223
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden 193U* BIJLAGE NO. 108.
BIJLAGE NO. 108.
Aon den Gemeenteraad.
Bij de aanbieding van de ontwerp-begrootingen voor 193^
(bijlage no. 3 v'an dat jaar) deelden wij met betrekking tot
het bewaarschoolonderwijs mede,te zullen onderzoeken of dit
onderwijs, hetwelk jaarlijks een aanzienlijk bedrag uit de
gemeentekas vraagt, niet op goedkoopere wijze kon worden
ingericht, waarbij dan tevens de noodzakelijkheid van hand
having van den cursus voor bewaarschoolonderwijzeressen onder
de oogen zou worden gezien.
Tijdens de behandeling van bedoelde begrootingen gaf Uw
medelid, de heer Feitsma, te kennen, dat hij bij het betref
fende hoofdstuk een voorstel tot opheffing der bewaarscholen
zou indienen. In verband met de hierover toen nader gevoerde
besprekingen en met het door ons in uitzicht gestelde onder
zoek betreffende dit onderwijs, werd evenwel niet dat voor
stel, maar een voorstel van de heeren Feitsma en Terpstra
ingediend, waarbij werd verzocht "bij het beloofde onderzoek
ook onder de oogen te zien de vraag van eventueele overdracht
van dit onderwijs aan het particulier initiatief, zoo noodig
met eenige subsidie per leerling". Na de verklaring van den
Voorzitter, dat er van de zijde van ons College geen bezwaar
bestond aan het verzoek te voldoen, werd dit laatste voorstel
voor kennisgeving aangenomen.
Alvorens ons standpunt in dezen te bepalen, hebben wij
omtrent deze aangelegenheid het gevoelen van de Commissie
voor de gemeentelijke bewaarscholen ingewonnen, haar daarbij
mededeelend, dat wij wenschten na te gaan of dit onderwijs
op minder kostbare wijze zou kunnen worden ingericht, dan
wel of opheffing van de gemeentelijke zorg op dit gebied
toelaatbaar ware. Bij dit laatste sloot dan de vraag aan, of
bij eventueele opheffing subsidiëering van particuliere be
waarscholen aanbeveling zou verdienen.
Uit het advies, dat U bij de stukken gelieve aan te
treffen, blijkt, dat de grootst mogelijke meerderheid der
Commissie met betrekking tot de vraag of opheffing van de
gemeentelijke zorg ten aanzien van het bewaarschoolonderwijs
toelaatbaar is, op het standpunt staat, dat de gemeentelijke
bewaarscholen niet kunnen worden gemist en dat de overheid
zich derhalve niet aan het geven van dit onderwijs mag ont
trekken. De Commissie wijdt daaraan verder geen beschouwingen,
nu nog betrekkelijk kort geleden (bijlage no. I}, van 1929)
deze vraag uitvoerig is overwogen en besproken, en Uwe
Vergadering zich toen heeft vereenigd met de conclusie der
Commissie, dat dit gemeentelijk onderwijs, het zij dan mis
schien niet strikt noodzakelijk, toch in elk geval in de
samenleving hoogst wenschelijk is en daaruit moeilijk kan
worden gemist. Hiermede werd derhalve uitgesproken dat het
geven van dit onderwijs tot de taak van de overheid behoort,
een uitspraak, waaraan naar onze meening ook thans nog de
zelfde w:aarde moet worden toegekend. Ons College acht het
namelijk, ten volle lettend op de ongunst der tijden en er
kennend de noodzakelijkheid^ dientengevolge, van inkrimping
van de gemeentelijke bemoeiingen, niet verantwoord om een
instituut als het gemeentelijke bewaar schoolonderwijs een
voudig op te heffen, zoolang dit om financiëele redenen
niet absoluut onvermijdelijk is. Bovendien houde men in het
oog, dat bij opheffing wachtgeld aan de onderwijzeressen moet
worden uitgekeerd en dat, bij een subsidie van eenige betee-
kenis per leerling of per klasse aan niet-gemeentelijke be
waarscholen, in totaal dus niettemin een belangrijke uitgave
van de gemeentekas zal worden gevorderd.