Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933. Art. 16. Een besluit tot opheffing dezer regeling kan alleen worden genomen door een daartoe uitdrukkelijk bijeen geroepen vergadering der aangesloten gemeenten. Óver het voorstel tot opheffing wordt op de in artikel 5 bepaalde wijze gestemd, terwijl voor aanneming een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen vereischt is. Het besluit tot opheffing treedt in werking op den lsten Januari en niet voordat ten minste een jaar is verstreken sedert den dag, waarop het genomen is. Het centraal orgaan belast zich in dien tijd met de afwikkeling der zaken. Verzonden 28 November 1933. 550 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1933. Bijlage no. 18. Bijlage no. 18. WIJZIGING van de verordening tot ver vanging van belastingbedragen, voor komende in de Wet op de Personeele Belasting 1896, door andere belasting bedragen (gemeenteblad no. 12 van 1930). Aan den Gemeenteraad. Bij de wet van 28 Juli 1933 (Staatsblad no. 388) tot wijziging en aanvulling van de artikelen 31 bis, 31 duo- decies en 63 der Wet op de Personeele Belasting 1896. is o. a. artikel 31 duodecies dier wet zoodanig aange vuld, dat thans bij gemeenteverordening kan worden bepaald, dat de perceelen of gedeelten van perceelen, uitsluitend dienende tot uitoefening van het bedrijf van houder van een koffiehuis, restaurant of andere inrich ting tot het gebruiken van spijzen en dranken tegen be taling, kunnen worden gelijkgesteld met a. hetzij met perceelen of gedeelten van perceelen, vallende onder artikel 11, 2, letter a b. hetzij met die, vallende onder artikel 11, 3, eerste lid, letter a. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zal de personeele belasting voor café's, hotel- en restau rantbedrijven en andere inrichtingen tot het gebruiken van spijzen en dranken tegen betaling, naar de grond slagen huurwaarde en meubilair worden berekend in het geval onder a naar 1/;5 der belastbare huurwaarde en de waarde van meubilair en stoffeering dier per ceelen of gedeelten van perceelen en in het geval onder b naar 2/3 dier waarden. Een en ander geldt uiteraard niet voor perceelen of gedeelten van perceelen uitslui tend dienende voor logement, omdat voor deze reeds krachtens artikel 11, 2, letter a, der wet die waarden voor i/g worden belast. De terzake ingekomen adressen van den Frieschen Bond van Hotel-, Café- en Societeitbouders, gevestigd te Leeuwarden, en van de Afdeeling Friesland van den Nederlandschen Bond van Werkgevers in het hotel-, restaurant- en cafébedrijf en aanverwante bedrijven, ..Horecaf", gevestigd te Leeuwarden, zijn in onze han den gesteld om praeadvies. Voorts zijn nog ingekomen een nadere toelichting op het adres van eerstgenoemden bond, alsmede een schrijven van de Kamer van Koop handel en Fabrieken voor Friesland. In deze adressen wordt de wenschelijkheid van ver mindering van den druk der personeele belasting voor hotels, café's en restaurantbedrijven betoogd, zulks wegens de onbillijke werking der bestaande bepalingen, welke, naar in meergenoemde adressen tot uitdrukking komt, door de minder goeden gang van zaken in ge noemde bedrijven als gevolg van de huidige economische omstandigheden, te sterker wordt gevoeld. Evenwel dienen bij de beoordeeling van deze zaak de financiëele gevolgen voor de gemeente van een der gelijke verlaging van belasting niet uit het oog te wor den verloren, weshalve wij hebben nagegaan welk be drag aan inkomsten de gemeente zal derven, wanneer de hierbedoelde perceelen of gedeelten van perceelen worden gelijkgesteld met die bedoeld in artikel 11, 3, eerste lid, letter a, der wet op de Personeele Belasting 1896, dus in het geval, dat genoemde