I»
Bijl. no. 5,
ii 'li VlnlRl I1
l i i
,1? - i I ;r1
Artikel 8.
De aanspraak op de verschenen pensioen-termijnen
gaat verloren indien deze niet binnen een jaar na de
vervaldagen zijn ingevorderd.
Artikel 5, lid 2.
Voor de berekening van het pensioen blijft buiten
aanmerking de tijd, gedurende welken de wethouder
anders dan wegens ziekte afwezig is geweest, indien
die afwezigheid langer dan drie achtereenvolgende
maanden heeft geduurd.
Artikel 5. lid 3.
Het tijdelijk wethouderschap geeft geen recht op
pensioen.
Artikel 4.
Indien een gepensionneerd wethouder wederom wet
houder wordt, wordt zijn pensioen geschorst. Wanneer
hij daarna weder ophoudt wethouder te zijn, worden,
voor de berekening van het bedrag van het hem alsdan
te verleenen pensioen, de jaren, gedurende welke hij
wethouder is geweest, bijeengeteld.
Zie artikel 2, sub c.
Artikel 6, lid 2.
Indien het pensioen wordt aangevraagd op een der
gronden, vermeld in art. 2, sub c, moet de ongeschiktheid
om de betrekking verder waar te nemen blijken uit eene
met redenen omkleede verklaring, afgegeven door twee,
door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, ge
neeskundigen.
Art. 13.
De aanspraak op een verschenen termijn is vervallen,
wanneer deze niet binnen een jaar na den vervaldag is
ingevorderd.
Art. 14.
Voor de berekening van het ouderdomspensioen blijft
buiten aanmerking de tijd, gedurende welken de be
trokkene als wethouder anders dan wegens ziekte af
wezig is geweest, mits die afwezigheid langer dan drie
achtereenvolgende maanden heeft geduurd.
Art. 15.
Het tijdelijk wethouderschap geeft geen recht op
ouderdomspensioen.
Art. 16.
Wanneer hij, die in het genot is van ouderdoms
pensioen als gewezen wethouder, opnieuw wethouder
der gemeente wordt, wordt zijn pensioen van rechtswege
geschorst. Wanneer hij daarna wederom ophoudt wet
houder te zijn, wordt het pensioen verhoogd naar de
mate van den langeren tijd, gedurende welken hij wet
houder is geweest, zulks met inachtneming van het be
paalde in art. 11, eerste lid.
Art. 17.
Aan hem, die wegens invaliditeit ongeschikt is voor
de verdere waarneming van het wethouderschap en op
dien grond zijn ontslag als wethouder heeft genomen,
wordt, op den voet van de artikelen 18 tot en met 22,
invaliditeitspensioen toegekend.
Art. 18.
Op de aanvrage om invaliditeitspensioen wordt niet
beslist, dan nadat aan den Raad is overgelegd eene met
redenen omkleede verklaring van twee, door Burge
meester en Wethouders aan te wijzen, geneeskundigen
betreffende den toestand van den betrokkene. Deze
laatste is op straffe van niet-verleening van het invalidi
teitspensioen gehouden zich aan de hiertoe door die
geneeskundigen noodig geachte onderzoekingen te
onderwerpen.
De kosten van het onderzoek komen voor rekening
van de gemeente.
Art. 19.
Het invaliditeitspensioen wordt berekend overeen
komstig artikel 11, eerste lid, met dien verstande, dat
het ten minste 1000.per jaar bedraagt.
Wanneer de invaliditeit is ontstaan in en door de
uitoefening van de wethoudersfunctie, wordt als invali
diteitspensioen het in artikel 11 vermelde maximum
pensioen toegekend.
Art. 20.
Het invaliditeitspensioen gaat in op den dag na dien,
waarop het wethouderschap is geëindigd.
Art. 21.
Het invaliditeitspensioen wordt slechts genoten, zoo
lang de reden, welke tot het verleenen daarvan heeft
geleid, voortduurt.
Bij twijfel daaromtrent kunnen Burgemeester en Wet
houders te allen tijde een nieuw geneeskundig onderzoek,
als bedoeld in artikel 18, doen plaats hebben; de tweede
452
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930.
zinsnede van het eerste lid, alsmede het tweede lid van
artikel 18 zijn alsdan van toepassing.
Ingeval uit de verklaring van de geneeskundigen,
welke aan den Raad wordt overgelegd, blijkt, dat de
reden voor het invaliditeitspensioen is vervallen, wordt
hetzelve ingetrokken. Wordt de betrokkene hierna op
nieuw wethouder der gemeente, dan vindt de tweede
zinsnede van artikel 16 overeenkomstige toepassing.
Art. 22.
Met betrekking tot het invaliditeitspensioen vinden
voorts de artikelen 3, 5, eerste en tweede lid, 12, 13,
14, zoomede artikel 15 behalve ten opzichte van het
in artikel 19, tweede lid, vermelde geval, overeenkom
stige toepassing.
Art. 23.
Overgangsbepaling.
De bepalingen van deze verordening gelden alleen
voor de na het tijdstip van haar in werking treden be
noemde wethouders.
De bepalingen, welke van kracht waren onmiddellijk
vóór dat tijdstip, blijven van toepassing bij het eerst
volgende aftreden van hen, die toen de functie van wet
houder der gemeente vervulden, zoomede voor de op
dien datum reeds gepensionneerde wethouders.
Art. 24.
Deze verordening treedt in werking op
1930.
Alsdan vervalt behoudens het bepaalde in het
tweede lid van artikel 23 de verordening van 7 Juli
1914 (Gemeenteblad no. 19), regelende de pension-
neering van Wethouders, gewijzigd bij verordening van
27 November 1917 (Gemeenteblad no. 39).
453