VERORDENING op de Stedelijke Muziek school te Leeuwarden. b. orgelbouw, muziekgeschiedenis en andere theo retische muzikale vakken; d. methodisch spreken. Bijl. no. 13. b. eene van den Zaterdag vóór, tot en met den Dinsdag na Pinksteren; d. eene gedurende veertien dagen, beginnende vóór Kerstmis en eindigende na Nieuwjaar op door Burge meester en Wethouders op voorstel van den directeur te bepalen dagen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. ONTWERP A. Artikel 1. De gemeente houdt eene gemeentelijke muziekschool in stand onder den naam van „Stedelijke Muziekschool". Art. 2. Aan de muziekschool wordt onderwijs gegeven in a. het bespelen van piano, viool, cello, orgel, blaas- en slaginstrumenten; c. solozang, kinderzang; Het onderwijs is hoofdelijk of klassikaal. Art. 3. Aan het hoofd van de school staat een directeur. Het onderwijs wordt gegeven door den directeur en door de overige leeraren. Waar in deze verordening gesproken wordt van lee raren, worden daaronder de directeur en de leeraressen begrepen, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Art. 4. De directeur zorgt, onder toezicht van Burgemeester en Wethouders, voor den goeden gang van zaken in de school. De overige leeraren gedragen zich aldaar naar zijne aanwijzingen. Art. 5. De lessen worden gegeven in het daarvoor door Bur gemeester en Wethouders aangewezen gebouw. In bij zondere gevallen kan de directeur toestaan, dat lessen in eene andere localiteit of bij den leeraar tehuis wor den gegeven. Art. 6. De directeur voert de administratie van de school en heeft het dagelijksch toezicht over de lokalen, meubelen, verzamelingen leer- en hulpmiddelen, in gebruik voor het onderwijs. Hij doet jaarlijks vóór 1 Februari aan Burgemeester en Wethouders verslag van den toestand der school en van het onderwijs in het afgeloopen jaar. Jaarlijks vóór 1 Juni zendt hij de ontwerp-begrooting van de inkomsten en uitgaven der school, voorzoover van hem afhangt, voor het volgend jaar bij Burgemeester en Wethouders in. Hij kan aan Burgemeester en Wethouders al die voor stellen doen, welke hij in het belang van de school en het onderwijs noodig acht. Art. 7. Onverminderd de bepalingen van het Ambtenaren reglement is de directeur verplicht aan Burgemeester en Wethouders alle inlichtingen betreffende het onderwijs en de school te geven, welke van hem worden verlangd. Art. 8. Onverminderd de in artikel 10, eerste lid, vermelde belooning per lesuur, bedraagt de jaarwedde van den directeur, die tevens dirigent is van het orkest der „Friesche Orkest Vereeniging" en zich als zoodanig 480 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. moet gedragen naar de voorschriften en de bevelen van die vereeniging, 3000.per jaar. Art. 9. De leeraren, behalve de directeur, worden telken jare voor één jaar door Burgemeester en Wethouders be noemd. Art. 10. De belooning van den directeur bedraagt 2.voor elk lesuur. De belooning der overige leeraren bedraagt 1.60 voor elk lesuur. Art. 11. De instructies voor den directeur en de overige leeraren worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Zij stellen mede regelen vast betreffende de vervanging van den directeur, de voorzieningen te treffen bij af wezigheid van leeraren, de verdere regeling van het onderwijs, de verplichtingen van de leerlingen en het gebruik der muziekinstrumenten. Art. 12. Het leerjaar vangt aan op den dag na dien, waarop de in artikel 13 onder c bedoelde vacantie eindigt. Art. 13. Er zijn jaarlijks vier vacanties, te weten a. eene van den Zaterdag vóór, tot en met den tweeden Maandag na Paschen; c. eene gedurende vijf weken, beginnende in de tweede helft der maand Juli op een door Burgemeester en Wethouders op voorstel van den directeur te bepalen dag; Art. 14. Leerlingen worden tot de school toegelaten bij den aanvang van het leerjaar, zoomede bij het begin van elke maand. Bij de aanvrage om toelating verbindt men zich om, na toelating, den leerling gedurende ten minste de drie daaropvolgende maanden het onderwijs aan de school te laten volgen. Behoudens het bepaalde in het vorige lid, kunnen de lessen worden beëindigd op iederen eersten dag eener maand, mits van het voornemen der beëindiging ten minste zes weken te voren schriftelijk aan den directeur kennis zij gegeven. Art. 15. De heffing en de invordering van het schoolgeld, ver schuldigd voor het onderwijs aan de muziekschool, worden bij afzonderlijk verordening geregeld. 481

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1930 | | pagina 239