Bijl. no. 8. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. lokaal voortaan overeenkomstig zijne bestemming wordt gebruikt. In het kort samengevat wordt de toestand derhalve aldus zes (bestaande) lokalen, waaronder een lokaal voor handenarbeid, met afzonderlijken ingang en speelplaats voor de gewone leerlingen der school (zwakzinnigen); twee (bestaande) lokalen met afzonderlijken ingang en speelplaats voor de leerlingen van de bezinkings- klassen (imbecillen) twee (nieuwe) lokalen voor de leerlingen van de huishoudklassen, en twee (nieuwe) lokalen met afzonderlijken ingang en speelplaats voor de kinderbewaarplaats. Wij doen hierbij nog opmerken, dat de twee voor de kinderbewaarplaats bestemde lokalen, indien noodig, met geringe kosten tot gewone leslokalen kunnen wor den ingericht. De kosten van de beoogde uitbreiding en bijkomende vertimmeringen der school worden, met inbegrip van centrale verwarming, meubilair, enz. begroot op rond 58.325.—. Ten einde de hierboven geschetste oplossing mogelijk te maken, is het noodig den bij de gemeentewoning Kalvergloppe no. 199 gelegen grond, bij den huurder in gebruik als opslagplaats van brandstoffen, bij het schoolterrein te trekken. De huur zal hierdoor vermoe delijk met ongeveer 100.per jaar moeten worden verminderd. Blijkens de ter inzage liggende rapporten kunnen de Commissie voor de Openbare Werken, de Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs en de Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs zich met het hier besproken plan vereenigen. Wordt tot invoering van het huishoudonderwijs op de buitengewone school besloten, dan is het noodig, dat artikel 23 der verordening op het openbaar lager onder wijs wordt aangevuld in den zin als hieronder is aan gegeven. Wij maken van deze gelegenheid gebruik nog enkele andere wenschelijk of noodig gebleken veranderingen in de zooëven genoemde verordening voor te stellen. Deze veranderingen welke hieronder, voor zoover noodig, toelichting vinden, zijn mede in het hierbij aan geboden ontwerp belichaamd. De artt. 23, 3e lid, 24, 2e t/m 7e lid, 25, 28, 2e lid, 39, le en 2e lid en 40, laatste lid, kunnen gevoegelijk vervallen en art. 27, le lid, moet worden gewijzigd, omdat hetgeen in die artikelen is opgenomen is gere geld bij de Koninklijke besluiten betreffende het buiten gewoon lager onderwijs. Het komt ons n.l. minder juist, en in ieder geval overbodig, voor om deze bepalingen ook nog in de verordening neder te leggen. Hierdoor wordt tevens voorkomen, dat na elke verandering van die bepalingen in de Koninklijke besluiten eene wijziging van de verordening zou moeten volgen. Art. 24, laatste lid. De hierin aangebrachte wijziging is van redactioneelen aard en behoeft geen nadere toe lichting. Art. 27, laatste lid. De bij den eersten volzin van dit lid genoemde belooning van 100.'s jaars voor het plaatsvervangend hoofd der school is overgebracht naar artikel 54 der verordening, waar zij meer op haar plaats geacht mag worden, te meer, nu het onderwijzend personeel aan de school van buitengewoon lager onder wijs ook voor de andere bij dat artikel genoemde be looning van 100.- 's jaars (voor het getuigschrift zang) in aanmerking komt. De beperking, bedoeld bij den tweeden volzin van het laatste lid van artikel 27, heeft geen reden van bestaan meer, nu aan de aanstelling als tijdelijk hoofd der school ingevolge artikel 41 der Lager Onderwijswet 1920 geene belooning meer is verbonden. Art. 32, le lid. Waar de aangifte van leerlingen om practische redenen steeds in de maand Mei plaats heeft, wordt het wenschelijk geacht de verordening daarmede in overeenstemming te brengen. Art. 38. Aanvulling van dit artikel wordt wen schelijk geacht in verband met het vervallen van art. 25. Art. 39, laatste lid. De in dit lid aangebrachte ver andering houdt verband met de redactie van het eerste lid van artikel 34 der verordening. Art. 41. De toevoeging aan het slot van het tweede lid van dit artikel spreekt voor zich zelf. Art. 42. Waar ingevolge dit artikel periodieke ver hoogingen van jaarwedde worden toegekend, dient als nog eene bepaling omtrent de medetelling van diensttijd te worden opgenomen. De voorgestelde aanvulling vindt in de practijk reeds toepassing. Art. 47. De wijzigingen, in dit artikel aangebracht, zijn een gevolg van de voorgestelde aanvulling van artikel 42. Art. 51. Aangezien de regeling van uitkeering van salaris bij ziekte van de vakonderwijzers parallel loopt met die van het onderwijzend personeel bij het open baar lager onderwijs (art. 49, laatste lid, der veror dening), brengt de consequentie mede, dat zulks even eens het geval zij met de bepalingen betreffende verlof en jaarwedde bij het vervullen van militaire plichten. Art. 52. Het voorgestelde nieuwe artikel 51 maakt dit artikel overbodig. Art. 54. Zie de toelichting bij artikel 27, laatste lid, gegeven. Onder overlegging van de stukken, geven wij Uwe Vergadering in overweging a. te besluiten tot verbouwing en uitbreiding, over eenkomstig het hierbij overgelegde plan, van de school voor buitengewoon lager onderwijs en ten behoeve daarvan een bedrag van, in rond som, 58.325.