Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933.
„dienst": de in artikel 2 vermelde dienst;
„directeur" de directeur van den in artikel 2 ver
melden dienst
„commissie" de commissie van toezicht, bedoeld in
artikel 13 der wet;
„wet" de wet van 29 November 1930 (Arbeidsbe-
middelingswet 1930, Staatsblad no. 433).
Art. 2.
Er is in deze gemeente een gemeentelijke dienst der
arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering, werk
zaam
a. als orgaan der openbare arbeidsbemiddeling
(arbeidsbeurs) overeenkomstig de wet;
b. ten behoeve van de uitvoering van het Werk
loosheidsbesluit 1917, voor zoover die uitvoering tot de
bemoeiingen van het Gemeentebestuur behoort.
Art. 3.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan den
dienst werkzaamheden, niet vermeld in artikel 2, op te
dragen.
Art. 4.
De dienst verleent zijne bemiddeling ook met betrek
king tot aanvragen van werkgevers en werknemers van
buiten de gemeente.
Art. 5.
De dienst houdt toezicht op de werkloozenkassen,
welker leden uitsluitend binnen de gemeente Leeuwar
den woonachtig zijn en op de handelingen van andere
werkloozenkassen ten opzichte van die leden dezer
kassen, die binnen deze gemeente woonachtig zijn.
Indien de directeur van oordeel is, dat bezwaar moet
worden gemaakt tegen eene beslissing tot uitkeering, als
bedoeld in het eerste of derde lid van artikel 9 van het
Werkloosheidsbesluit 1917, geeft hij daarvan ten spoe
digste kennis aan Burgemeester en Wethouders.
Indien het ten onrechte uitgekeerde bedrag overeen
komstig het bepaalde bij artikel 10, derde lid, van het
Werkloosheidsbesluit 1917 behoort te worden terug
gevorderd, gaat de in het tweede lid bedoelde kennis
geving van een daartoe strekkend voorstel vergezeld.
Art. 6.
De benoeming van den directeur, ingevolge artikel
14, tweede lid, der wet, geschiedt uit eene door Burge
meester en Wethouders bij den Raad in te dienen aan
beveling van ten minste twee personen.
Art. 7.
Burgemeester en Wethouders doen aan den Raad
mededeeling van de door hen voor den directeur vast
gestelde instructie.
Art. 8.
De benoeming van het verder aan den dienst te ver
binden personeel geschiedt door Burgemeester en Wet
houders. Zij stellen voor dit personeel eene instructie
vast, welke zij eveneens aan den Raad mededeelen.
Art. 9.
De dienst wordt ondergebracht in door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen localiteiten.
368
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933. Bijlage no. 6.
Art. 10.
Burgemeester en Wethouders bepalen de dagen en
uren, waarop de dienst voor het publiek is opengesteld.
Art. 11.
De commissie van toezicht, bedoeld in artikel 13 der
wet, bestaat, naast den voorzitter, uit drie leden-werk
gevers of vertegenwoordigers van werkgevers, en drie
leden-werknemers of vertegenwoordigers van werkne
mers. Tot voorzitter, ingevolge gemeld artikel aan de
commissie toe te voegen, wordt een der leden van het
college van Burgemeester en Wethouders benoemd.
Art. 12.
Behooren organisaties of af deelingen daarvan, als
bedoeld in artikel 13, vijfde lid, der wet, tot eene plaat
selijke centrale van vakorganisaties (besturenbond),
dan wordt bij de uitvoering van het in dat lid bepaalde
die plaatselijke centrale in de gelegenheid gesteld de
daar bedoelde aanbevelingen in te zenden.
Art. 13.
Tot lid der commissie zijn slechts benoembaar per
sonen, die den leeftijd van 23 jaren hebben bereikt en
te Leeuwarden woonachtig zijn.
Art. 14.
De leden en de voorzitter der commissie worden be
noemd voor den tijd van vier jaren. Zij treden af op
31 December van het jaar waarin de zittingsperiode
eindigt, voor het eerst op 31 December 1936.
In tusschentijdsche vacatures wordt binnen twee
maanden voorzien. De tusschentijds benoemde treedt af
op het tijdstip van aftreden van zijn voorganger.
Art. 15.
De leden der commissie ontvangen voor het bijwonen
van elke vergadering een presentiegeld van 1.-
Art. 16.
De commissie wordt bijgestaan door den directeur,
die in hare vergaderingen eene raadgevende stem heeft.
De directeur treedt op als secretaris der commissie.
Art. 17.
De commissie, aan wie het toezicht op den dienst is
opgedragen, adviseert Burgemeester en Wethouders,
hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, in zaken
betreffende de arbeidsbemiddeling en de werkloosheids
verzekering.
Art. 18.
De leden der commissie hebben het recht inlichtingen
in te winnen omtrent alles wat de aan den dienst opge
dragen werkzaamheden voor de arbeidsbemiddeling en
werkloosheidsverzekering betreft en inzage te nemen
van de bescheiden, daarop betrekking hebbende. Zij
hebben tijdens de kantooruren toegang tot de locali
teiten, waarin de dienst wordt uitgeoefend.
Art. 19.
De commissie zendt het door den directeur aan haar
ingezonden verslag van den toestand der arbeidsbeurs
en van de door den dienst verrichte werkzaamheden,
369