303
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeente
raad van Leeuwarden,1934. BIJLAGE NO.159-
BIJLAGE NO.159-
Aan den Gemeenteraad.
loen in Uwe vergadering van 8 Mei jl.de uitgifte in
erfpacht van een gedeelte van het z.g.Deliplein werd be
handeld,kwam daarbij ook de vraag ter sprake,of de grond
prijzen, v,'elke gediend hebben als bases der erfpachtscanons
van in de omgeving van dat terrein gelegen perceelen, zijn
vastgesteld met het oog op &-n plantsoen dat ter plaatse
van het Deliplein zou worden aangelegd.
'Nare dit het geval geweest,dan zouden,zoo meende men,die
canons,nu daar geen plantsoen doch een bebouwing is geko
men, te hoog zijn en mitsdien alsnog verlaagd behooren te
worden.
De besprekingen leidden tot een voorscel van Uwe medeleden,
de heeren 00STERH0FF en VROMEN,hetwelk als volgt luidde:
"Ondergeteekenden verzoeken Burgemeester en Yi/ethouders
te onderzoeken in hoeverre er reden is tot herschatting
van de waarde van den canon van de in erfpacht uitgegeven
perceelen aan het voormalig Deliplein in verband met de waar
de van den canon van daarbij gelegen gelijkwaardig te
achten gronden." Dit voorstel werd aangenomen,na toezegging
onzerzijds dat het resultaat van het bedoelde onderzoek
nader aan Uwen Raad zou worden medegedeeld.
Het is niet noodip dat wij,aan dit laatste gevolg geven
de, hier opnieuw treden in de vraag of en -waarom er ter
plaatse van het vroegere Deliplein al dan niet een plant
soen moest komen.
Dh- aangelegenheid toch is sinds lang uitgemaakt en boven
dien reeds eerder uitvoerig in Uwe Vergadering besproken.
Zij gaat trouwens buiten de onderwerpelijke quaestie om,
aangezien die zich hiertoe beperkt,of de prijzen van de
gronden rondom het Deliplein voor de erfpachtsuitgifte
hooger gesteld zijn omdat daar een plantsoen zou komen,
zoodat zij dus op een Lagere som bepaald zouden zijn gewor
den, -wanneer- "overeen plantsoen daar ter plaatse nooit zou
zijn gedacht. In overeenstemming met hetgeen dienaangaande
onzerzijds reeds op 8 Mei jl.werd opgemerkt (zie Handelin
gen 1934 bl.104)heeft het nadere onderzoek uitgewezen,dat
een hoogere taxatie van de bedoelde terreinen in verband
met een of ander plantsoen nimmer heeft plaats gehad. Het
kon ook moeilijk anders,immers,op 22 December 1925 had
onze Voorzitter in de openbare vergadering van Uwen Raad
met zoovele woorden te kennen gegeven,dat het college van
Burgemeester en YVethouders ter plaatse van het Deliplein
geen plantsoen wenschte,maar dat het terrein bij het toen
aan de orde zijnde stratenplan,waarmede het plantsoen niet
te maken had,wel open kon blijven liggen. Er werd toen
geenerlei beslissing genomen,of daar al dan niet een plant
soen zou komen.(Zie Handelingen 1925,bl.390 e.v.)
Bij den exploitatie-opzet van de terreinen is dan ook,wat
de berekening van den grondprijs betrof,een eventueele
plantsoenaanleg buiten beschouwing gelaten. De kosten van
het stratenplan zelve leidden tot een grondwaarde van,
voor de meest gegadigde bouwblokken,ten minste f 7.- per 1/12.
Het zou,gelet'op het bovenstaande,niet alleen zeer on
gerijmd,maar ook in strijd met de feiten zijn om aan te
nemen,dat ons college,dat reeds eind 1925 tegen plantsoen-
aanleg op het Deliplein gekant was en dien grond buiten
de berekening van straataanleg en grondprijzen had gelaten,
bij de voorstellen tot uitgifte in erfpacht in 1926,1927 en
1928 met dat plantsoen wèl rekening zou hebben gehouden.