Bijl. no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930.
wethouder der gemeente wordt, vervalt de vergoeding;
op den dag van de aanvaarding van het wethouderschap.
Op de vergoeding worden in mindering gebracht de
bezoldigingen, pensioenen en wachtgelden, welke de
rechthebbenden wegens eenig ambt of betrekking uit de
openbare kas genieten, voor zoover die inkomsten te
zamen met de vergoeding het bedrag van de laatst ge
noten wethoudersjaarwedde te boven gaan.
Art. 7.
Het tijdelijk wethouderschap geeft geen recht op de
vergoeding.
Van het wethouderspensioen.
Art. 8.
Aan gewezen wethouders wordt ten laste der gemeente
pensioen verleend in de gevallen en overeenkomstig de
regelen, in de volgende artikelen vermeld.
Art. 9.
Het pensioen wordt onderscheiden in ouderdoms
pensioen en invaliditeitspensioen.
Het wordt verleend door den Raad, op schriftelijke
aanvrage van den betrokkene, zijn wettelijken vertegen
woordiger of, indien het invaliditeitspensioen betreft,
bovendien van zijne echtgenoote, van een bloedverwant
in de rechte linie of, bij gebreke van dezen, van een
bloed- of aanverwant in de zijlinie tot den tweeden
graad ingesloten
De intrekking, vermeld in artikel 21, geschiedt even
eens door den Raad.
Van het ouderdomspensioen.
Art. 10.
Aan hem, die gedurende ten minste vier jaren wet
houder der gemeente is geweest, hetzij voor, hetzij na
het tijdstip van het in werking treden dezer verordening,
wordt met ingang van den dag na dien, waarop hij den
65-jarigen leeftijd heeft bereikt, ouderdomspensioen
verleend. Indien hij bij het eindigen van zijn wethouder
schap dien leeftijd reeds bereikt heeft, wordt het ouder
domspensioen met ingang van den dag na dien verleend.
Is de aanvrage, bedoeld in artikel 9, ingediend meer
dan een jaar na den dag, waarop het ouderdomspensioen
volgens het vorig lid zou ingaan, dan gaat het pensioen
eerst in op den dag na dien der indiening.
Artikel 3 vindt overeenkomstige toepassing.
Art. 11.
Het ouderdomspensioen bedraagt voor elke maand,
gedurende welke de betrekking van wethouder is be
kleed, V24o gedeelte van de laatstgenoten wethouders-
jaarwedde, doch zal het 2/3 gedeelte dier wedde niet
te boven gaan.
Artikel 5, eerste en tweede lid, is hierbij van toe
passing.
Art. 12.
Indien hij, die in het genot is van ouderdomspensioen,
overlijdt, wordt het pensioen nog tot en met den laatsten
dag van het loopende kalenderkwartaal uitbetaald aan
zijne weduwe of, bij ontbreken van deze, aan zijne min
derjarige kinderen, zulks onverminderd hetgeen hierna
omtrent het weduwen- en het weezenpensiocn is bepaald.
498
Art. 13.
De aanspraak op een verschenen termijn is vervallen,
wanneer deze niet binnen een jaar na den vervaldag is
ingevorderd.
Art. 14.
Voor de berekening van het ouderdomspensioen blijft
buiten aanmerking de tijd, gedurende welken de be
trokkene als wethouder anders dan wegens ziekte af
wezig is geweest, mits die afwezigheid langer dan drie
achtereenvolgende maanden heeft geduurd.
Art. 15.
Het tijdelijk wethouderschap geeft geen recht op
ouderdomspensioen.
Art. 16.
Wanneer hij, die in het genot is van ouderdoms
pensioen als gewezen wethouder, opnieuw wethouder
der gemeente wordt, wordt zijn pensioen van rechtswege
geschorst. Wanneer hij daarna wederom ophoudt wet
houder te zijn, wordt het pensioen verhoogd naar de
mate van den langeren tijd, gedurende welken hij wet
houder is geweest, zulks met inachtneming van het be
paalde in art. 11, eerste lid.
Van het invaliditeitspensioen
Art. 17.
Aan hem, die wegens invaliditeit ongeschikt is voor
de verdere waarneming van het wethouderschap en op
dien grond zijn ontslag als wethouder heeft genomen,
wordt, op den voet van de artikelen 18 tot en met 22,
invaliditeitspensioen toegekend.
Art. 18.
Op de aanvrage om invaliditeitspensioen wordt niet
beslist, dan nadat aan den Raad is overgelegd eene met
redenen omkleede verklaring van twee, door Burge
meester en Wethouders aan te wijzen, geneeskundigen
betreffende den toestand van den betrokkene. Deze
laatste is op straffe van niet-verleening van het invalidi
teitspensioen gehouden zich aan de hiertoe door die
geneeskundigen noodig geachte onderzoekingen te
onderwerpen.
De kosten van het onderzoek komen voor rekening
van de gemeente.
Art. 19.
Het invaliditeitspensioen wordt berekend overeen
komstig artikel 11, eerste lid, met dien verstande, dat
het ten minste 1000.per jaar bedraagt.
Wanneer de invaliditeit is ontstaan in en door de
uitoefening van de wethoudersfunctie, wordt als invali
diteitspensioen het in artikel 11 vermelde maximum
pensioen toegekend.
Art. 20.
Het invaliditeitspensioen gaat in op den dag na dien,
waarop het wethouderschap is geëindigd.
Art. 21.
Het invaliditeitspensioen wordt slechts genoten, zoo
lang ile reden, welke tot het verleenen daarvan heeft
geleid, voortduurt.
Bij twijfel daaromtrent kunnen Burgemeester en Wet-
499