Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933.
SECTIE VERSLAG.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
soortgelijke brandweerorganisaties bestaan als die
welke in de Nota wordt aangegeven, en welke ervaring
daarmede is opgedaan, ook wat de kosten betreft.
sterke samenhang tusschen de politie en de brandweer.
In de plaatsen waar deze samenhang vrij sterk is, heeft
men daarmede een goede ervaring opgedaan. Naar ons
oordeel is bij een systeem, als in de Nota van den Bur
gemeester bedoeld, zij het dan in onderdeelen al of niet
eenigszins gewijzigd, voor de gemeente de beste wer
king van de brandweer verzekerd. Men ziet in onder
scheidene gemeenten aandrang om in deze richting te
gaan. Voor vele is echter de oplossing van dit vraagstuk
in dezen zin niet mogelijk, omdat de bijeenbrenging van
het brandweermateriëel en het politiepersoneel door de
plaatselijke bebouwing niet mogelijk is.
Wij meenen nu juist, dat ons voorstel tot aankoop der
verschillende gebouwen aan de Nieuwestad een geluk
kige oplossing in deze richting is. De kosten zullen,
wanneer de zaak geschiedt zooals in de Nota is aan
gegeven, (dus aanschaffing van meer of grooter mate-
riëel er buiten gelaten), eerder lager en zeker niet
hooger komen dan de tegenwoordige, welke in ver
gelijking met andere plaatsen niet aan den lagen kant
zijn. Zoo zijn de vaste kosten van de politiebrandweer
in Delft (dus zonder kosten van blusschen) over het
jaar 1931 geweest 30 cent per inwoner, terwijl deze
zelfde kosten in Leeuwarden 36 cent bedroegen.
17. Gevraagd werd, of de in de Nota genoemde
Inspecteur een beroepsman moet zijn of uit de tegen
woordige functionnarissen kan worden genomen.
18. Een lid vroeg, hoeveel brandmeesters in het
nieuwe systeem noodig zullen zijn.
19. Een ander lid vroeg, of het bijeenbrengen van
alle brandweermateriaal, met het oog op brandgevaar
in de garage wel wenschelijk was.
20. Gevraagd werd of het politieposthuis in de Ka
naalstraat zal worden opgeheven.
21. Eenige leden vroegen of de voorgestelde uit
breiding van de secretarie voor de behoeften van den
dienst voldoende was en of deze aan behoorlijke eischen
voldeed. Men betwijfelde, of het politiebureau zich voor
bet beoogde doel leende en achtte het gebouw minder
geschikt voor de inrichting van moderne kantoor
ruimten. Gewezen werd op de omstandigheid, dat het
gebouw, vooral beneden, waar b.v. de afdeeling Be
volking en Militaire Zaken is gedacht, vrij donker is.
22. Gevraagd werd, of de secretarie op den duur
met de uitbreiding zal zijn geholpen.
17. Met een beroepsman in deze vraag wordt zeker
bedoeld een beroepsbrandweerman. Het staat nog niet
vast, wie in deze functie zal worden benoemd.
18. Naar ons oordeel is het voldoende, indien het
bestuur van de brandweer, dat de verantwoordelijkheid
heeft voor het onderhoud en de wijze van opberging van
het materiëel, het uitrukken daarvan en de leiding bij het
blusschen van een brand, opgedragen wordt aan een
drietal personen, met zoo noodig een paar plaatsver
vangers. Of daarnaast nog personen noodig zijn, en
hoeveel, als schakel tusschen de leiding en het verdere
personeel, hangt af van dat systeem van inrichten en
uitrukken, hetwelk men in het belang van de gemeente
en in verband met plaatselijke omstandigheden het
beste oordeelt.
19. Het is niet de bedoeling al het brandweermate
riëel in één garage bijeen te brengen, doch om het over
twee geheel van elkaar gescheiden liggende bergplaatsen
te verdeelen.
20. De Commissaris van Politie heeft ons mede
gedeeld, dat hij voor het goed vervullen van den politie
dienst geen prijs stelt op aanhouding van den vasten
post in de Kanaalstraat.
