Bijl. no. 15.
Bijlage no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930.
HERZIENING van de regeling der wethouders-
pensionneering (bijlagen no. 5 en no. 9
van 1930).
Aan den Gemeenteraad.
Tijdens de behandeling in Uwe vergadering van 13
Mei j.l. van de ontwerp-verordening, regelende de toe
kenning van vergoeding en pensioen aan afgetreden
wethouders dezer gemeente, diende Uw medelid, de
heer M. Molenaar, een voorstel in, luidende
„De Raad besluit in beginsel pensioen te verleenen
„aan weduwen en weezen van wethouders of gewezen
„wethouders en de uitwerking der regeling hiervan op
„te dragen aan de commissie belast met de herziening
„der verordening regelende de pensionneering van
„wethouders",
welk voorstel met 14 tegen 11 stemmen werd aan
genomen.
Aan de daarin vervatte uitnoodiging gevolg gevende,
hebben wij dit onderwerp in studie genomen en na
gegaan op welke wijze naar onze meening het verleenen
van weduwen- en weezenpensioen voor deze gemeente
het best ware te regelen, zoomede welke wijzigingen
de ontwerp-verordening dientengevolge alsnog moet
ondergaan. Het resultaat van onze overweging is neder-
gelegd in een aantal artikelen, die hierachter zijn af
gedrukt en waarvan hierna eene toelichting volgt.
Bij de z.g. eerste lezing van de ontwerp-verordening
door Uwe Vergadering is o. a. aangehouden artikel 5,
lid 3betreffende de aanspraak van de weduwen, resp.
de weezen eens afgetreden wethouders op diens ver
goeding, opdat deze tegelijk en in verband met hunne
rechten op pensioen zou worden geregeld. Onze
commissie is van oordeel, dat de bestaande bepaling
kan worden behouden. Eene uitdrukkelijke toevoeging,
dat zij alleen geldt voor de weduwe, resp. de kinderen,
die geen recht op pensioen hebben, is overbodig, nu
het derde lid van art. 5 verwijst naar art. 4, waaruit
dit reeds volgt. Wel is echter vermelding van de artt. 6,
22 E en 22 L hier wenschelijk.
Sprekende over de vergoeding, wijzen wij ook op
art. 6tweede lid, zooals dit door Uwen Raad voor-
loopig is vastgesteld (zie bijlage 9 van dit jaar) en dat
o. i. eene aanvulling dient te ondergaan. Het geval kan
zich toch voordoen, dat op de vergoeding van den wet
houder de daar bedoelde korting moet worden toegepast
en dat na zijn overlijden de weduwe of de kinderen wel
iswaar niet bezoldiging wegens zijn andere ambt
of betrekking, maar deswege een pensioen uit de
openbare kas genieten. Ook kunnen de weduwe of de
kinderen zeiven rechtstreeks bezoldigingen uit de open
bare kas genieten. De ratio van de bepaling van artikel
6, lid 2, brengt nu mede, dat de korting dan óók wordt
toegepast ten aanzien van de weduwe en de kinderen,
wanneer zij in het genot van de vergoeding van den
overleden wethouder komen.
Wij hebben de redactie van artikel 6, lid 2, te dien
einde eenigszins gewijzigd.
Thans komende tot het weduwenpensioen, geeft onze
Commissie als hare meening te kennen, dat dit afhan
kelijk moet zijn van het pensioen van den wethouder
en behoort te worden bepaald op 3/s van het pensioen
waarop de overledene recht had kunnen doen gelden.
Het maximale weduwenpensioen zal dan bij de thans
geldende wethoudersjaarwedde bedragen 3/5 X 2/3 X
3000.— 1200.Het pensioen van de weduwe,
wier echtgenoot in het genot was van invaliditeitspen
sioen, zal zoodoende drie vijfde gedeelten van ten minste
1000.bedragen en, als de invaliditeit in en door de
uitoefening van de wethoudersfunctie is ontstaan, na
tuurlijk het zooeven genoemde maximum (art. 22 D).