— beschikbaar te stellen b. te besluiten het aan de vereeniging „Kinderbe waarplaats", alhier, voor het jaar 1931 toegekende subsidie uit de gemeentekas ad 1600.nader te be palen op 1100. c. over te gaan tot vaststelling van de in ontwerp hierachter afgedrukte verordening d. ons te machtigen den volledigen tekst der veror dening op het openbaar lager onderwijs in de gemeente bekend te maken, met doorloopende nummering van de artikelen en met wijziging, waar noodig, van de ver wijzingen. Leeuwarden, 4 April 1931. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN, Secretaris. 462 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1931. ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. Art. 23. Het onderwijs omvat lezen, schrijven, rekenen, Nederlandsche taal, kennis der natuur, zingen, teekenen, lichamelijke oefening, nuttige handwerken en handen arbeid. Aan die vakken kunnen worden toegevoegd vader- landsche geschiedenis en aardrijkskunde. Het leerplan en de rooster van lesuren worden jaar lijks voor den aanvang van het nieuwe schooljaar aan den inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs medegedeeld. Art. 24. Aan het hoofd der school staat een onderwijzer. Met uitzondering van de onderwijzers die onderwijs geven aan imbecille leerlingen, moeten de mannelijke onderwijzers in het bezit zijn van de akte van bekwaam heid, bedoeld in art. 134 der Lager Onderwijswet 1920, of in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid, be doeld in artikel 77 onder b der Lager Onderwijswet van 1878. Wanneer dit laatste het geval is, moeten zij tevens in het bezit zijn van eene akte van bekwaamheid voor het geven van onderwijs in de gymnastiek, de bevoegd heid bezitten tot het geven van onderwijs in de vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek of in het bezit zijn van een getuigschrift bedoeld in het derde lid van artikel 209 der Lager Onderwijswet 1920. De mannelijke onderwijzers, die onderwijs geven aan imbecille leerlingen en de onderwijzeressen moeten in het bezit zijn van eene der akten van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 134 en 135 der Lager Onder wijswet 1920, of in het bezit van de akte van bekwaam heid bedoeld in artikel 77 onder a der Lager Onder wijswet van 1878. De onderwijzeressen, die belast zijn met het geven van onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes, moeten in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid of aanteekening voor dat vak. De onderwijzers, die belast zijn met het geven van handenarbeid, moeten, voor zoover zij niet in het bezit zijn van eene akte van bekwaamheid, bedoeld in artikel 134 der Lager Onderwijswet 1920 of eene akte van be kwaamheid, bedoeld in het tweede lid van artikel 136 dier wet, voor het vak aldaar vermeld onder r, in het bezit zijn van een diploma, afgegeven door de Veree niging tot bevordering van het onderwijs in handen arbeid in Nederland of door de Vereeniging tot bevor dering van het voorbereidend vakonderwijs en het onderwijs in handenarbeid in de provinciën Groningen, Friesland, Drenthe en Overijsel. De fröbel-onderwijzers, die belast zijn met het geven van onderwijs aan imbecille leerlingen, moeten in het bezit zijn van het diploma als bewaarschoolonderwijzer, afgegeven door een der commissies, die voor het af nemen van examens voor bewaarschoolonderwijzers van Rijkswege worden gesubsidieerd of afgegeven door de commissie, die deze examens afneemt in opdracht van de gemeente Amsterdam of door de gemengde com- niissie, die dit doet voor de gemeenten Rotterdam, 's Gravenhage, Groningen en Arnhem. De onderwijzers kunnen voor de tijdelijke waar neming eener betrekking en voor een proeftijd worden aangesteld. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening op het Openbaar Lager Onderwijs in de gemeente gemeente blad 1923 no. 22, 1925 no. 32, 1928 no. 13 en 1930 no. 3). Artikel I. In het eerste lid van artikel 23 van bovengenoemde verordening wordt na „lichamelijke oefening" inge voegd „huishoudonderwijs,". Het derde lid van artikel 23 vervalt. Art. II. Het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 24 vervallen. In het laatste lid van artikel 24 wordt in plaats van „is mede" gelezen: „kan, naast het onderwijzend per soneel, worden". 463

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1931 | | pagina 236