SECTIEVERSLAG.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Bijl. no. 11,
SECTIEVERSLAG.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930.
van bijlage 14 zijn gewijzigd, hadden deze leden ver
wacht dat dit in de ontwerp-begrooting tot uitdrukking
zou zijn gekomen en werd gevraagd waarom nog 60
opcenten worden voorgesteld.
Is er geen kans de 6 ieening te converteeren
Tevens werd geïnformeerd naar het vermoedelijk
batig saldo van het dienstjaar 1930.
Ook van andere zijde werd de opmerking gemaakt
dat de schulden der gemeente en de uitgaven voort
durend toenemen.
De post voor onvoorzien is betrekkelijk laag en de
bedragen voor rente en aflossing worden steeds hooger.
Zuinigheid blijft geboden.
Een der leden hier aan het woord vraagt zoo mogelijk
overlegging van een opgave van het totaal der pen
sioenlasten, ziektegeiden, enz., in verhouding tot de
totale lasten.
Verschillende andere leden verklaren, dat de begroo
ting op hen een goede indruk heeft gemaakt, terwijl
vrij algemeen de reserveering van 58.000.wordt
goedgekeurd.
De voorgenomen verbetering van sommige scholen
en het stichten van een nieuwe school aan het Kalver-
dijkje werd door vele leden toegejuicht, evenals de ver
grooting van de school voor buitengewoon lager onder
wijs en de aanleg van een sportterrein in het Oosten
der stad. Gevraagd werd of bij dit laatste ook aan een
ijsbaan is gedacht.
Betreurd werd dat de aanleg van een park en (of)
sportterrein in het Zuidoosten der stad nog achterwege
blijft.
Men sprak er zijn blijdschap over uit, dat Burge
meester en Wethouders zich niet door de slechte eco
nomische toestanden hebben laten weerhouden om
verschillende verbeteringen voor te bereiden.
Vele leden betuigen hun ingenomenheid met het voor
nemen van Burgemeester en Wethouders om ook in
1931 wederom woningen voor bewoning ongeschikt te
doen verklaren, alsmede met de plannen tot verbetering
van enkele daarvoor in aanmerking komende stads
wijken.
Gaarne wordt vernomen, welke stadswijken het
College daartoe op het oog heeft,
240.000.evenals in de ontwerp-begrooting van
wijziging der cijfers is dus geen sprake.
De Rijksverzekeringsbank is ondanks herhaaldelijk
aangewende pogingen, ook in samenwerking met andere
gemeenten, niet bereid gevonden de in 1920 aangegane
6 leening te converteeren.
Ons College kan, waar het dienstjaar 1930 nog niet
is geëindigd, ter zake geene gegevens verstrekken.
De toeneming van den schuldenlast der gemeente is
voor het grootste deel toe te schrijven aan uitgaven, ten
behoeve van hare bedrijven gedaan. Waar eene opmer
king, als hier vermeld, ook in het sectieverslag betref
fende de begrooting voor 1930 is gemaakt, meenen wij
voor het overige te mogen verwijzen naar het daarop
door ons zoo schriftelijk als mondeling gegeven ant
woord. Men zie bijlage no. 16 van 1929, blz. 481, 2e
kolom en Handelingen 1929, blz. 249, le kolom.
De post voor Onvoorziene Uitgaven is inderdaad be
trekkelijk laag, maar wordt door ons niet te laag geacht.
Met stijging van den schuldenlast gaat uiteraard hoogere
rente en afschrijving gepaard.
Dat zuinigheid geboden blijft, is ook onze meening.
Overlegging van een opgave, als hier in het Sectie-
verslag wordt gevraagd, is op korten termijn niet mo
gelijk. Welke, „totale lasten" de steller der vraag be
doelt, is ons bovendien niet geheel duidelijk.
Voor zoover de vraag eene soortgelijke strekking
mocht hebben als die, in het Sectieverslag over de
ontwerp-begrooting voor 1928 gedaan, mogen wij ver
wijzen naar het daarop door ons College gegeven ant
woord, opgenomen op bladzijde 378 (le kolom, boven
aan) van de Bijlage tot s' Raads Handelingen over 1927.
Wellicht kan te zijner tijd de aanleg van een ijsbaan
met dien van het hierbedoelde sportterrein worden ge
combineerd.
Bij de voorgenomen verbetering van enkele stads
wijken hebben wij aanvankelijk in het bijzonder gedacht
aan de omgeving van de Bleekerstraten, de Weerklank
en den Boterhoek.
Gevraagd werd of mede ten gevolge van deze plannen Met verwijzing naar ons antwoord d.d. 19 Juni 1930
508
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930.
er geen tekort aan woningen dreigt te ontstaan en of
Burgemeester en Wethouders niet van meening zijn dat
nog in 1931 nieuwbouw noodzakelijk is.
op de desbetreffende vragen van den heer Muller (bij
lagen 1930, Aanhangsel No. 1), geven wij als onze
meening te kennen, dat de aanbouw van woningen van
gemeentewege in verband met onbewoonbaarverklaring
in 1931 naar alle waarschijnlijkheid niet noodzakelijk
zal blijken te zijn.