Wij zullen U binnenkort een voorstel doen omtrent
de nieuwe aan dit posthuis te geven bestemming.
21. De voorgestelde uitbreiding der secretarie is
voor de behoeften van den dienst voorloopig voldoende;
het politiebureau toch is geschikt om er. na het aan
brengen van een aantal veranderingen en verbeteringen,
zooals in ons voorstel is omschreven, eenige afdeelingen
der secretarie op behoorlijke wijze in onder te brengen.
Een in allen deele moderne kantoorinrichting, zooals
men die in nieuwe administratiegebouwen aantreft, zal
intusschen niet kunnen worden verkregen, maar niet
temin zal de ingebruikneming van het thans voor de
politie dienende gebouw een groote verbetering in de
huisvesting van onderscheidene secretarieafdeelingen
beteekenen.
22. Eene afdoende en duurzame oplossing van deze
zaak, daaronder de vertrekken ten dienste van den
Raad en zijn leden begrepen, kan, wij erkennen het vol
komen, slechts in den bouw van een nieuwen stadhuis
vleugel gelegen zijn.
362
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933. Bijlage no.
SECTIE VERSLAG. MEMORIE VAN ANTWOORD.
23. Een lid vroeg, hoe bij eventueele wijziging de
verhouding van de gemeente tot den Commissaris van
Politie zal zijn ten aanzien van diens ambtswoning.
23. Een ambtswoning in den eigenlijken zin van het
woord is het huis aan de St. Jacobsstraat, door den
Commissaris van Politie bewoond, niet. Er is hier alleen
van een gewone huur en verhuur sprake. Wij hebben
geen grond om aan te nemen, dat de verplaatsing van
het politiebureau een reden tot verandering van den
thans bestaanden toestand zal vormen.
24. Een lid betreurde, dat de toestand aan het Raad
huisstraatje niet zou worden verbeterd.
25. Een lid wees er op, dat bij aanneming van de
voorstellen de uitgaven aan rente en aflossing weer
belangrijk zullen stijgen en vroeg of hierdoor ten aan
zien van de begrooting voor 1933 geen moeilijkheden
zullen ontstaan.
24. De veranderingen, in het tegenwoordige politie
bureau aan te brengen voor het overplaatsen daarheen
van eenige afdeelingen der secretarie, brengen ook
mede, dat in het Raadhuisstraatje een ingang voor het
personeel met rijwielen wordt gemaakt, ongeveer ter
plaatse waar nu een houten bergloods staat. In zooverre
wordt de toestand aan de Noordzijde dier straat dus
verbeterd.
25. De moeilijkheden, hier bedoeld, zullen bij aan
neming van onze voorstellen niet ontstaan.
26. Bijna algemeen had men bezwaar tegen den ver
koop van de panden hoek St. Jacobsstraat—Gouver
neursplein. Afgezien van het feit, dat deze perceelen
in de toekomst vrij zeker voor uitbreiding van de dien
sten noodig zullen zijn, achtte men het ook uit een oog
punt van bebouwing zeer ongewenscht, dat de gemeente
deze eigendommen uit handen zou geven.
Leeuwarden, 16 Januari 1933.
De Commissie van Rapporteurs
J. P. HOOGLAND, rapporteur 1ste sectie,
tevens algemeen rapporteur.
A. A. M. VAN DER MEULEN,
rapporteur 2e sectie.
J. MULLER, rapporteur 3e sectie.
26. Uit de hiervoren gedane mededeelingen zal ge
bleken zijn, dat ook ons College bij nader inzien ver
koop van de panden aan het Gouverneursplein niet
raadzaam acht. Wij wijzigen ons voorstel van 8 De
cember 1932 (bijlage no. 23) derhalve in dier voege,
dat daarin sub E in plaats van ,,de perceelen Gouver
neursplein nos. 40 en 42, Doelestraat no. 8" wordt
gelezen ,,het perceel Doelestraat no. 8".
Leeuwarden, 19 Januari 1933.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
Verzonden 21 Januari 1933.
363