Bijl. no4. Bijlage no. 4. GEBRUIK paviljoen voor besmettelijke ziekten door buitengemeenten. ONTWERP-OVEREENKOMST betreffende het gebruik van het gemeentelijke paviljoen aan het Kalverdijkje te Leeuwarden voor de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. school in het centrum der stad, voor de leerlingen ge makkelijk vallen te bereiken. Een onmiddellijk gevolg hiervan is, dat daardoor drie lokalen in het gebouw der gemeenteschool no. 10 aan de Gedempte Keizersgracht ter beschikking komen, waarin wij dan de leerlingen van de drie lokalen van gemeenteschool no. 12 (Achter de Hoven) zouden willen onderbrengen. Hiermede wordt bereikt dat de geheele school no. 12 in één gebouw is ondergebracht en dat in het gebouw aan den weg Achter de Hoven ruimte komt voor uitbreiding van de Hoogere Burger- en Hoogere Handelsschool. Mocht het proces van uitbreiding van laatstgenoemde school zich verhaasten, dan bestaat de mogelijkheid om reeds voordat de geheele school no. 5a voor het daarin onderbrengen van school no. 10a beschikbaar is, een paar klassen van school no. 12 in het gebouw van school no. 10 te huisvesten. Dit kan bereikt worden door dan van school no. 10a zooveel klassen over te brengen naar school 5a als het aantal ledige lokalen daar toelaat, zulks, zooals wij hierboven reeds mede deelden, in afwachting van de definitieve vestiging van school no. 10a aldaar. Uit een en ander blijkt, dat het bouwen van een nieuwe school tot gevolg heeft, dat twee lokalen van school no. 14 vrij komen; twee andere lokalen van deze school kunnen terstond bestemd worden voor het onder wijs in handenarbeid. Alle overige schoolruimte is dan bezet. Waar ongetwijfeld ook nog in volgende jaren de aangifte van leerlingen in dat stadsdeel zal toenemen, achten wij he-t van belang, dat de twee eerstbedoelde lokalen, zoo mogelijk, beschikbaar blijven. In dit verband zij ten slotte nog vermeld, dat de op heffing van de school voor gewoon lager onderwijs in het Nieuwe Stads-Weeshuis met zich mede heeft ge bracht, dat voor ongeveer 40 leerlingen van deze school plaats op de openbare lagere scholen moest worden gezocht. Wij meenen hiermede de noodzakelijkheid van een nieuwe school voldoende te hebben aangetoond. Zooals wij reeds bij de aanbieding van de ontwerp- gemeentebegrooting voor 1931 mededeelden en ook uit het bovenstaande voortvloeit, is het onze bedoeling dat de school in het Oosten der stad wordt gebouwd, met name hebben wij ons als plaats daarvoor gedacht het op de hierbij overgelegde situatieteekening aangegeven gemeentelijke terrein aan het Kalverdijkje. Het gebouw zal, zoo mogelijk, met den aanvang van het nieuwe schooljaar gereed moeten zijn, wijl anders een tekort aan schoolruimte zou kunnen ontstaan. Wat de inrichting aangaat, stellen wij ons eene school voor met zes gewone leslokalen, een lokaal voor han denarbeid en een lokaal voor onderwijs in lichamelijke oefening. De kosten van een dergelijke school worden, met inbegrip van centrale verwarming, meubelen, toe stellen voor lichamelijke oefening, enz. begroot op rond 122.500.De waarde van den grond is in dit bedrag niet begrepen; deze zal aan het Grondbedrijf moeten worden vergoed nadat het terrein daaraan is onttrokken. Blijkens haar ter inzage liggend rapport kan de Com missie voor de Openbare Werken zich met het bouw plan vereenigen. Bij het opmaken daarvan heeft voorts de dienst van Gemeentewerken overleg gepleegd met den Inspecteur van het Lager Onderwijs, die, behoudens het oordeel van den daarvoor van Rijkswege aange wezen bouwkundige over de bijzonderheden van het plan, tegen het ontwerp geen bedenkingen heeft. Omtrent de architectuur heeft ir. J. Gratama, te Amster dam, ons van advies gediend, waardoor het o. i. fraaie gebouw ook in architectonisch opzicht nog te meer voldoening schenken en aan de eischen van welstand beantwoorden zal. Uit het door ons ingewonnen, mede bij de stukken gevoegde, advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs blijkt, dat ook zij zich met den bouw van de school en met de gekozen plaats van ves tiging geheel kan vereenigen. Wij merken nog op, dat met de door de Commissie uitgesproken wenschelijk- heid, dat de oppervlakte van het terrein, zoo noodig, gelegenheid geve tot het bijbouwen van lokalen, door ons reeds rekening was gehouden. Het verder door haar gemaakte voorbehoud, dat zij zich voorstelt nader advies uit te brengen omtrent de door ons gedachte en in dit voorstel vermelde huisvesting van andere open bare scholen na de totstandkoming van de nieuwe school, ontmoet bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van de stukken, geven wij Uwe Vergadering in overweging a. te besluiten tot den bouw, overeenkomstig de hierbij overgelegde plannen, van eene school voor openbaar gewoon lager onderwijs op een terrein ten Zuiden van het Kalverdijkje b. ten behoeve van den sub a vermelden bouw een bedrag van, in ronde som, 122.500.beschikbaar te stellen c. te bepalen, dat de sub b genoemde som uit leening zal worden gevonden en in 40 jaren, te beginnen in 1932, zal worden afgelost. Leeuwarden, 13 Januari 1931. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, j. M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. 