In overweging werd gegeven opnieuw onder de oogen
te zien het stichten van een klein aantal woningen voor
z.g. ontoelaatbare gezinnen, terwijl het tevens wen-
schelijk werd geacht enkele kleine woningen te bouwen
voor hoogstens 2 a 3 personen, meer in het bijzonder
voor ouden van dagen. Deze bouw zou in de vorm van
een z.g. hofje kunnen geschieden.
Enkele andere leden, die zich overigens wel met het
onbewoonbaar verklaren van woningen kunnen veree
nigen, achtten toch een voorzichtige toepassing wen-
schelijk. Men moest hierbij zijn doel niet voorbij
schieten. Deze leden vreesden bij saneering van geheele
wijken, onbewoonbaarverklaring van woningen, die
daarvoor nog niet in aanmerking behoeven te komen.
De vraag werd gesteld of, indien ten aanzien van de
werkliedenioonen een beslissing zou vallen, welke de
verhooging dezer loonen ongedaan zou moeten maken,
Burgemeester en Wethouders hieruit voor 1931 de con
sequenties zouden trekken.
Verwondering werd uitgesproken omtrent het nog
steeds uitblijven van het praeadvies aangaande de over
dekte bad- en zweminrichting. In verband hiermede
werd aangedrongen op het stichten van een 2e bad
gelegenheid. Voorts achtten enkele leden het gewenscht
de tarieven op de goedkoope dagen nog iets te ver
lagen, of althans door de invoering van z.g. gezins-
kaarten een veelvuldiger gebruik van de bestaande bad
gelegenheid te bevorderen.
Sommige leden betreurden het feit, dat tusschen de
leden van den Raad van Beheer der Intercommunale
Waterleiding alsmede onzen vertegenwoordiger in de
vergadering van aandeelhouders en den Raad der Ge
meente, zoo weinig contact bestaat. Zijn Burgemeester
en Wethouders ook niet van meening, dat het gewenscht
is dat de Raad op eenigerlei wijze in de gelegenheid
wordt gesteld, kennis te nemen van de wijze waarop
onze vertegenwoordigers in genoemde lichamen hun
mandaat vervullen
In verband met het feit dat voor het Stadsverzor-
gingshuis een vrij belangrijk bedrag wordt uitgetrokken,
achtten vele leden het gewenscht dat plannen worden
voorbereid voor het stichten van een doelmatiger ge
bouw op een betere plaats, in den vorm van een vrien
delijk tehuis voor ouden van dagen. Het bestaande ge
bouw zou voor andere doeleinden kunnen worden benut.
De groote werkloosheid baarde velen leden groote
zorg. Aangedrongen werd op het uitvoeren van werken.
Hierbij werd gewezen op de noodzakelijkheid van vol
doende haven ruimte en industrieterreinen, terwijl ge-
De vraag of het noodig is een aantal woningen voor
z.g. ontoelaatbare gezinnen, zoomede enkele kleine
woningen in het bijzonder voor ouden van dagen, te
bouwen, zullen wij tot een punt van overweging maken.
Eene voorzichtige toepassing van het middel der
onbewoonbaarverklaring achten ook wij raadzaam. Uit
de handhaving door de Gedeputeerde Staten van onder
scheidene onlangs te dezer zake genomen Raadsbesluiten
mag worden afgeleid, dat zij met zoodanige toepassing
niet in strijd zijn.
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
In verband met de werkzaamheden van eene com
missie uit de burgerij met betrekking tot het stichten
van eene overdekte bad- en zweminrichting hebben wij
het uitbrengen van nevensbedoeld praeadvies uitgesteld.
Wij zullen, nu ons een bepaald resultaat dier werkzaam
heden niet bekend is geworden, deze zaak opnieuw in
onze vergadering aan de orde stellen.
De quaestie van de tweede badgelegenheid moet in
verband daarmede worden beschouwd.
Het denkbeeld van eene wijziging van de tarieven
der gemeentelijke badinrichting zullen wij onder oogen
zien.
De leden van den Raad van Beheer der Naamlooze
Vennootschap Intercommunale Waterleiding Gebied
Leeuwarden worden gekozen door de vergadering van
aandeelhouders uit een bindende voordracht, opgemaakt
door den Gemeenteraad, terwijl de vertegenwoordiger
in de aandeelhoudersvergadering rechtstreeks door den
Raad der gemeente wordt benoemd. Er mag dus worden
aangenomen dat de aangewezenen hun taak in het al
gemeen overeenkomstig het gevoelen van den Raad
zullen uitoefenen. Voor Burgemeester en Wethouders
bestaat in de gegeven omstandigheden geen aanleiding
om te dezer zake stappen te doen of maatregelen voor
te stellen. Het jaarverslag wordt den Raadsleden gere
geld toegezonden.
Wij zijn bereid dit denkbeeld in overweging te
nemen.
De bestrijding van de werkloosheid, mede door het
laten uitvoeren van productieve werken in de gemeente,
heeft bereids de aandacht van ons College. Wij hebben
ons dan ook reeds op 30 Juli j.l. tot den Minister van
509