32 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1934. BIJLAGE NO.9. BIJLAGE NC.9. Aan den Gemeenteraad. Van het bestuur van het Nieuwe Stads 'eeshuis alhier is ingekomen een verzoek om alsnog in het genot te worden gesteld van de gemeentelijke vergoeding,bedoeld in artikel 101,1e lid,der Lager Onderwijswet 1920,over het dienstjaar 1930,ten behoeve van hare,met ingang van 1 September 1930 opgeheven,school voor gewoon lager onderwijs Jacobijner Kerkhof 1. Bij Uw besluit van 28 December 1933 no.442R/231 is deze vergoeding over 1930 voor onderscheidene schoolbesturen vastgesteld,berekend voor een school voor gewoon lager onderwijs,naar een bedrag van f 18.69 per leerling. De bovenvermelde school is opgeheven met ingang van 1 September 1930,zoodat de vergoeding voor deze school slechts tot dat tijdstip of over 8 maanden kan worden toegekend. Voor de berekening moet,ingevolge Koninklijk Besluit van 29 November 1930 no.91,bovendien gebruik wor den gemaakt van het aantal leerlingen,gelijk aan het ge middelde van de aantallen op 16 Maart en 16 Juni,welk ge middelde voor bovengenoemde school 40 bedraagt. De vergoeding beloopt alzoo 2/3 van 40 x f 18.69 of f 498.40. Het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis heeft tevens toekenning verzocht van de gemeentelijke bijdrage ex art. 102,1e lid,L.o.wet over het dienstjaar 1930 voor den ver volgcursus voor jongens,gegeven in de school Jacobijner Kerkhof l,voor 25 leerlingen. Bij Uw besluit dd.28 December 1933 no.443R/233 is aan het bestuur der R.K.Schoolvereeniging en aan het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs,alhier, een bijdrage over 1930 toegekend,berekend naar een bedrag van f 55«98 per leerling. Bij de toekenning van de bijdrage aan het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis moet evenwel van den gewonen regel worden afgeweken. Dit bestuur heeft van 1 October 1929 tot 1 April 1930 een cursus voor ver volgonderwijs voor jongens gegeven,welke,-zooals blijkt uit het hierbij overgelegde leerplan en lesroostep-vol- deed aan de eischen,gesteld in artikel 21,3e en 5e lid,der L.O.wet. In het najaar van 1930 is evenwel geen nieuwe cursus weer aangevangen,zoodat in het jaar 1930 slechts gedurende 3 maanden of 96 uren vervolgonderwijs is gege ven en dus niet is voldaan aan het bepaalde in art.21,lid 2, Teneinde echter,evenals in andere soortgelijke gevallen is geschied,het bestuur toch voor de bovenbedoelde bij drage in aanmerking te doen komen,stellen wij U voor,dit vervolgonderwijs,gegeven in 1930,aan te merken als de helft van een cursus,in welk geval ook met de helft van het wettelijk bepaalde minimum aantal lesuren,n.1.75,kan worden volstaan en dus de bijdrage tot op de helft kan worden toegekend. Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten: "a.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1934 | | pagina 197