arbeid wordt verricht, in welk geval zorg gedragen
wordt, dat deze zooveel mogelijk wordt beperkt;
c. voor ambtenaren, die in doorloopenden dag-,
nacht- en Zondagsdienst arbeid verrichten, bedraagt de
werktijd gemiddeld 42 uur per week en ten hoogste
168 uur in 4 achtereenvolgende weken.
3. De ambtenaar heeft in den regel recht op een
rusttijd van ten minste 12 achtereenvolgende uren tus
schen twee dagelijksche werktijden.
4. De ambtenaren, behalve die bedoeld in het tweede
lid onder c, hebben recht op een onafgebroken rust
periode per week van ten minste 40 uren, waarin zoo
mogelijk steeds het etmaal van den Zondag moet vallen.
Art. 23.
Indien bij de uitvoering van eenig werk buiten de
gewone plaats van den arbeid de afstand tusschen dit
werk en de woning van den ambtenaar, volgens het
oordeel van het betrokken hoofd van den tak van dienst,
te groot is, zal, tenzij een andere regeling wordt ge
troffen, de middagrusttijd ten behoeve van het gaan
naar en het komen van het werk evenredig verlengd
worden en die verlenging door de gemeente als werk
tijd worden betaald.
Art. 24.
1Door of van wege het hoofd van den tak van
dienst kan den ambtenaar worden opgedragen werk
zaamheden in overwerk te verrichten.
2. Onder overwerk wordt verstaan het verrichten
van arbeid op uren vallende buiten en komende boven
de uren, aangegeven op de werkroosters.
3. Het opdragen en maken van overwerk zal zoo
veel mogelijk vermeden worden.
Art. 25.
1. Als feestdagen worden beschouwd
de tweede Paaschdag;
de Hemelvaartsdag;
de tweede Pinksterdag;
de beide Kerstdagen;
de Nieuwjaarsdag;
de dag, waarop de verjaardag van H. M. de Koningin
wordt gevierd en iedere andere dag, die daarenboven
als zoodanig door Burgemeester en Wethouders wordt
aangewezen.
2. Bovendien wordt voor den betrokken ambtenaar
als feestdag beschouwd één vrije dag per jaar, mits hij
ten minste één week tevoren aan het hoofd van den
betrokken tak van dienst heeft kennis gegeven, dat de
vrije dag door hem gewenscht wordt.
3. Een Zondag of een feestdag wordt, deze laatste
voor zoover hij langer duurt dan een namiddag, geacht
te beginnen te middernacht tusschen dien en den daar
aan voorafgaanden dag en te eindigen 24 uur daarna.
Art. 26.
1Behoudens het bepaalde in het tweede lid wordt
in deze verordening onder nacht verstaan de tijd tus
schen s namiddags 10 uur en het uur, bepaald voor den
aanvang van de dagtaak van den volgenden dag, met
dien verstande dat de nacht tusschen een Zon- of feest
dag en den daaraan voorafgaanden werkdag gerekend
wordt even lang te zijn als die tusschen de beide daar
aan voorafgaande werkdagen.
2. Voor administratief personeel wordt onder nacht
verstaan de tijd tusschen des namiddags 10 uur en des
voormiddags 6 uur.
HOOFDSTUK VI.
Bezoldiging.
Art. 27.
1De bezoldiging der ambtenaren wordt bij afzon
derlijke verordening door den Raad vastgesteld.
2. Bij aanstelling of bevordering in rang wordt het
minimum der aan den rang verbonden bezoldiging toe
gekend. In bijzondere gevallen kan daarvan worden
afgeweken.
3. Bij gebleken geschiktheid, ijver en toewijding
worden de jaarwedden der ambtenaren overeenkomstig
de bepalingen der betrekkelijke verordening verhoogd
totdat het maximum is bereikt.
4. Bevordering tot hoogeren rang heeft steeds ver
hooging van bezoldiging tengevolge; is het minimum
der bezoldiging van den nieuwen rang gelijk aan of
minder dan de door den bevorderde in zijn vorigen
rang genoten bezoldiging, zoo wordt reeds dadelijk een
periodieke verhooging toegekend, totdat aan de bepa
ling, in den aanvang van dit artikel gesteld, is voldaan.
5. De regeling der bezoldiging van tijdelijk aange
steld personeel geschiedt door Burgemeester en Wet
houders, met dien verstande dat bij de aanstelling geen
lagere bezoldiging mag worden toegekend dan het mi
nimum van de aan den betrekkelijken rang verbonden
jaarwedde.
6. Indien de tijdelijke dienst langer dan een jaar
duurt of onmiddellijk wordt gevolgd door een vaste
aanstelling in denzelfden rang. wordt voor de bereke
ning van het aantal toe te kennen periodieke verhoo
gingen de in tijdelijken dienst boven den leeftijd van
20 jaar doorgebrachte tijd in rekening gebracht.
7. Dienstjaren, ook tijdelijke, elders in een naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders zelfde be
trekking doorgebracht tellen, indien zij onmiddellijk
worden gevolgd door de aanstelling, bij het toekennen
van periodieke verhoogingen mede.
8. De verhooging van jaarwedde gaat in met den
eersten dag van de maand volgende op den volbrachten
eenjarigen diensttijd tenzij de diensttijd op den eersten
dag der maand volbracht zij; in dat geval gaat zij op
dien datum in.
Art. 28.
1. Behoudens het bepaalde in het vierde lid ont
vangt een ambtenaar, indien hij buiten het geval van
vacantie een ambtenaar in hoogeren rang vervangt,
daarvoor gedurende den tijd der vervanging, indien
deze ten minste een maand onafgebroken heeft ge
duurd, een vergoeding, overeenkomende met het ver
schil tusschen zijn wedde en de wedde, die hij zou ont
vangen als hij overeenkomstig de bepalingen dezer
verordening vast in dien hoogeren rang zou zijn aan
gesteld.
2. De regeling, vervat in het eerste lid, is niet van
toepassing bij vervanging door een hoofd van dienst.
Bij een zoodanige vervanging zal voor elk geval de
vergoeding door den Raad worden bepaald.
3. Indien de vervanging slechts gedeeltelijk ge
schiedt, wordt het bedrag der vergoeding door Burge
meester en Wethouders vastgesteld.
4. Aan den ambtenaar op weekloon, die is aange
wezen om een betrekking waar te nemen, aan welke
een hoogere bezoldiging is verbonden dan aan zijn eigen
functie, wordt gedurende den tijd der waarneming
boven zijn bezoldiging uitgekeerd het verschil tusschen
het minimum van zijn eigen bezoldiging en de minimum
bezoldiging van hem, dien hij vervangt.
5. De ambtenaren, die den gemeente-secretaris en
den gemeente-ontvanger vervangen, verliezen gedu
rende het tijdvak, waarin zij krachtens de Gemeentewet
aanspraak kunnen maken op de aan genoemde ambten
verbonden jaarwedde, het recht op uitbetaling van het
aan hun eigen rang verbonden salaris.
Art. 29.
1. Wanneer aan een ambtenaar overwerk wordt
opgedragen, zal hem daarvoor boven zijn gewone be
zoldiging, tot uurloon herleid, ten minste worden be
taald