342 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. Aan den Gemeenteraad. Nadat in Uwe vergadering van 1 October 1929 (zie Handelingen, blz. 159 e. v.) besloten was tot den bouw van een barak voor lijders aan besmettelijke ziekten en de plannen daarvoor waren vastgesteld, heeft Uw Raad bij besluit van 25 October d.a.v. (zie Handelingen, blz. 179 t/m 186) op voorstel van ons College in die plan nen alsnog eenige wijziging gebracht. Deze wijziging was, gelijk in laatstgenoemd besluit tot uitdrukking komt, gegrond op de overweging dat het met oog op de uitvoering van de Besinettelijke-Ziektenwet wen- schelijk was bij den bouw van de barak al dadelijk rekening te houden met de mogelijkheid, dat zij in de toekomst dienst zou moeten doen voor de opneming ook van lijders uit andere gemeenten. Reeds toen waren over dit laatste punt voorloopige besprekingen met ver tegenwoordigers van de hier bedoelde buitengemeenten gehouden. Sindsdien zijn deze onderhandelingen voort gezet, met het gevolg, dat er tusschen eene commissie, die voor de gemeenten optreedt, en ons College over eenstemming is bereikt omtrent het medegebruik van het Leeuwarder paviljoen ten behoeve van uit die ge meenten afkomstige patiënten. Wij hebben de desbe treffende regeling nedergelegd in eene ontwerp-over- eenkomst, welke hierachter is afgedrukt en waarnaar wij kortheidshalve meenen te mogen verwijzen. Bij het opstellen der overeenkomst is uitgegaan van deelneming door na te noemen Friesche gemeenten, wier aansluiting wij als zeer waarschijnlijk meenen te mogen veronderstelien. Het wil ons voorkomen, dat er geen enkel bezwaar tegen bestaat om op dezen voet met de betrokken buitengemeenten contracten aan te gaan, nu zoodoende eene doelmatige en oeconomische verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten in deze provincie kan worden bevorderd, zonder dat de belangen van onze gemeente er door worden geschaad. Immers, de onderscheidene gemeenten verbinden zich volgens het ontwerp-contract (dat voorloopig voor tien jaren wordt aangegaan, artikel 10) om voor iederen uit een dier gemeenten afkomstigen patiënt de in artikel 7 vastgestelde verpleegkosten te betalen, zoodat de door Leeuwarden daarvoor te maken kosten (de wisselende kosten) gedekt zijn. Bovendien zullen volgens artikel 5 de gemeenten gezamenlijk jaarlijks een bedrag van 6000.— aan onze gemeente betalen, dat beschouwd kan worden als een bijdrage in de vaste kosten en waarmede naar ons oordeel genoegen kan worden ge nomen. Het valt thans uiteraard niet met zekerheid te zeggen of als gevolg van de onderhavige regeling met de buitengemeenten het paviljoen na korter of langer tijd nog zal moeten worden uitgebreid, doch wel meenen wij te mogen verwachten, dat die regeling tot een tamelijk druk gebruik van het paviljoen ook door lijders van buiten zal voeren. In het belang van een goede verzorging van den patiënt zoowel als in dat zijner omgeving is toch opneming in een modern ingericht ziekenhuis verre te verkiezen boven verpleging te huis, ook al zou deze laatste wettelijk toelaatbaar zijn. Neemt nu het gebruik van het Leeuwarder paviljoen toe in de mate, als wij veronderstellen dat op den duur het geval zal zijn, dan zal uitbreiding van de inrichting niet kunnen uitblijven. Het is nu niet meer dan billijk, dat de belanghebbende buitengemeenten door betaling van de bovenvermelde jaarlijksche vaste bijdrage die uit breiding mogelijk maken zonder dat de gemeente Leeu warden daarbij geldelijk onevenredig wordt bezwaard. Het ontworpen contract behoeft o. i. geen verdere toelichting de artikelen er van zullen, naar wij ver trouwen, bij enkele lezing duidelijk zijn. Hoewel van de bij deze regeling betrokken gemeente besturen nog geen definitieve beslissing omtrent het aangaan van de overeenkomst is ingekomen, achten wij het gewenscht, dat Uw Raad te dezer zake nu reeds een bepaald besluit neemt, opdat wij dan, zoodra de gemeenten zich daartoe eveneens bereid hebben ver klaard, zonder verwijl het contract met haar kunnen sluiten. Onder mededeeling, dat wij zoo spoedig mogelijk de noodige verordeningen betreffende de wettelijk voor geschreven heffing van vergoedingen voor de verpleging, het vervoer, de ontsmetting, enz. in gevallen van be smettelijke ziekten bij Uwe Vergadering aanhangig zullen maken, geven wij U alsnu in overweging ons College te machtigen a. met de gemeenten Achtkarspelen, Baarderadeel, Barradeel, Het Bildt, Dantumadeel, Dokkum, Ferwerde- radeel, Idaarderadeel, Kollumerland en Nieuwkruisland, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Oostdongeradeel, Smallingerland, Tietjerksteradeel, Utingeradeel en Westdongeradeel de in ontwerp hierachter afgedrukte overeenkomst betreffende het gebruik van het gemeen telijke paviljoen voor lijders aan besmettelijke ziekten, wat de redactie betreft zoo noodig eenigszins gewijzigd, aan te gaan b. tot uitvoering van het besluit en de overeen komsten, sub a bedoeld, het noodige te verrichten. Leeuwarden, 29 Januari 1931. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, j. M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. ONTWERP. Artikel 1 De gemeente Leeuwarden stelt het door haar aan het 343

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1931 | | pagina 178