Ter verduidelijking van de werking der door ons ont
worpen regeling worden hier de onderscheidene ge
vallen, die zich op het gebied van het ouderdomspen
sioen kunnen voordoen, opgesomd, met vermelding van
de financiëele gevolgen, daaruit voor de weduwe voort
vloeiend
a. een wethouder in functie met minder dan 4 jaren
dienst overlijdt. Zijn weduwe krijgt zijne vergoeding op
gelijke wijze als hijzelf gehad zou hebben (zie boven).
Van ouderdomspensioen is in verband met het door U
bereids vastgestelde artikel 10 geen sprake en van
weduwenpensioen dus evenmin.
b. een wethouder in functie met 4 of meer dienst
jaren overlijdt. De weduwe behoort naar het oordeel
onzer Commissie recht te hebben op dadelijk ingaand
weduwenpensioen. Geen vergoeding.
c. een gewezen wethouder, in het genot zijnde van
de vergoeding, overlijdt. De weduwe treedt wat de ver
goeding betreft in zijn rechten in het geval hierboven
sub a aangegeven, dan wel kan direct aanspraak op pen
sioen maken in het geval, sub b vermeld.
d. een gewezen wethouder, die de vergoeding reeds
tot liet einde genoten heeft en geen recht op pensioen
heeft, overlijdt. De weduwe krijgt niets.
e. een gewezen wethouder, die de vergoeding reeds
tot het einde genoten heeft en die op 65-jarigen leeftijd
recht op pensioen krijgt, overlijdt. Dezelfde toepassing
als sub b.
f. een gewezen wethouder, die in het genot is van
zijn pensioen als zoodanig, overlijdt. Zijn pensioen wordt
nog doorbetaald tot het einde van het loopende kwar
taal en daarna gaat het weduwenpensioen in.
Hertrouwt de weduwe, dan moet haar pensioen naar
ons gevoelen vervallen. Door het feit toch, dat zij met
een ander in het huwelijk treedt, verliest zij ten opzichte
van het pensioen de qualiteit van wethoudersweduwe
(art. 22 F, lid 1).
Voorts zal o. i. ook moeten worden bepaald, dat geen
recht op vergoeding of pensioen heeft de weduwe van
een gewezen wethouder, wanneer haar huwelijk is ge
sloten na het tijdstip, waarop hij ophield wethouder te
zijn. Hiertoe strekt art. 22 E en art. 5, lid 3.
Uit het nieuwe artikel 22 C zal U blijken, dat wij
voorstellen aan de weduwe van den in beginsel pensi
oengerechtigden wethouder, in functie overleden, een
direct ingaand pensioen te verleenen en het pensioen
van de weduwe van den gepensionneerden wethouder
te doen ingaan op den eersten dag van het volgende
kalenderkwartaal. In verband daarmede moest artikel 12
eenigszins worden gewijzigd (zie ook art. 22}).
Art. 22 F, lid 2, voorziet de mogelijkheid, dat de
gepensionneerde weduwe eens wethouders zelve wet
houder der gemeente wordt; het artikel regelt de ge
volgen daarvan, alsmede van haar aftreden als zoodanig,
op o. i. eenvoudige en billijke wijze. Voor de kinderen
geldt in deze gevallen art. 22 M.
De achterblijvende man van een overleden vrouwelijke
wethouder behoort, naar het inzicht van onze Com
missie, niet voor pensioen, i. c. weduwnaarspensioen, in
aanmerking te komen, vandaar dat in de artikelen 22 A
en 22E uitdrukkelijk alleen aan de weduwe van een
wethouder pensioen wordt toegekend. Ten behoeve
van de nagelaten kinderen eener overleden vrouwelijke
wethouder is in de afdeeling van het weezenpensioen
artikel 22 O opgenomen.
Wat de aanspraken van de nagelaten kinderen eens
overleden wethouders betreft, brengen wij het volgende
onder de aandacht.
Over de rechten der kinderen op de vergoeding
spraken wij hierboven reeds. De bepaling van art. 5,
lid 3, is ook voor hen voldoende, terwijl de voorgestelde
aanvulling van het tweede lid van art. 6 ook op hen
van toepassing is.
Het ontwerp spreekt van minderjarige kinderen, dus
van kinderen beneden de 21 jaar. Trouwt een kind
495