bedrijven voor 2/3 van de huurwaarde en de waarde van meubilair en stoffeering worden belast. Blijkens een bij de stukken overgelegde berekening, die volgens eigen taxatie is opgezet, zal een besluit in dien zin een verlies van on geveer 12.000.aan inkomsten beteekenen. Belasting van genoemde waarden tot x/3 zou dus de ontvangsten met een belangrijk hooger bedrag doen verminderen, hetgeen wij in de gegeven omstandigheden, nu bij de samenstelling der begrooting voor 1934 met zeer be langrijke tegenvallers rekening moet worden gehouden, niet mogelijk achten. Hoewel wij dus eenerzijds met de adressanten van oordeel zijn, dat een verlichting van den druk der per soneele belasting op hunne bedrijven billijk mag worden geacht, kunnen wij anderzijds niet verder gaan met ons voorstel, dan in verband met de noodzakelijke inkom sten der gemeente toelaatbaar is te achten. Ingevolge het bepaalde in artikel 31 duodecies, 4, der meergenoemde wet zijn verordeningen ingevolge 1 en 2 van dit artikel eerst van kracht met ingang van het belastingjaar, dat aanvangt, nadat sedert de vaststelling der verordening vier maanden zijn ver- loopen. Artikel 4 van de bovenaangehaalde wijzigings wet geeft gelegenheid om een verordening als bedoeld in het nieuwe 2e lid van 2 van artikel 31 duodecies nog met ingang van 1 Januari 1934 in werking te doen treden. Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor te be palen, dat de betrokken perceelen of gedeelten van per ceelen voor de heffing der personeele belasting worden gelijkgesteld met perceelen of gedeelten van perceelen, vallende onder artikel 11, 3, eerste lid, letter a, der Wet op de Personeele Belasting 1896. waartoe wij U de hierna onder A afgedrukte ontwerp-verordening tot wijziging der "verordening tot vervanging van belas tingbedragen, voorkomende in de wet op de personeele belasting 1896, door andere belastingbedragen (ge meenteblad no. 12 van 1930)", ter vaststelling aan bieden. Bij dezelfde wet van 28 Juli 1933 (Stbl. no. 388) is eveneens een wijziging aangebracht in artikel 31 bis, 4, letter b, der wet, waar n.l. ten opzichte van de hef fing van belasting van motorrijtuigen in plaats van minder dan 2000. 2.— voor elke geheele som van 100. moet worden gelezen minder dan 2000. 2.r— voor elke geheele som van 100. doch ten minste f 8. Dit laatste bedrag van 8. dat nu in de wet is opgenomen, komt derhalve ook niet voor in de veror dening, vastgesteld bij Raadsbesluit van 15 Juli 1930. tot vervanging van belastingbedragen, voorkomende in de wet op de Personeele Belasting 1896. door andere belastingbedragen (gemeenteblad no. 12 van 1930). Aanvulling van deze verordening met een als minimum te heffen bedrag, hetwelk in het systeem van de veror dening dan in plaats van 8. 11.20 zal moeten be dragen, is dus noodig. Echter valt een dergelijk besluit onder de volledige werking van 4 van artikel 3\duo- decies der wet en het had derhalve, om op 1 Januari a.s. in werking te kunnen treden, moeten zijn vastgesteld voor 1 September j.l. De inwerkingtreding van deze wijziging wordt derhalve verschoven tot 1 Januari 1935, hetgeen intusschen op de opbrengst der belasting van uiterst geringen invloed zal zijn. Wij stellen U daarom voor bedoelde verordening in bovenvermelden zin aan te vullen, waartoe wij U het onder B afgedrukte ontwerp-besluit ter vaststelling aanbieden. De Financiëele Commissie, over deze wijzigingen gehoord, verklaarde blijkens haar hierbij overgelegd rapport zich met ons voorstel te kunnen vereenigen. Leeuwarden. 19 December 1933. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA. Burgemeester. E. SCHOTMAN. Secretaris. 551

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1933 | | pagina 249