Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. Zuiver inkomen na kinderaftrek Hooger bedrag van den aanslag Getal aanslagen Hoogere opbrengst 60 opcenten Totaal 800.— O c O CS "O 73 1600.— 2.— 7639 15278. 9166.80 24444.80 yy 1600.— 4000.— yy 3.— 3295 yy 9885. yy 5931 15816.— yy 4000.— <U OJ <U 73 P C 7000.— yy 4.— 661 yy 2644. yy 1586.40 4230.40 yy 7000.— ■s E 10000.— yy 5.— 227 yy 1135. yy 681.— 1816. yy 10000.— of meer yy 6.— 269 yy 1614. yy 968.40 2582.40 12091 f 30556. 18333.60 48889.60 Bij deze bedragen is dan nog niet berekend hetgeen door de inkomens van 700.tot 800.zal worden opgebracht, van welke inkomens het aantal thans nog niet bekend is. In aanmerking nemend, dat de laagst aangeslagenen bij deze regeling percentsgewijs het zwaarst zullen worden getroffen en Uw Raad zich reeds meermalen heeft uitgesproken voor een aftrek wegens noodzakelijk levensonderhoud van 800.meenen wij dat Leeu warden voor de gemeentefondsbelasting in de le klasse behoort te worden geplaatst. Een voorloopige bereke ning geeft dan een opbrengst in hoofdsom van ongeveer 600.000.—. De gemeenten kunnen op die belasting opcenten heffen, hetzij tot een gelijk aantal, hetzij tot een bij toeneming van de belastbare som geleidelijk stijgend getal. Het getal dier opcenten mag voor geen aanslag hooger zijn dan het getal opcenten, dat in de gemeente geheven wordt op de hoofdsom van de grondbelasting wegens gebouwde eigendommen, zijnde voor Leeu warden 80. Zooals uit onderstaande berekening blijkt, kan worden volstaan met eene heffing van 60 opcenten op alle aan slagen. Wij achten het niet gewenscht ten deze tot progressieve opcentenheffing over te gaan immers zouden dan de middelbare en de hoogere inkomens met 80 opcenten worden getroffen en de hoogere dan zwaarder worden belast dan thans naar het vermenig- vuldigingscijfer 4.4 het geval zal zijn. Bovendien 'is progressie op progressie in het algemeen minder juist. Intusschen komt het ons gewenscht voor, het aantal opcenten definitief eerst te bepalen bij de behandeling van de begrooting voor den dienst 1931. Als eindresultaat van deze voorstellen komen wij tot de volgende financiëele uitkomst voor 1931 Komt te vervallen Rijksuitkeering artt. 1 tot en met 9 wet 1897 165.000.— Rijksuitkeering art. 10 wet 1897 600. Ontvangst van de gemeentelijke inkom stenbelasting Totaal Wordt ontvangen hoofdsom grondbelasting 3/4 uitkeering salaris Burgemeester en Secretaris, maximum 3000. Gemeentelijke inkomstenbelasting tot 1 Mei 1931 Hoofdsom personeele belasting -)- provinciale opcenten -f- opcenten leeningsfonds 34 garantiebedrag, d. i. y4 van 628.000.— Totaal 1.418.250.- Te kort dus 1.465.000.— min 1.418.250.— 46.750. 1.300.000.— 1.465.600.— 105.000.— 2.250.— 440.000.— 400.000.— 471.000.— Gesteld bovendien (zie Handelingen Raad van 17 Dec. 1929, blz. 248) 150.000.minder batig saldo, dan is totaal te kort dus in ronde som 200.000. De hoofdsom der gemeentefondsbelasting zal voor deze gemeente bedragen 600.000.—1 opcent is dus 6000.2/3 opcent 4000. Voor 1931 (over 2/3 jaar) zullen derhalve moeten worden geheven, rekening houdende met eventueel extra uitgaven, 60 opcenten. Gebaseerd op deze cijfers zullen de belastingplichtigen van Leeuwarden voor 1931 het volgende voordeel ge nieten minder wordt betaald aan gemeentelijke inkomstenbelasting860.000. Meer wordt betaald aan 2/3 van 50 opcenten vermogensbelas ting 34.000.— 2/3 van 13 prov. opc. Rijks- ink.bel. en vermog.bel. -|- 3/3 van 6 opc. grondbel. 59.000. ~/3 hoofdsom gemeentefonds belasting 400.000. 2/3 van 60 opc. gemeente fondsbelasting 240.000, 733.000.— In totaal dus 127.000. Ten slotte zij ter toelichting van het hierna volgende ontwerp E nog medegedeeld, dat met het oog op de wijziging, in art. 246a der Gemeentewet aangebracht, de verordening tot het heffen van opcenten op de hoofd som der vermogensbelasting de bepaling moet bevatten, dat opcenten niet geheven worden op de aanslagen van hen, die binnen het Rijk geen vaste woonplaats hebben. Onder mededeeling, dat de Financiëele Commissie zich met onze voorstellen kan vereenigen, geven wij Uwen Raad op grond van het bovenstaande in over weging over te gaan tot vaststelling van de in ontwerp hierachter afgedrukte verordeningen, betreffende A. de classificatie van de gemeente voor de gemeentefondsbelasting; B. de classificatie van de gemeente voor de heffing der personeele belasting; C. de vervanging van belastingbedragen, voorko mende in de Wet op de Personeele Belasting 1896, door andere; D. de heffing van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting; E. de heffing van opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting. Leeuwarden, 30 Juni 1930. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden I. M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. 490 - 7,'v V. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. Bijl. no. 14. ONTWERP A. VERORDENING betreffende de classificatie van de gemeente Leeuwarden voor de gemeentefondsbelasting. Artikel 1. De gemeente wordt voor de heffing van de gemeente fondsbelasting gerangschikt in de eerste klasse, bedoeld in artikel 14, tweede lid, der wet van 15 Juli 1929, Staatsblad no. 388. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1931. ONTWERP B. VERORDENING betreffende de classificatie van de gemeente Leeuwarden voor de heffing der personeele belasting. Artikel 1. De gemeente wordt voor de heffing van de personeele belasting naar de eerste twee grondslagen ingedeeld in de vijfde klasse, bedoeld in artikel 5, 1, der Wet op de Personeele Belasting 1896. Art. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van het belastingjaar 1931. ONTWERP C. VERORDENING tot vervanging van belas tingbedragen, voorkomende in de Wet op de Personeele Belasting 1896, door andere belastingbedragen. Artikel 1. De belastingbedragen, voorkomende in artikel 29 der Wet op de Personeele Belasting 1896, worden voor deze gemeente vervangen door andere, te weten 25.wordt vervangen door 35. 60.- 84. 105.— 147.—, 50.— 70.—. Art. 2. De belastingbedragen, voorkomende in artikel 30, 1, der Wet op de Personeele Belasting 1896, worden voor deze gemeente vervangen door andere, te weten 6.onder b wordt vervangen door 8.40, 10.c 14. 10.d 14. Art. 3. De belastingbedragen, voorkomende in artikel 31 bis onder 4 en onder 5, litt. c, der Wet op de Personeele Belasting 1896, worden voor deze gemeente vervangen door andere, te weten 6.onder 4, litt. a 1« wordt vervangen door 8.40, 8.onder 4, litt. a 2° wordt vervangen door 11.20, 2.onder 4, litt. b, wordt vervangen door 2.80, 40.2.25 onder 4, litt. b, wordt vervangen door 56.j- 3.15, 491

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1930 | | pagina 244