439
440
Bijlade tot het verslas der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1934. BIJLAGE ITO.172.
III.lagere batige saldi uit bedrijven:
a. electriciteitbedrijf f 75«582.84
b. grondbedrijf 3.762.11
c. gasfabriek 20.811.39
d. openbaar slachthuis 4.228.54
IV.hoogere nadeelige saldi uit bedrijven:
a. woningbedrijf f 17.184.54
b. reinigingsbedrijf 11 4.571.23
tr.f 424.834.23
104.384.88
21.755.77
V/ij merken op,dat wij voor het bepalen
van het hoogere of lagere saldo hebben aan
genomen het verschil tusschen de saldi der
paragrafen,waarin de ontvangsten en uit
gaven der bedrijven zijn ondergebracht;
derhalve niet uitsluitend de winst- of
verliesposten.
V.lagere opbrengst 48 opcenten dividend
en tantièmebelasting 10.000.00
Tezamen rond f 561.000.-
Tot toelichting van de hierboven sub I tot en met V in
cijfers uitgedrukte oorzaken van het aanvankelijke tekort,
waarbij wij ons tot de hoofdzaken hebben bepaald,moge nog
het volgende dienen.
Ad I. Omtrent de oorzaken van het nadeelig saldo op den
dienst 1933 geven de volgende cijfers een overzicht:
a. toeneming van de kosten van armenzorg en steunverleening
f 121.332.43
b. lagere voordeelige saldi uit bedrijven:
1. electriciteitbedrijf f 27.066.30
2. grondbedrijf 6.714.03
3. gasfabriek 955*94
34.736.27
c. hoogere nadeelige saldi uit bedrijven:
1. woningbedrijf f 6.327.06
2. reinigingsbedrijf 13-786.70
d. mindere opbrengst van verschillende be
lastingen na aftrek van hoogere opbrengst
van enkele andere belastingen 9«350.14
Tegenover deze bedragen stonden vermeerdering en vermin
dering van ontvangsten en uitgaven op allerlei gebied,waar
door ten slotte een nadeelig saldr ontstond van f 72.181.16.
Wij bepalen ons ook hier tot een globale aanduiding van
enkele ongunstige factoren,die hun invloed op de resultaten
over 1933 deden gelden,omdat het binnen het bestek van dezen
aanbiedingsbrief niet mogelijk is daarvan een uitgebreid
overzicht te geven.
Ad II. a. wijziging van de Wet van 15 Juli 1929 (Stbl.
no.388) regelende de financie'ele verhouding tusschen het
Rijk en de Gemeenten.
Bij Koninklijke Boodschap van 13 Juli 1934 is bij de
Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend een wetsontwerp
tot wijziging van deze wet. In dat ontwerp wordt voorgesteld
een jaarlijksche verdeeling van de baten van het fonds door
daaruit aan de gemeenten een uitkeering,bestaande uit drie
bestanddeelen,te doen,zulks in tegenstelling derhalve met
het stelsel der in 1929 tot stand gekomen wet,waarbij
naast de uitkeering van een gedeelte van de jaarwedden van
den burgemeester en den'secretaris alleen een uitkeering
per inwoner werd gedaan,welke beide uitkeeringen voor een
tijdvak van vijf jaren werden vastgesteld. De voorgestelde
uitkeering voor het tijdvak 1 Mei 1935-30 April 1936, is
als volgt samengesteld:
20.113.76
Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad
van Leeuwarden,1934. BIJLAGE HO.172.
1.een uitkeering voor iederen inwoner,die is aangeslagen
in de gemeentefondsbelasting,bedragende,al naar gelang de
gemeente is gerangschikt in de le, "e of 3e klasse voor die
belasting, f 1.-, f 3*- of f 5»- per aangeslagene. Deze
uitkeering treedt in de plaats van de uitkeering van de
opbrengst der gemeentefondsbelasting in een bepaalde gemeen
te tengevolge van de classificatie in 2e of 3e klasse,terwijl
de uitkeering van f 1.- per aangeslagene aan in de le klasse
gerangschikte gemeenten het gevolg is van een bij dit wets
ontwerp voorgestelde wijziging in het tarief dezer belasting.
Het z.g.classificatieverschil is derhalve gefixeerd op een
bedrag per aangeslagene. Wij verwijzen hiervoor verder naar
de toelichting bij volgnummer 153 der begrooting.
2.een uitkeering (thans ingevolge art.der wet van
1929) van een gedeelte van de jaarwedden van den burgemeester
en den secretaris tot een maximum van 75$ van de op 1 Janu
ari 1935 geldende regeling,echter tot een maximum van
f 3*000.- (zie volgno.4).
3.een uitkeering per inwoner (thans ingevolge art.3,b
der wet van 1929),te bepalen aan de hand van een formule,
waarin een inkomsten- en een uitgavenfactor zijn verwerkt.
Volgens de thans bestaande wet wordt de inhoud van het
fonds in hoofdzaak verdeeld door toepassing van een formule,
waarin de inkomstenfactor wordt bepaald naar het belastbaar
inkomen per aangeslagene en per inwoner der gemeente en
waarin de uitgavenfactor wordt voorgesteld door de jaarlijks
ten laste der gemeente blijvende kosten van politie,van
lager onderwijs (voor zoover deze als verplichte uitgaven
door de Lager Onderwijswet 1920 op de gemeenten worden ge
legd) en van armenzorg met inbegrip van de voorzieningen
ter zake van de werkloosheid.
In de nieuwe verdeelingsformul^e is getracht door een
wijziging van den inkomstenfactor de belastingcapaciteit
van de gemeenten zooveel mogelijk weer te geven,terwijl in
den uitgavenfactor de uitgaven ten behoeve van de voorzie
ningen ter zake van de werkloosheid worden uitgeschakeld.
Volgens een,als bijlage bij het wetsontwerp gevoegden,
staat zal de uitkeering per inwoner over het uitkeerings-
jaar 1935/1936 vermoedelijk dalen van f 12.22299 (d.i.het
bedrag per inwoner na de kortingswet van 22 December 1935»
Stbl.no.716) tot f 5*43570. Door opneming van een garantie
bepaling in het wetsontwerp wordt het nadeelig verschil
tusschen het bedrag der uitkeering over 1934/1935 en dat
voor 1935/1936 over tien jaren verdeeld.
Voor het dienstjaar 1935,waarin 3/4 van de uitkeering,
volgens de nieuwe formule berekend,zal worden verantwoord,
beteekent dit voor Leeuwarden een nadeel van f 36.208.07*
b.wetsontwerp tot instelling van een werkloosheidssub-
sidiefonds.
Bij Koninklijke Boodschap van 18 September 1934 is inge
diend een wetsontwerp tot instelling van een werkloosheids-
subsidiefonds, waaruit de gemeenten bijdragen zullen kunnen
ontvangen in de kosten van steunuitkeeringen aan werkloozen
en arbeidsloonen,betaald bij werkverschaffing aan werkloozen.
Als inkomsten van dit fonds worden o.m.een aantal belasting
opbrengsten aangewezen,welke tot dusver behoorden tot het
belastinggebied der gemeenten.
Behalve een jaarlijks bij de Rijksbegrooting vast te
stellen bijdrage uit 's Rijks kas en het eventueel batige
saldo van het fonds over het vorig dienstjaarzullen in het
fonds worden gestort: