Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933. Bijlage no. 6.
Bijlage no. 6.
VERORDENING op den dienst der Arbeids
bemiddeling en Werkloosheidsverze
kering in de gemeente Leeuwarden.
Aan den Gemeenteraad.
De bepalingen van de Arbeidsbemiddelingswet 1930,
Staatsblad no. 433, maken het noodzakelijk, dat de
verordening op den dienst der Arbeidsbemiddeling en
Werkloosheidsverzekering, vastgesteld bij Uw besluit
van 22 Augustus 1922 (gemeenteblad no. 32), door een
nieuwe regeling wordt vervangen. De Rijkswetgever
heeft door deze wet een onderwerp tot zich getrokken,
hetwelk tot dusver in tal van gemeenten was geregeld
in plaatselijke verordeningen en reglementen, waarvan
de bepalingen thans voor een deel van rechtswege zijn
komen te vervallen.
Wat deze gemeente betreft waren voor den dienst
regelen getroffen bij Uw hierboven aangehaald besluit,
alsmede bij eenige besluiten van ons College ter uit
voering van de opgemelde verordening. De tekst van
het door ons vastgestelde reglement voor de gemeente
lijke arbeidsbeurs is opgenomen in gemeenteblad no. 8
van 1920 en no. 17 van 1922. Het huishoudelijk regle
ment voor de Commissie van toezicht voor deze instel
ling is afgedrukt in gemeenteblad no. 18 van 1922, ter
wijl de instructies voor den directeur en de ambtenaren
van den dienst te vinden zijn in gemeenteblad no. 19
van 1922 en no. 15 van 1923.
De wet onderscheidt openbare van bijzondere arbeids
bemiddeling. Onder bijzondere arbeidsbemiddeling
wordt verstaan alle andere dan die welke van over
heidswege geleid en in stand gehouden wordt. Zij wordt
onderscheiden in bijzondere arbeidsbemiddeling, gelijk
gesteld met de openbare; niet met de openbare gelijk
gestelde bijzondere arbeidsbemiddeling, uitgeoefend
zonder winstoogmerk; bijzondere arbeidsbemiddeling
uitgeoefend met winstoogmerk.
Slechts ten aanzien van de openbare arbeidsbemid
deling voor zoover het gemeentelijk orgaan, i. c. de
arbeidsbeurs, betreft, is bij de Arbeidsbemiddelingswet
aan Uwen Raad een taak opgedragen, welke is om
schreven in 9 der wet, met name in de artikelen 11
12, 13 en 14.
In verband hiermede laten wij te Uwer informatie
hieronder volgen enkele van de belangrijkste bepalingen
der wet, voor zoover zij de gemeentelijke bemoeiingen
betreffen.
In de eerste plaats bepaalt de wet (art. 10, lid 3),
dat elke gemeente met 15000 of meer inwoners verplicht
is een arbeidsbeurs op te richten en in stand te houden,
terwijl ingevolge art. 11 het besluit tot oprichting van
een gemeentelijk orgaan der arbeidsbemiddeling door
den Raad moet worden genomen. Artikel 12 bepaalt,
dat voor elke gemeentelijke arbeidsbeurs de Gemeente
raad een verordening vaststelt, die de goedkeuring van
Gedeputeerde Staten behoeft. Het toezicht op de ar
beidsbeurs is voorts, krachtens artikel 13 der wet, op
gedragen aan een commissie, waarvan de samenstelling
en de wijze van benoeming van den voorzitter en de
leden in dat artikel nader is uitgewerkt. De benoeming
ONTWERP.
van voorzitter en leden moet door LI we Vergadering
geschieden.
Vervolgens draagt artikel 14 der wet de dagelijksche
leiding der arbeidsbeurs op aan een directeur, wiens
benoeming, schorsing en ontslag bij den Raad berusten,
evenals de regeling van zijn salaris. De vaststelling van
een instructie voor dezen ambtenaar is aan ons College
opgedragen, terwijl over al deze onderwerpen de com
missie van toezicht moet worden gehoord.
Naast de evengenoemde commissie kent de wet in
artikel 20 nog eene commissie van toezicht, die op
treedt wanneer de Minister, die met de uitvoering van
de wet is belast, aan een gemeentelijke arbeidsbeurs de
taak van districts-arbeidsbeurs heeft opgedragen. Deze
laatste commissie bestaat dan uit denzelfden voorzitter
en dezelfde leden als de commissie van toezicht op de
gemeentelijke arbeidsbeurs, doch er worden aan toe
gevoegd ten minste één werkgever en één werknemer,
die het bedrijf uitoefenen in een andere gemeente van
het district, dan waar de districts-arbeidsbeurs is geves
tigd, en twee leden van besturen der tot het district
behoorende gemeenten, uitgezonderd de gemeente van
vestiging. De benoeming, de schorsing en het ontslag
van deze laatste leden zullen geschieden door den Com
missaris der Koningin, zoodat in de verordening daar
omtrent geen regelen behoeven te worden gesteld.
Bij het ontwerpen van de U hieronder ter vaststelling
aangeboden verordening hebben wij voor een groot
deel gebruik gemaakt van een concept, ons door de tot
dusver bestaande commissie toegezonden. Bijzondere
toelichting behoeft ons ontwerp na het bovenstaande
niet. Alleen zij gewezen op art. 7, waarin is opgenomen,
dat een der leden van het college van Burgemeester en
Wethouders voorzitter van de nieuwe commissie zal
zijn, alsmede op art. 5, volgens hetwelk de directeur der
Arbeidsbeurs door den Raad wordt benoemd op een
aanbeveling van twee personen, door ons College in te
dienen. Dat de in de oude verordening vervatte bepa
lingen betreffende de aan den dienst mede opgedragen
uitvoering van het Werkloosheidsbesluit 1917, ook in
de nieuwe regeling zijn opgenomen, ligt voor de hand.
Onder mededeeling, dat wij U na de totstandkoming
van de onderhavige verordening zoo spoedig mogelijk
een voorstel tot benoeming van de leden en den voor
zitter der commissie van toezicht zullen doen, geven
wij Uwe Vergadering in overweging
a. tot vaststelling van de in ontwerp hierachter
afgedrukte verordening over te gaan;
b. met ingang van den dag, waarop de sub a ge
noemde verordening in werking treedt, in te trekken
de verordening van 22 Augustus 1922 (gemeenteblad
no. 32) op den Dienst der Arbeidsbemiddeling en
Werkloosheidsverzekering in de gemeente Leeuwarden.
Leeuwarden, 2 Maart 1933.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
T. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.
VERORDENING op den Dienst der
Arbeidsbemiddeling en Werk
loosheidsverzekering.
Artikel 1
Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder
367