2. Wenschen Burgemeester en Wethouders of de
betrokken ambtenaar in een bepaald geval met zoo
danige verklaring geen genoegen te nemen, dan kan
in de plaats van deze verklaring treden de verklaring
van een commissie van geneeskundigen die commissie
wordt samengesteld uit drie leden, waarvan een wordt
aangewezen door den ambtenaar en een door Burge
meester en Wethouders, terwijl deze twee leden te
zamen een derde lid aanwijzen; worden deze twee leden
het niet eens over de aanwijzing van een derde lid, dan
geschiedt deze door den Voorzitter van het Scheids
gerecht. De kosten van laatstgenoemde verklaring zijn
voor rekening van den aanvrager.
Art. 53.
De ambtenaar, die wegens ziekte zijn dienst moet
verzuimen, is verplicht, indien Burgemeester en Wet
houders zulks verlangen, zich onder controle te stellen
van een door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen geneeskundige.
Art. 54.
Het ziektegeld, eventueel de normale kosten van
genees- en heelkundige behandeling en de vergoeding
van de kosten voor opneming in een ziekenhuis, sana
torium of andere verplegingsinrichting, worden niet uit
gekeerd, indien
a. de ambtenaar weigert zich te onderwerpen aan
een onderzoek door een door Burgemeester en Wet
houders aangewezen geneeskundige
b. de ambtenaar weigert om andere dan zijne ge
wone werkzaamheden, hem in overleg met een gemeen
telijken geneeskundige opgedragen, te verrichten
c. de ziekte een rechtstreeksch gevolg is van drank
misbruik of wangedrag
d. blijkt, dat de ziekte is voorgewend
e. de ambtenaar de hem gegeven geneeskundige
voorschriften niet in acht neemt, waartoe behoort om
zich op kosten der gemeente te laten opnemen in een
ziekenhuis of sanatoriumde ambtenaar blijft echter
vrij in de keus om al of niet een operatie te ondergaan.
Art. 55.
1. De gehuwde vrouwelijke ambtenaar, zwanger
zijnde, is verplicht, onder overlegging van eene genees
kundige verklaring, verlof aan te vragen door tusschen-
komst van het hoofd van dienst aan Burgemeester en
Wethouders, ingaande drie maanden voor het tijdstip,
waarop zij meent hare bevalling te mogen verwachten,
en eindigende twee maanden na de bevalling, welk
verlof door Burgemeester en Wethouders wordt ver
leend zonder korting op hare bezoldiging.
2. In buitengewone gevallen kunnen Burgemeester
en Wethouders de regeling van het vorige lid van toe
passing verklaren op ongehuwde vrouwelijke ambte
naren.
Art. 56.
1. Wanneer een vast ambtenaar, die kostwinner is,
overleden is. wordt aan degene(n), voor wie(n) hij
kostwinner was, een uitkeering gegeven, gelijk aan de
bezoldiging van den overledene over een tijdvak van
drie maanden, verminderd met de schadeloosstelling,
bedoeld in artikel 19, le lid, 2° der Ongevallenwet
1921.
2. Bij overlijden van een tijdelijk ambtenaar, korter
dan een jaar in dienst, die kostwinner is, bedraagt de
uitkeering, in het eerste lid bedoeld, 1/52 van het jaar
loon voor elke volle maand, dat de ambtenaar in dienst
der gemeente is geweest, met een minimum van 4/52
van het jaarloon.
3. Tijdelijke ambtenaren, die kostwinner zijn en
langer dan een jaar in dienst der gemeente zijn, worden
voor de toepassing van dit artikel met vaste ambtenaren
gelijkgesteld.
4. Heeft de ambtenaar, in het eerste lid bedoeld,
een dienstwoning, dan blijft deze ter beschikking van
zijn gezin over een tijdvak als in dat lid genoemd, tenzij
het dienstbelang eerder ontruiming eischt, in welk geval
daarvoor een redelijke vergoeding wordt toegekend.
HOOFDSTUK IX.
Einde van de dienstbetrekking.
Art. 57.
1. De dienstbetrekking eindigt door overlijden of
door ontslag.
2. Voor den ambtenaar, aangesteld voor een be
paald tijdvak, eindigt de dienstbetrekking door verloop
van den tijd, waarvoor hij is aangesteld.
3. Bij de kennisgeving, aan den tijdelijken ambte
naar, van zijn ontslag wordt een termijn van vier we
ken, onderscheidenlijk een maand, in acht genomen
voor den vast aangestelden ambtenaar bedraagt deze
termijn twee maanden. In deze kennisgeving worden
de redenen van het ontslag vermeld.
De ambtenaar kan kosteloos een afschrift bekomen
van de beschikking, waarbij hij is ontslagen.
4. Voor opzegging van de zijde van den ambtenaar
gelden dezelfde termijnen als die, in het vorige lid
genoemd.
5. Met onderling goedvinden kan van de in dit
artikel genoemde termijnen worden afgeweken.
Art. 58.
1. Eervol ontslag wordt verleend door dengene, die
den ambtenaar heeft aangesteld, zulks onverminderd
het bepaalde in artikel 65.
2. Het kan worden gegeven
a. op verzoek van den ambtenaar
b. wegens het bereiken van den leeftijd, waarop de
ambtenaar voor ouderdomspensioen in aanmerking
komt
c. wegens ongeschiktheid voor zijn betrekking. In
dien deze ongeschiktheid het gevolg is van ziels- of
lichaamsgebreken, moet zij blijken uit een mededeeling
als bedoeld in art. 77 der Pensioenwet 1922 (Staatsblad
no. 240), tenzij door gebrek aan medewerking van de
zijde van den ambtenaar het vereischte geneeskundige
onderzoek geen plaats heeft kunnen vinden
d. indien de werkzaamheden van een ambtenaar
overbodig zijn geworden wegens opheffing van zijn be
trekking of wegens verandering in de inrichting van het
dienstvak, waarbij hij werkzaam is
e. in het geval bedoeld in artikel 64, sub g
f. op grond van revolutionnaire gezindheid.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan
voorts eervol ontslag worden verleend aan den ambte
naar, die lid is van eene vereeniging, waarvan de Voor
zitter van den Raad van Ministers ingevolge artikel 97b
van het Algemeen Rijksambtenarenreglement verklaard
heeft, dat zij om de doeleinden, die zij nastreeft, of de
middelen, die zij aanwendt, ten aanzien van den amb
tenaar in 's Rijksdienst de behoorlijke vervulling van
zijn plicht als ambtenaar kan in gevaar brengen of
schaden, of die op eenigerlei wijze medewerking of
steun verleent aan eene zoodanige vereeniging of aan
van haar uitgaande actie.
4. Bij ontslag op grond van ongeschiktheid, anders
dan tengevolge van ziels- of lichaamsgebreken, kan het
gezag, dat den ambtenaar heeft aangesteld, een naar
billijkheid te bepalen vergoeding toekennen, hetzij als
som ineens, hetzij als periodiek uit te keeren bedrag.
5. Aan den eervol ontslagen ambtenaar wordt, op
zijn verzoek, door het hoofd van den tak van dienst,
of, indien het dezen betreft, door Burgemeester en
Wethouders, een getuigschrift afgegeven, volgens een
door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model.