eerste uitbetaling geschiedt op den eerstvolgenden der in het eerste lid vermelde vervaldagen tot een even redig bedrag. Artikel 7, lid 3. Indien het pensioen door overlijden of om andere reden vervalt, zal de uitbetaling plaats hebben tot het einde van het loopende kalenderkwartaal. Art. 7. Het tijdelijk wethouderschap geeft geen recht op de vergoeding. Art. 8. Aan gewezen wethouders wordt ten laste der gemeente pensioen verleend in de gevallen en overeenkomstig de regelen, in de volgende artikelen vermeld. Art. 9. Het pensioen wordt onderscheiden in ouderdoms pensioen en invaliditeitspensioen. Het wordt verleend door den Raad, op schriftelijke aanvrage van den betrokkene, zijn wettelijken vertegen woordiger of, indien het invaliditeitspensioen betreft, bovendien van zijne echtgenoote, van een bloedverwant in de rechte linie of, bij gebreke van dezen, door een bloed- of aanverwant in de zijlinie tot den tweeden graad ingesloten De intrekking, vermeld in artikel 21, geschiedt even eens door den Raad. Art. 10. Aan hem, die gedurende ten minste acht jaren wet houder der gemeente is geweest, hetzij voor, hetzij na het tijdstip van het in werkingtreden dezer verordening wordt met ingang van den dag na dien, waarop hij den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt, ouderdomspensioen verleend. Indien hij bij het eindigen van zijn wethouder schap dien leeftijd reeds bereikt heeft, wordt het ouder domspensioen met ingang van den dag na dien verleend. Is de aanvrage, bedoeld in artikel 9, ingediend meer dan een jaar na den dag, waarop het ouderdomspensioen volgens het vorig lid zou ingaan, dan gaat het pensioen eerst in op den dag na dien der indiening. Artikel 3 vindt overeenkomstige toepassing. Art. 11. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elke maand, gedurende welke de betrekking van wethouder is be kleed, 1/240 gedeelte van de laatstgenoten wethouders- jaarwedde, doch zal het 2/3 gedeelte dier wedde niet te boven gaan. Artikel 5, eerste en tweede lid, is hierbij van toe passing. Art. 12. Indien hij, die in het genot is van ouderdomspensioen, of, ware hij als wethouder afgetreden, recht op hetzelve had kunnen doen gelden, overlijdt, wordt het pensioen nog gedurende zes maanden na dien uitbetaald aan zijne weduwe of, bij ontbreken van deze, aan zijne minder jarige kinderen. 451

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1930 | | pagina 224