Bijl. no. 15, Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. onder dien leeftijd, dan vervallen zijn aanspraken, aan gezien het door het huwelijk meerderjarig is geworden. Iemand boven de 21 jaar, die onder curateele is gesteld, staat ingevolge het Burgerlijk Wetboek wel met eenen minderjarige gelijk, maar hij i s niet minderjarig en valt dus niet onder de in het ontwerp bedoelde kinderen. Afzonderlijke regeling van deze beide gevallen in de verordening is niet noodig. Verder zij opgemerkt, dat volgens ons ontwerp alleen die minderjarige kinderen op de vergoeding en op pensioen aanspraak kunnen maken, die geboren zijn uit een huwelijk, gesloten vóór het tijdstip, waarop de vader ophield wethouder te zijn (artt. 5, lid 3, en 22 L). Het stelsel, dat ten opzichte van het weezenpensioen volgens onze meening moet worden gevolgd, kent het verleenen van pensioen aan z.g. halve weezen zoowel als aan volslagen weezen en komt practisch neer op verhooging van het weduwenpensioen naar gelang van het aantal minderjarige kinderen, waarmede de vrouw achterblijft en op toekenning na het overlijden van de moeder van een verhoogd pensioen aan de kinderen tot aan hunne meerderjarigheid. Het bedrag van het weezenpensioen ware te bepalen °P Vio gedeelte van het wethouderspensioen voor halve weezen en op 1/5 gedeelte daarvan voor heele weezen, met dien verstande, dat de som van het weduwenpen sioen en van de weezenpensioenen of van deze laatste pensioenen tezamen niet meer kan beloopen dan het bedrag van het wethouderspensioen waarvan zij zijn afgeleid. Het maximum, dat de gemeente uit dezen hoofde te betalen kan hebben, is dus 2000.—, waarvan 1200. aan weduwenpensioen en in totaal 800.aan weezen pensioen. Sterft in zulk een geval de moeder ook, dan zouden de kinderen (stel 4 in getal) ieder 400.—, dus tezamen 1600.aan weezenpensioen ontvangen. Dit bedrag zal door meerderjarigwording, eventueel eerder huwelijk en de kans op tusschentijds overlijden in den regel vrij snel dalen (zie art. 22 K). In verband met de invoering van het weduwen- en weezenpensioen moesten nog enkele andere, in eerste lezing reeds door U vastgestelde, artikelen eenige wijzi ging ondergaan en moest het opschrift der verordening worden aangevuld. Bijzondere toelichting vereischen die veranderingen niet. Wij hebben duidelijkheidshalve de ontwerp-veror- dening hierachter opnieuw laten afdrukken en wel de gedeelten der verordening, die bij eerste lezing in Uwe vergadering van 13 Mei j.l. zijn komen vast te staan, in gewone letters en alles, wat sindsdien in het ontwerp door onze Commissie is veranderd of daaraan toege voegd, in cursieve letters. De nummering der artikelen hebben wij ter wille van de overzichtelijkheid en van eene gemakkelijke vergelijking met het eerste ontwerp, onveranderd gelaten en, waar noodig, met alfabetische vervolgnummers voortgezet. Ons voorstel bevat daarom tevens machtiging aan Burgemeester en Wethouders om de artikelen alsnog doorloopend te nummeren en de verwijzingen dienovereenkomstig te veranderen. Uit het gewijzigde ontwerp zal U onder meer blijken, dat artikel 2 met een zinsnede is aangevuld. Dit is ge schied op grond van de aanneming, door Uwen Raad, van een desbetreffend amendement-Tiemersma. Daaren tegen is de overgangsbepaling, behoudens een noodza kelijke redactioneele aanvulling, dezelfde gebleven als in het eerste ontwerp. Ook na hernieuwde overweging toch van die bepaling zulks ter voldoening aan een in Uwen Raad gedaan verzoek blijft onze Commissie van oordeel, dat wijziging daarvan noch noodig, noch wenschelijk is, omdat wij ook thans nog van meening zijn dat de overgangsbepaling, zooals die in artikel 23 is geredigeerd, duidelijk is, doelmatig en billijk zal werken en geen bijzondere moeilijkheden zal opleveren. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging A. tot vaststelling van de in ontwerp hierachter afgedrukte verordening over te gaan B. Burgemeester en Wethouders te machtigen de artikelen der sub A bedoelde verordening opnieuw en doorloopend te nummeren met wijziging, waar noodig, van de verwijzingen. Leeuwarden, 3 November 1930. De Commissie ad hoe H. T1EMERSMA, Voorzitter. H. C. BUISMAN—BLOK WIJBRAND1. J. A. FEITSMA. M. VROMEN. P. F. J. WESTRA. 496 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. GEWIJZIGD ONTWERP. VERORDENING, regelende de toekenning van vergoeding en pensioen aan afgetreden wethouders der gemeente Leeuwarden en aan hunne weduwen en weezen. Van de vergoeding. Artikel 1. Aan hem, die ophoudt wethouder te zijn wordt voor zoover hierna niet anders is bepaald op zijn verzoek gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende jaren eene vergoeding ten laste der gemeente toegekend. De vergoeding bedraagt gedurende het eerste jaar 75 gedurende het tweede jaar 50 en gedurende het derde jaar 25 van de, bij zijn aftreden genoten wedde. Art. 2. De vergoeding wordt toegekend door den Raad en gaat in op den dag na dien, waarop het wethouderschap is geëindigd, indien het in artikel 1 bedoelde verzoek binnen zes maanden daarna door den gewezen wet houder of diens wettelijken vertegenwoordiger bij den Raad is ingediend; bij latere indiening gaat, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, de vergoe ding in op den dag na dien der indiening. De aanspraak op de vergoeding is vervallen, wanneer het in artikel 1 bedoelde verzoek niet binnen drie jaren na den dag, waarop het wethouderschap is geëindigd, bij den Raad is ingediend. Art. 3. Geen vergoeding wordt toegekend aan hem, die ophoudt wethouder te zijn tengevolge van vervallen verklaring krachtens de artikelen 26 of 89 der Gemeente wet. Art. 4. Hij, die op grond van deze verordening aanspraak op pensioen kan maken of die gebruik maakt van zijn recht op pensioen ingevolge de in het tweede lid van artikel 24 genoemde verordening, heeft geen recht op vergoeding. Vergoeding en pensioen ingevolge deze verordening kunnen nimmer tegelijk door denzelfden persoon worden genoten. Art. 5. De uitbetaling van de vergoeding geschiedt in drie- maandelijksche termijnen, vervallende op 1 Januari, 1 April, 1 Juli en 1 October. De eerste uitbetaling geschiedt op den eerstvolgenden der in het vorig lid vermelde vervaldagen tot een even redig bedrag. Bij overlijden van hem, die in het genot is van eene vergoeding of, ware hij op dat tijdstip als wethouder afgetreden, recht op dezelve had kunnen doen gelden, wordt de vergoeding met toepassing van de regelen, in dit artikel en de voorgaande artikelen vervat, uit betaald aan zijne weduwe of, bij ontbreken van deze, aan zijne minderjarige kinderen. De artikelen 6, eerste lid, 22 E en 22 L vinden hierbij overeenkomstige toe passing. De aanspraak op een verschenen termijn is vervallen, wanneer deze niet binnen een jaar na den vervaldag is ingevorderd. Art. 6. Indien hij, die in het genot is eener vergoeding, weder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1930 | | pagina 247